Stael

Stael, een regententraditie in Dussen

De herkomst van de geslachtsnaam Stael of Staal is moeilijk te duiden. Het kan zowel een patroniem, een metonymische beroepsnaam (afgeleid van een product geproduceerd door de eerste naamdrager) als een adresnaam zijn. Zo is er onder Nederhemert een perceelnaam bekend 'Het Staele Zand' (Navorscher, 1875, p.470). In een artikel over Roermondse schepenzegels is in de 15de eeuw sprake van verkoop 'een stael landts' (Nederlandsche Leeuw, jg 18, 1900, p.80). Omdat de oudste schrijfwijzes onder Dussen ook wel Staele is, zou de naam mogelijk afgeleid kunnen zijn van "dijkonderlaag of -fundament". De geslachtsnaam met "ae" is vrij uniek. Bij de volkstelling van 1947 wordt de naam slechts 50 keer opgetekend waarvan 35 keer in Noord-Brabant. In het telefoonboek van 1993 komt deze schrijfwijze van de naam nog maar 14 keer voor, waarvan 5 keer in Dussen. Daarentegen is de variant met dubbel "aa" talrijk en ook wijdverbreid door het land. Bij het Nederlands Repertorium van Familienamen worden een vrij groot aantal naamsvermeldingen en literatuurreferenties vermeld waarvan de oudste terug gaat tot in de veertiende eeuw.

Waarschijnlijk een van de oudste vermeldingen van de geslachtsnaam Stael in terug te vinden in bron 99 van de Rechtsbronnen van Woudrichem en het Land van Altena, uitgegeven in 1948 door mr. K.N. Korteweg. Hierin wordt Johanne dicto Stael, clerico, testibus ad premissa vocatis specialiter et rogatis vermeld. Vermoedelijk behoorde hij tot de kannunikken van het kapittel van Oudmunster te Utrecht. In dezelfde bron onder nummer 404 wordt Jan van der Stael op 23 december 1563 genoemd als ambachtsheer van Sleeuwijk.

Het Nederland's Adelsboek, jaargang 1919, p.380 e.v. vermeldt een geslacht VAN DER STAEL, Protestant - Schoonhoven. De geregelde stamreeks vangt aan met Egbert Dirkzn. van der Stael, die in 1510 schepen en daarna burgemeester van Sohoonhoven was. Zijn nakomelingen traden in zijn voetsporen als schepen, burgemeester of als lidmaat van de vroedschap. Bovendien behoorden zij tot de beperkte groep van kiesgerechtigden. In de achttiende eeuw werden in Rotterdam eveneens diverse bestuurlijke functies bekleed. Bij K. B. d.d. 3 Mei 1821, no. 112, werd Mr. Daniel Pompejus Johannes van der Staal, heer van Piershil, verheven in den Ned. Adel.

Volgens het Leenregister Heusden nr. 55 verwerft Cornelis Pieterszoon Stael op 15-11-1540 in Dussen 'Een halve hoeve (1472: bedijkt en onbedijkt; 1390: groot 8 morgen), in Muilkerk, strekkend van de Dussen tot het land van Altena, (1523: mr. Evert de Veer met een hoeve, beneden: Piexke, wonend te Werkendam)'. Dezelfde bron vermeldt onder nr. 55A dat Cornelis Pieterszoon van Schoonrewoerd komt; hierbij is vermoedelijk sprake van Cornelis Pietersoon Stael. Schoonrewoerd is een dorp thans behorend tot de gemeente Leerdam. Het leen gaat na zijn dood over op zijn zoon, in het Leenregister aangeduid als Jasper van der Stael.

In de 16e eeuwse dijkboeken van het land van Altena wordt de geslachtsnaam Van den(r) Stael een aantal keren vernoemd. Dijkboeken vormden een registratie van belastingplichtigen die het onderhoud van de ringdijken rond het land van Altena moesten bekostigen. De boeken dateren van 1520, 1550, 1579-1580, en is een op geografische grondslag gebaseerde opgave van eigenaren van gronden, ingedeeld in slagen en bannen, met vermelding van oppervlakte oud en/of nieuw land. De van den(r) Staelen ( Adriaen Claessen, Adriaen Jansz., Mr. Herberen en Adriaen) blijken over aanzienlijk landbezit te beschikken in Meeuwen, Sleeuwijk, De Werken en Rijswijk.

