Op de derde dinsdag in september - tis al weer enige maanden geleden, ik geef ‘t toe - werd het nieuwe parlementaire jaar geopend met de traditionele Troonrede. Er werden ons weer ‘koei met gouw hoorns’ beloofd. Het zal allemaal wel. Mijn pensioen is nog steeds hetzelfde; ik mocht nog van geluk spreken dat er niet op gekort was, volgens de uitkeringsinstantie. De boodschappen en ook het bier – nie onbelangrijk tijdens deus carnavalsdagen – zijn duurder geworden. De eerste ‘gele hesjes’ zijn al op het Vrijheidplein gesignaleerd, al was dat wel tijdens het plaatsen van de kerstboom.
Bij de Klaitrappers kennen ze ook zo’n jaarlijks ritueel. De opening van een nieuw carnavalsjaar noemen ze dat. Rond de elfde dag van de Slachtmaand, arriveert Prins Bies den Eerste dan bij Het Pleintje. Niet in een gouden koets maar op zunnen brommer, meej - het paste nog net - z’n eega M. achterop de buddyseat. Verschil moet er zijn niet waar? Daar wordt hij opgewacht door de leden van de Raad van Elf die niet alleen hun beste carnavalspak uit de mottenballen hebben gehaald maar ook allemaal, zonder uitzondering en geheel naar traditie, een fraai hoofddeksel dragen. De dames van de raadsleden hebben zich eveneens op hun paasbest uitgedost, hopend daarmee de testosteronhuishouding van het manvolk een beetje op te poken.
Behalve de raadsleden zijn natuurlijk ook de senatoren van de Klaitrappers aanwezig. Senatoren? vraagt u. Mijn grootvader zaliger Adriaan de Smid rookte vroeger sigaren van het merk Senator. Na eerst een teug van z’n borrel ouwe klare, lurkte hij daar genoeglijk aan en blies vervolgens esthetische kringentjes van rook door de huiskamer. Maar deze senatoren zijn van een ander kaliber. Het zijn de die-hards van het Vastenavond in Klaiendam. De Rooie Kees voorop, met in zijn kielzog Hans van Tinusse en Jan Peuk en sinds kort heeft ook Izak zich onder dit illuster gezelschap gemengd. Het zijn zo’n beetje de ministers van staat van het Klaiendamse carnaval. De éminence grise op de achtergrond, in meervoud dan.
De Boerenblaaskapel speelt het volkslied: de laatste nieuwe carnavalskraker. Het eerste vat carnavalsbier wordt ritueel aangeslagen en uiteraard geproefd, polonaises geoefend en een hoop onzin gesauweld door alle aanwezigen. Tot het moment suprême daar is: De Troonrede. Vol trots wordt door de pseudo koning de miljoenennota voorgelezen die hem even daarvoor door de minister van financiën van de Klaitrappers, Hans Sagt Tinuszoon, vanuit een diplomatenkoffertje gesponsord door Ballegooyen Modes, is overhandigd. Op vorstelijke toon maakt hij dan de toekomstplannen van zijn geachte carnavalsregering bekend, meestal met een vette knipoog naar het verleden. Want erg spectaculair en vernieuwend is dat allemaal niet hoor. Optocht, sauwelen, boerenbruiloft, kindermiddagen, raadsvergadering, u kent het wel. Het wordt de hoogste tijd voor weer eens wat nieuws, á lá, vooruit, de kinderwagenrace van destijds. Dat was tenminste lachen geblazen.
Het enige wat ontbreekt bij dit geweldige spektakel, is de balkonscene aan het eind. Daar waar de vorst en zijn bekoorlijke M. het enthousiaste publiek dat vervuld is van het carnavalsgevoel, vanuit de hoogte toezwaaien en kushandjes toewerpen. Dat is niet, zoals u wellicht zou denken, omdat Het Pleintje ten ene male een balkon ontbeert. Neen, dan hebt u het mis. Dat is namelijk omdat Prins Bies I bij de generale repetitie van dit programmaonderdeel, van de geïmproviseerde balkonstellage is geflikkerd. Volgens kwade tongen, vanwege een tamelijk onmatige proeverij van het carnavalsbier. Tja, tis me wa……
Ton Lensvelt
Bronnen
Clubblad De Voorzet jaargang 2012-2013, nummer 5