Adriaen Claeszoen van der Stael wordt ook vernoemd in het handschrift "Informatie roerende den Verdroncken Waert in Zuijhollant anno 1521", waarin tal van verklaringen opgenomen zijn omtrent vermeend buitendijks (Kornsedijk) landbezit. In een verklaring uit 1523 wordt vermeld dat hij met zijn moeder (vader is dan reeds overleden) in Almkerk woont en dat hij de helft van een perceel hooi- annex grientland bezit ten oosten van Hagoort genaamd Pekelharick. Onder Dussen wordt de geslachtsnaam in deze bron niet vernoemd, hoewel er wel sterke aanwijzingen zijn omtrent de aanwezigheid van Stael maar dan nog onder patroniem, Aert Adriaenszoen of bijnaam Bruder/Broeder. Aert werd geboren te Sliedrecht ±1441 en verhuisde in 1491 naar Dussen. Hij woonde er in een landhuis (±1500 gebouwd door Claes Pullen) voor aan de Dussen, op 't Eland (niet te verwarren met tEeland aan de Sluis) alias Hoechlant, op de kant van het water genoemt Muggenburcht met ten zuiden er van 't kerkhof van Munsterkerk. Ook de in 1523 als schout van Dussen Munsterkerck geinterviewde Dirick Adriaenszoen is vermoedelijk een Stael. In dezelfde bron worden ook Jan Aertszoen (alias Jan Bruijnsen) en Pieter Aertszoen, geboren 1488 in Sliedrecht, als kinderen van Bruder/Broeder genoemd. Mogelijk was zoon Pieter Aertszoen de schout van Muilkerk in 1569.

In het Doodboek van de Lieve Vrouwe Broederschap te Heusden, aangelegd midden 15de eeuw en voortgezet tot in het laatste kwart van de 16de eeuw, wordt de naam van den(r)Stael een aantal keren vernoemd, namelijk: Heer Wouter vanden Stael canonick tot Huesden; Jan vanden Stael ende Jan sijn soen; Hugo van der Stael en Joncfrou Luijtgaert van der Stael.

Ook in het Acta boek der Nederduits Gereformeerde gemeente van Werkendam en De Werken (1631-1663) komen we de geslachtsnaam Van der Stael tegen. Zo waren zowel Willem Janszoon van der Stael (in 1634) als Adriaen Floriszoon van der Stael (in 1642) er collator van de goederen van het Oudemannenhuis. Voorts is er midden zeventiende eeuw in Werkendam ook sprake van een meester Nicolaes van der Stael, almede van Anna van der Stael(en) en Theuntje Ariens van der Stael.

Willem van Doorn, oudschut, oud 40j, en Hubert Adriaensz. van der Meulen, jongschut der stad Gorcum, oud 42j, Jacob Cornelisz. 32j en Dirck van Cloeckhoven, alle 4 poorters van Gorcum, attesteeren op 19 Juli 1563 ten verzoeke van Willem van de Wauwer, van wege Jan Stael Pietersz. dat zij zeer goed gekend hebben voorsz. Jan Pietersz. Stael die thans te Antwerpen gevangen zit; dat hij langen tijd tot den dood zijner vrouw toe te Gorcum gewoond heeft en daar het ambacht van wollenlakenkooper en bereider heeft uitgeoefend; dat hij is achteruit gegaan en toen naar Antwerpen vertrokken is, doch dat hij in Gorcum steeds als eerlijk man is bekend geweest. Reg. 16 f° 379.
Bron: De Nederlandsche Leeuw, jg 31, 1913, p.22

Hendrik Donkersloot schrijft in 1939 in zijn geschiedenis van Dussen: "Indien Stael vroeger en van der Stael hetzelfde geslacht beteekenen, dan vermeldt de Leenkamer van Holland dit geslacht reeds in 1540 toen Cornelis Pieterse van der Stael in dat jaar met acht morgen lants in muilkerkck verlijt werd, die bij zijn dood in 1560 overgingen op zijn zoon Jasper Cornelis van der Stael. Maar dan zouden wij ook moeten noemen de, in 1685, Gorinchemsen Burgemeester Jan van der Staal, de achttiende eeuwsen burgemeester Johan van der Staal en zelfs Wouder van der Staele, die in 1389 schepen van Heusden was.
Maar al zouden deze Van der Staals ook tot een ander geslacht behooren, zeker is het, dat Dussen-Muilkerk reeds in 1614 Adriaen Pieterse Stael en Dussen-Munsterkerk in 1636 Johan Adriaense Stael, zeer waarschijnlijk vader en zoon, tot schout hadden. Na nu nog de in 1676 overleden Mr. Adriaen Stael, Licentiaat in de Rechten, resideerende aen de Dussen, onder Zuijdholland te hebben vermeld, verwijzen wij in deze verder naar de regeeringslijsten".

In die "regeeringslijsten" wordt in 1569 een zekere Pieter Adriaens als schout van Muilkerk genoemd. Hij voerde toen nog slechts het patroniem Adriaens en nog geen geslachtsnaam. Mogelijk was hij dus een zoen van eerder aangehaalde 'Broeder'. Vanaf 1601 bekleedde Adriaen Pieterse Stael de schoutambtsfunctie; waarschijnlijk was dit een kleinzoon van Pieter Adriaens.
In Dussen duikt de naam voor het eerst in schriftelijke bronnen op in de "ae"-variant. In 1620 overleed Adriaen Peters Stael (Staele). Hij was vanaf 1601 tot 1617 schout van Dussen Muilkerk hoewel andere bronnen die termijn laten doorlopen tot zijn overlijden (1620). Tijdens zijn ambtsperiode werd bij de verkoop van de heerlijke rechten van Munsterkerk in 1609 door schout Adriaen Pieterse Stael een verklaring afgelegd. Zijn zoon Johan (Jan) Adriaens Stael, die al secretaris en ook schepen van Muilkerk was, volgde hem op en ging in 1634 tevens als schout van Munsterkerk functioneren. Daarnaast was hij Dijkgraaf van de Hoge Zeedijk van Dussen. In 1622 werd hij beleent met 2 hont zijnde een boomgaard met hof, binnendijks aan de sluis van Dussen Munsterkerk, strekkende van de dijkkaveling tot de eerste dwarssloot. Hij was getrouwd met Francine (Maria Françoise) van Hedickhuijsen, dochter van Joost van Hedichuijsen en Maria Hovelmans. Jan's zuster Anneke was getrouwd met de burgemeester van de Hill. Daarnaast waren er nog tenminste drie broers Willem, Dirck en Rijckert.

Jan Adriaens werd in Munsterkerk in 1642 als schout opgevolgd door Jan Peterse Stael; vermoedelijk een neef. Een broer van Jan Peterse, Arien Pieterse Stael werd in 1641 genoemd als schepen van Munsterkerk. In 1660 werd Jan Adriaens' jongere broer Rijckert als schout aangesteld terwijl in 1664 zijn zoon Edewaert Stael, in 1673 Aduart Stael genoemd, als secretaris van Muilkerk werd genoemd. Edewaert Stael was gehuwd met Margarita Verlegen, dochter van Willem Janss. Verlegen en Elisabet Stoffel Peeterss. van Ghilse. Uit een andere bron, Naamlijsten van studenten aan de Universiteit van Leuven, blijkt dat in 1684 Joannis Stael afkomstig uit Dussen aan deze Belgische universiteit studeerde. Het betreft meer dan waarschijnlijk de oudste zoon van Edewaert Stael en Margarita Verlegen. De tweede zoon, Melchior, vestigde zich in 's-Hertogenbosch en is de stamvader van de Bossche-tak.

Een andere broer van Jan Adriaens, Willem Adriaense Stael, zelf katholiek maar getrouwt met de protestante Adriana van Brandwijk - telg uit een vermaard Meeuwens bestuurdersgeslacht dat later ook z'n stempel op Dussen zal drukken - is in 1676 schout van Muilkerk. In 1685 is Rijckert Stael lid van de schepenbank van Munsterkerk om in 1694 tevens als burgemeester van Muilkerk te worden aangesteld. Vermoedelijk betreft het de jongere broer van Jan Adriaens. In 1688 vinden we Jan Antonij Stael als schepen van Munsterkerk geregistreerd en in 1708 Antonie Jans Stael, vermoedelijk zijn zoon. Uit een akte van 1684 blijkt dat Dirck Stael als rentmeester voor de heer van Munsterkerk, Van der Schueren Hagoort, optreedt. Tot zijn dood in 1716 combineerdt hij deze functie met het secretarischap van Munsterkerk (Th. Stael, 1695). In 1709 is Pieter Staal Collecteur der Verponding.

Nieuwe bestuurders

Met het 12-jarig bestand (1609-1621) werden echter een aantal belangrijke veranderingen van kracht. Zo werd de kerk van de katholieken in Muilkerk (in Dussen Binnen) geconfisqueert door de protestanten en een predikant aangesteld. Maar ook binnen het openbaar bestuur werd grote schoonmaak gehouden. Ondanks dat leden van het geslacht Stael gezien bovenstaande opsomming nog wel functies in het openbaar bestuur bekleedden, was dat katholieken formeel niet langer toegestaan. Zo werd bijvoorbeeld Eduard Stael, de secretaris van Muilkerk, in 1669 ontslagen vanwege zijn openlijke belijdenis van van het rooms-katholieke geloof.

Rentmeesters

Ondertussen hadden de Staelen zich op het kasteel binnengewerkt. Uit een akte van 1684 blijkt dat Dirck Stael in de functie van rentmeester als gemachtigde optrad voor de heer van Munsterkerk, Van der Schueren Hagoort. Tot zijn dood in 1716 combineerde hij deze functie met het secretarisschap van Munsterkerk (Th. Stael, 1695, was vermoedelijk gehuwd met Berta van Rijswijck).
Via de stamlijn van Rijckert Adriaense Stael wordt de regententraditie voortgezet. Zijn zoon Peter (Pieter) Stael trouwt met Anna Verstegen en zij gaan in Babiloniënbroek wonen. In 1733 wordt hij als opvolger van rentmeester Couwenberg tot "grifier van den adelijken huse" aangesteld, waarmee na een tijdelijke onderbreking vanaf 1716 tot 1733 deze positie weer terug in bezit komt van de Staelen, om hem daarna niet meer af te staan. Tot de verkoop van het kasteel aan de familie Suringar (1925) blijven de Staelen rentmeester en genieten in Dussen hoog aanzien. De rentmeester voert veel correspondentie (in het Frans) met de kasteeleigenaren De Croix in Parijs en Namen en later D'Ursel in Brussel. Ook worden regelmatig grote sommen geld overgemaakt op de rekeningen van de kasteelheren. De rentmeester spant zich in zoveel mogelijk uit het bezit te genereren. Zijn eigen inkomsten houden daar namelijk direct verband mee. In 1806 woont de oude Peter Stael met toestemming van Markies de Croix in het kasteel.
Uit Peter Stael zijn huwelijk met Anna Verstegen werd onder meer Richardus (1728-1808) geboren, die net als zijn vader het rentmeesterschap ging bekleden. Hij trouwde in 1761 op den Hill met Petronella Sprangers, de dochter van Pieter J. Sprangers en Adriana Kivits. Van huis uit en door het kiezen van de juiste huwelijkpartner zal deze Richardus ongetwijfeld een aanzienlijk landbezit hebben opgebouwd. Ze woonden in Babylonienbroek. Vermoedelijk in het pand dat bij de eerste kadastrale opmeting circa 1830 in bezit was van zijn zoon P.J. Stael. Het stond in het Oude Land, kadsternummer B137, in het westelijk deel van Broek, ongeveer op de grens met Hill. De buren waren in 1830 de weduwe Isac van der Beek (west) en Willem Lievaart (oost) met daar weer naast Adriaan van Moergestel. Merkwaardigerwijze kwamen Richardus en Petronella beiden op nagenoeg dezelfde dag (2-10-1808) te overlijden. Uit hun huwelijk werd echter in 1768 te Broek Petrus Josephus Stael verwekt.

P.J. Stael I (1768-1842)

Deze Petrus Josephus bleek meer in z'n mars te hebben. Hij trouwde in 1797 met de Dongense bierbrouwersdochter (bierbrouwerij De Drie Endvogels, tevens in het wapen van Van Son aanwezig) Joanna Maria van Son, wiens moeder uit de Sprangers-familie stamde; haar zuster Joanna Catharina van Son was na het overlijden van haar eerste man hertrouwd met Petrus Josephus Sprangers uit Dussen.
Het bleek geen doorsnee huwelijk maar een dat bij de gaarder op 5 mei 1797 van Babyloniënbroek werd aangegeven als in de eerste classe (zijnde den bruijdegom de bruijd gevolgt in 't trouwen); zijnde ingevolge resolutie van 27 Maart 1781, 30 gld tot lasten van dese Rendant op Slot van den Staat voor de bruijd uijtgetrokken f 30.0.0.
Peeter Stael werd ook opgenomen in het register van het Nederlandse Patriciaat (blauwe boekje, 48, p.398). En dat wil wat zeggen, want dat gebeurt slechts dan wanneer het geslacht tenminste zes! generaties lang een toonaangevende rol speelt en bovendien gedurende die tijdspanne van onbesproken gedrag is geweest.
Als rentmeester van Markies de Croix was hij tevens lid van de Commissie van Breda. Deze organisatie van rentmeesters was in 1799 opgericht door de Bataafse Republiek, met als voornaamste doel de opbrengst van goederen bij rentmeesters onder beheer, uit de grijpgrage handen van de Franse regering te houden. Deze liet haar begerig oog vooral laten vallen op het vruchtgebruik van goederen van geestelijke instellingen en andere wereldlijke corporaties waaronder Franse geëmigreerden. Ook de goederen van de Heer van Dussen Munsterkerk, Markies de Croix, werden als zodanig aangemerkt en waren met een geschatte waarde van f. 9.000,- een aantrekkelijke prooi.

Behalve rentmeester werd P.J. Stael (1768-1842) in zijn trouwjaar 1797 tevens als schout van Dussen aangesteld en na de Franse inlijving in 1810 als Maire benoemd. Daarmee kwam het schoutambt van Dussen ná 'n eeuw (waarin de Van Brandwijken maar ook bijv. Jacobus van der Pluijm de scepter hadden gezwaaid) weer in handen van de Staelen. Dat bleef het ook ook na Nederlands onafhankelijkheid in 1814, waarbij herstel van de heerlijke rechten plaatsvond en de beide Dussens weer een schout met schepenen kregen. In die functie was P.J. Stael ook nauw betrokken bij kadastrale opmeting en beschrijving van Dussen. Toen bij algemeen reglement in 1825 het platteland verdeeld werd in gemeentes, behield hij z'n functie van eerste burger, maar nu van de beide Dussens. Hij bleef dat tot zijn overlijden in 1842 waarna hij als burgemeester werd opgevolgd door zijn zoon en dijkgraaf R.J.Stael (1798-1851), die al eerder het rentmeesterschap zal hebben overgenomen.
Zoals vermeldt zal P.J. Stael vermoedelijk omstreeks 1797 de hoeve in de Achterstraat van het Binnen gekocht hebben. Naast hem woonde landbouwer Peter Verschoor en aan de andere kant was de wagenmakerij van de weduwe Heimen de Rooij gevestigd. Omstreeks 1820 bedroeg zijn totale landbezit in de Gemeente Dussen ruim 90 bunder, verspreid over de gehele gemeente en deels verpacht. Bij zijn overlijden in 1842 waren zijn landerijen in Dussen ondertussen aangegroeid tot ruim 105 bunder. Maar ook buiten de gemeente bezat hij het nodige land: Meeuwen 45 bunder, Drongelen en Eethen 10, Emmichoven 11, De Werken-Sleuwijk 25, Cappel, Waspik en Sprang 33, Raamsdonk 18 en voorts nog in Drunen, Boxtel, Dongen en Oosterhout ruim 5 bunder. In Zaltbommel had hij 3 huizen in eigendom en in Babylonienbroek was hij eigenaar van de ouderlijke hoeve. Ook was hij in bezit van 1/8ste deel van de Grote, Smalle en Breeijende tiendens van een perceel in Hilvarenbeek. Of hij daarnaast nog land in pacht had, is niet onderzocht.

Kennelijk heeft hij dat vermogen in vrij korte tijd opgebouwd want als hij op 30-12-1805 samen met zijn vrouw een testament op de langslevende laat opstellen voor Jan Rombouts en Willem Boor van het gemeentebestuur van Munsterkerk (ORA Munsterkerk 0115, inventarisnummer 478) dan verklaren zij op dat moment beneden de 4.000 gulden gegoed te zijn. Vermoedelijk is een deel van hun vermogen dus pas later toegevallen, na het overlijden van Peter Stael's ouders in 1808 en wellicht ook uit de nalatenschap van zijn schoonouders. In dit testament op de langstlevende worden als getuigen vernoemd: Peter Josephus Sprangers, neef van Peter Stael en Arnoldus Petrus van Son, broer van zijn echtgenote.

Hij moet een vermogend man geweest zijn. Behalve dat hij met de Dongense bierbrouwersdochter een goede partij getrouwd had, moeten z'n 254 !! bunder land jaarlijks toch wel zo'n 20.000 gulden in het laatje gebracht hebben. Bedenk daarbij dat een doorsnee arbeider van zo'n vier tot vijf honderd gulden per jaar moest zien rond te komen. Z'n inkomen zal in de loop der jaren alleen maar aangegroeid zijn, want door de bevolkingsexplosie - tussen 1815 en 1900 groeide deze van 2,2 naar 5,1 Mln - steeg de vraag naar voedsel en dus de prijzen. Ook het verbruik per hoofd van de bevolking ging drastisch omhoog. Bovendien verbeterde de opbrengst van het land aanzienlijk door nieuwe en verbeterde landbouwtechnieken; het was de startfase van de omschakeling van traditionele - naar meer intensieve landbouw. Hoewel het gevaar van mislukte oogsten bleef (aardappelziekte in 1845), beleefde de landbouw begin tweede helft van de negentiende eeuw een hoogconjunctuur. Daarnaast had hij nog zijn burgermeestersalaris - dat overigens gering was - en zijn inkomen uit het rentmeesterschap. Dat bedroeg een percentage van de opbrengst die voor de kasteelheer jaarlijks werd ingeschat op 9.000 gulden. Verder genoot hij natuurlijk ook nog rendement van zijn opgebouwd privé-vermogen. Nee, …'t kon wat “lijden” bij de Staelen.

Dat was maar goed ook, want het gezin van P.J. Stael was gezegend met tenminste tien kinderen. Twee zonen waren priester. Henricus Conelius Stael (1801-1848) was pastoor in St Oedenrode en te Raamsdonk (sinds 1842 en aldaar overleden op 29 augustus 1848) en Petrus Arnoldus Laurentius ( 1809-1863) was pastoor te Oss. Twee van z'n dochters wierpen zich op als weldoensters voor de R.K. parochie van Dussen en Hank. Zo fourneerden Johanna Henrica (1805-1881) en Adriana Maria Stael flinke sommen geld voor stichting van een Liefdesgesticht in Dussen en een separate parochie Mariapolder te Hank; zeg maar de bouw van een aparte kerk. Een zoon Johannes Adrianus (1810-1850) trad in de voetsporen van zijn opa van moederskant en werd bierbrouwer te Boxtel. Twee dochters woonden eveneens te Boxtel: Catharina (1807-1870) trouwde er met de koopman Frans Vissers en Maria (1813-1890) die ere-presidente van de Elisabeth-Vereeniging en lid van de erewacht en Processie te Oss was vond een partner in Adrianus van der Steen, de burgermeester van Oss. Petronella Agnes (1803-1880) trad in het huwelijk Anthonie Binck, arts te Dongen en Johanna Carolina (1819-1884) met Dr. Jan Baptist de Haan advocaat te Waalwijk wiens moeder een Sprangerstelg was. De oudste zoon, Richardus Josephus Stael (1798-1851), was dijkgraaf en trouwde met Maria Francisca Mombers uit Oisterwijk.

Bij het overlijden van hun vader werden de talrijke bezittingen aan landerijen, uitstaande onderhandse leningen en effectenportefeuile, verdeeld onder de (10) kinderen, maar omdat Henricus de pastoor van Raamsdonk als snel daarna, in 1848, ook kwam te overlijden werden zij ook nog eens voor 1/9de deel erfgenaam van diens vermogen dat voor de successierechten werd geschat op ruim 41.000 gulden.

Een van zijn kinderen Johannes Adrianus Stael werd dus bierbrouwer te Boxtel. Hij huwde met Cornelia de Haan wiens moeder een een Sprangerstelg was. Hun oudste zoon Franciscus Gerardus (1849-1896) bleef ongehuwd maar werd burgermeester van Boxtel en lid van de Pronvinciale Staten. Hun tweede zoon Petrus Jozephus Henricus (1847-1895) was pastoor te Altforst in het Land van Maas en Waal

R.J. Stael (1798-1851)

Net als zijn ouders, zal de oudste zoon, Richardus Josephus Stael (1798-1851) ook de achting van de dorpbewoners genoten hebben. Bij het overlijden van zijn vader, in 1842, was hij dijkgraaf maar hij volgde zijn vader op als burgemeester en rentmeester. Zijn landbezit was slechts bescheiden met minder dan 30 bunder bij zijn overlijden in 1851 maar vermoedelijk heeft hij daarnaast ook land gepacht. Veel land van zijn vader bleek eigendom geworden te zijn van zijn ongehuwde zuster Johanna Hendrica. Mogelijk beschikte zijn vrouw over enig kapitaal en heeft Richardus Josephus zijn aandeel in de erfenis vooral ten gelde gemaakt. Zijn echtgenote, Maria Francisca Mombers uit Oisterwijk, was vermoedelijk een doortastende vrouw wat achteraf gezien een zegen bleek voor het gezin. Naar vaders voorbeeld stichtte Richard Josephus eveneens een groot - katholiek gezin. Richard kwam echter relatief jong te overlijden en Maria bleef achter met met 9 kinderen waarvan de oudste 19 jaar was en de jongste een baby van 9 maanden. Ze ging echter niet bij de pakken neerzitten. Zo is bekend dat zij het rentmeesterschap van het kasteel bleef beheren totdat haar zoon meederjarig was. Maar ook anderzins zal zij de handen uit de mouwen gestoken hebben om het gezin draaiende te houden.
Hun oudste zoon, naar zijn opa eveneens P.J. Stael II (1835-1904) genoemd, nam later het rentmeesterschap van het kasteel over. Antonia Arnolda (1837-1905) trouwde met Bernard E.W. van Dijck de notaris van Sint Michielsgestel, Henricus Petrus (1939-1903) werd fabrikant te Tilburg, Johannes Hubertus (1842-1895) bleef ongehuwd, was wethouder en later burgermeester van Dussen, Triple AAA: Alphonsus Aloyisius Antonius ((1850-1905) werd notaris te Grave. Drie dochters Johanna Maria (zr Maria Rosalia 1831-1901) - Adriana Petronella (zr Josephine 1833-1903) - Maria Adriana Laurentia (zr Maria Josephe 1844-1907) traden toe tot een kloosterorde, Richardus Josephus (1846-1907) was pastoor te Rossum en Zesgehuchten.
Hun tantes, ongehuwde zusters van hun vader: Johanna Hendrica en Adriana Maria, en hun eigen ongehuwde broer, Johannes Hubertus, schonken flinke sommen geld aan de parochie. De Stael-hoeve in Dussen Binnen had daardoor haast iets van gewijde grond.

Johanna Henrica Stael (1805-1881)

Waar zijn zoon Richardus Josephus zijn vader bestuurlijk opvolgde, ging zijn dochter Johanna Henrica het boerenbedrijf in Dussen Binnen leiden. Zij werd eigenaar van de hoeve in de Achterstraat en van een groot deel van het land. Zij bleef ongehuwd. Waarschijnlijk had ze het veel te druk met de boerderij. Daarbij had ze echter wel de hulp van een boerenknecht, Jacobus Bierings, en haar dienstmeid Johanna de Vries, die als dank voor hun jarenlange trouwe dienst allebei in haar testament een legaat van 500 gulden kregen toebedeeld. Haar tien jaar jongere zus Adriana Maria was haar ook tot steun en met haar bouwde ze een innige band op. Dat Adriana in 1875 overleed moet haar veel verdriet hebben gedaan.
Ze lijkt een erg vroom leven te hebben geleid waarbij ze samen met Adriana regelmatig schenkingen deed aan katholieke instellingen. Zo werd de oprichting van een klooster met meisjesschool in Dussen door de beide dames Stael financieel ondersteund 'met een grote som geld', evenals de stichting van een separate parochie in Hank. Daarnaast werd door Johanna Henrica in haar testament de r.-k.-parochie in Dussen ook nog eens royaal bedeeld. Daarin werd namelijk de boerderij met het achterliggende land voor 20.000 gulden overgedaan aan haar neef Johannes Hendricus Stael waarna dit bedrag - plus nog percelen land ter waarde van 12.000 gulden: De Bijl in de Zuid-Hollandse polder, land in de Juffrouwweide en in het Klein - en Groot Zuideveld - werd verdeeld over allerlei begunstigers waaronder het Gasthuis en de parochie in Dussen. Haar nalatenschap bedroeg een kleine 180 duizend gulden die keurig werd verdeeld onder haar 5 erfgenamen, allen familie.

Burgemeesters Van Dijck
De tweede helft van de negentiende eeuw stond de gemeente Diessen onder het bestuur van drie burgemeesters Van Dijck. De eerste was Norbertus Emmanuel van Dijck. Hij combineerde het burgemeesterschap met het gemeentesecretariaat. Zijn oudste zoon, Bernardus Eduard August van Dijck, die kandidaat-notaris was, werd in 1852 gemeentesecretaris. Zijn benoeming als burgemeester en eerste ambtenaar van de burgerlijke stand volgde niet veel later. Hij werd daarmee de eerste burgemeester van Diessen die er ook geboren was (20 februari 1826). Hij hield ook het bestelhuis der brievenpost. In 1863 legde hij beide functies neer om zich vervolgens als notaris te vestigen in St. Michielsgestel. Hij trouwde in 1865 met Antonetta Arnolda Stael uit Dussen en stierf in 1881. Hij werd als burgemeester van Diessen opgevolgd door zijn jongere broer Maximiliaan Martinus van Dijck.

De rare vogels van Van Dijck
De broers Bernard Eduard August en Franciscus Wilhelmus van Dijck waren fervente vogelverzamelaars. Al in hun jeugd zou deze liefhebberij zijn ontstaan en toen zij beiden naar St. Michielsgestel trokken (Bernard in 1863 om zich daar als notaris te vestigen, in 1864 gevolgd door Frans om hem als kandidaat-notaris bij te staan) werd de vogelverzameling uitgebouwd. Ze hielden de vogels in volières, maar bovenal hielden ze zich bezig met het opzetten ervan. De verzameling zou bestaan hebben uit zo'n tweeduizend exemplaren. Na de dood van Bernard in 1881 (Frans was reeds in 1878 overleden) kwam een deel van de collectie terecht bij de verzamelaar Lambert van den Bogaert in Den Bosch, het andere deel bleef in handen van de weduwe B. E. A. Van Dijck. Zij stierf in 1905 waarna haar enige zoon A. J. M. van Dijck (die priester was) en haar neef N. W. C. van Dijck (de toenmalige gemeentesecretaris) de overgebleven collectie in handen kregen. Na hun dood (respectievelijk in 1935 en 1951) kwamen de opgezette vogels terecht in het natuur-historisch museum van het klein-seminarie Beekvliet te St. Michielsgestel. Toen dit museum in 1970 werd afgebroken, kwam de collectie-Van Dijck terecht bij het Milieu Educatie Centrum te Eindhoven.
Bron: Geschiedenis van Diessen, website Regionaal Archief Tilburg.

Van oudsher werden huwelijkspartners door de Staelen zorgvuldig geselecteerd. Daarbij is de liaison met leden van de Sprangers-familie opvallend. Bij het gezamenlijke kerstdinee op de ouderlijke hoeve in de Achterstraat zal zodoende behalve door de ruimschoots aanwezige geestelijkheid ook aangeschoven zijn door 'n medische doctor, meesters in de rechten in de vorm van notarissen en 'n advocaat, maar ook fabrikanten en kooplieden. Burgermeester, dijkgraaf en rentmeester R.J. Stael kon tussen de kalkoen en de griesmeelpudding met bessensaus derhalve vakmatig converseren met zijn beoogde opvolger, z'n zoon, maar ook met bijvoorbeeld z'n neefje Frans Stael, zoon van de bierbrouwer uit Boxtel en burgermeester aldaar en Lid van de Provinciale Staten. Misschien gebeurde dat wel in het Frans, in die tijd nog de taal van de elite. In ieder geval een conversatie op niveau, dat begrijpt u.
Helaas kwam hij na een smartelijk ziekbed van vijf maanden op tamelijke jonge leeftijd te overlijden, in 1851, slechts 52 jaar oud. Daardoor bleef hij slechts betrekkelijk korte tijd (9 jaar) als burgemeester en als rentmeester in functie. Z'n weduwe bleef met negen kinderen achter waarvan de oudste 19 was en de jongste een baby van 9 maanden.
Na de dood van burgermeester R.J. Stael volgde bijna veertig jaar (1851-1890) waarin J.H. Sprangers de burgemeestersketting droeg. De oudste zoon van Richardus J. Stael, net als zijn opa P.J. Stael (II) genoemd, was bij het overlijden van zijn vader nog te jong (15) om het ambt over te nemen maar trad later wel als wethouder en rentmeester aan.

P.J. Stael II (1835-1904)

Deze Petrus Josephus Stael II (1835-1904), de rentmeester, huwde Johanna Maria Lips, een zuster van de eerste pastoor van de Hank. Opvallend is dat hij niet in de ouderlijke hoeve in de Achterstraat van het Binnen woonde. In 1870 woonden ze namelijk aan de overkant van de Dusse, in de Voorstraat aan het Sloteinde. In welk huis is niet bekend maar dat moet in ieder geval in de buurt van het kasteel geweest zijn. Na het overlijden van zijn vrouw hertrouwde hij met Johanna Hensterman uit Woerden en ging toen in Breda wonen (vermoedelijk in 1880). In 1884 werd hij benoemd als dijkgraaf van de Zuid-Hollandsche Polder een functie die hij tien jaar lang bekleedde en in 1886 lid van de belangencommissie die ijverde voor een vaste oeververbinding bij Keizersveer. In beide laatste functies werd hij opgevolgd door zijn broer Johan H. Stael. Het was met name deze P.J. Stael II die blijkens de berichtgeving van de Commissaris van de Koningin na het graven van de Bergsche Maas nogal dwars lag bij voorgestelde verbeteringen aan de Scheisloot ten behoeve van een betere drinkwatervoorziening voor de bewoners van Dussen. Zoiets was onder het bewind van zijn vader en grootvader ondenkbaar geweest.
In tegenstelling tot zijn voorgangers werd onder het rentmeesterschap van P.J. Stael II ook het onderhoud aan het kasteel behoorlijk verslonst, alles met als doel zoveel mogelijk rendement voor de kasteelheer en commissie voor hemzelf uit de bezittingen te peuren.

Niettemin wordt hem bij zijn overlijden door de Heusdense Krant de nodige lof toegezwaaid:

DUSSEN 13 October 1904 Heden gewerd ons de tijding dat na eene kortstondige ziekte te Breda overleed de heer P J Stael in den ouderdom van 71 jaar. Gesproten uit een geslacht dat aan onze gemeente burgemeesters geleverd heeft genoot hij de algemeene achting. Smartelijk trof ons dan ook het verscheiden van den heer Stael. Ongeveer 50 jaar achtereen vervulde hij met onverdeelde toewijding het rentmeesterschap over de uitgestrekte goederen van den heer van Dussen te Brussel. Streng maar rechtvaardig vervulde hij die taak welke dikwijls veel van zijn krachten eischte omdat hij een ieders wenschen zooveel doenlijk trachtte te bevredigen Zijn minzame omgang met iedereen, het hartelijke woord dat hij voor elk over had deed hem ieders genegenheid winnen. De opengevallen plaats zal dan ook niet licht door iemand als de heer Stael worden ingenomen Zijne nagedachtenis zal door Dussense bevolking hoog gehouden worden Hij ruste in vrede.
Het rentmeesterschap is vrijwel zeker overgenomen door zijn oudste zoon Richardus Josephus Stael (jonge Stael), die destijds nog bij zijn ouders in Breda woonde. Met de verkoop van de landerijen in 1919 en het kasteel zelf in 1924, liep deze functie in 1925 af.

J.H. Stael, (1842-1895) laatste burgermeester

Zijn jongere broer Johan Hubertus Stael (1842-1895) volgde hem in 1880 als wethouder op en werd tevens lid van het R.K. Kerk- en Armbestuur. Hoewel hij z'n vader al vroeg verloor zal hij niet alleen in weelde zijn opgegroeid maar ook met zorg omringd zijn door z'n Heerbroers en Zusters. Daarnaast was hij natuurlijk in huiselijke kring al op jonge leeftijd met het bestuurlijke milieu in aanraking gekomen. In 1881 was hij als lid van de bouwcommissie nauw betrokken bij de bouw van het eerste raadhuis van Dussen aan de Sluis, dat bij de grote dorpsbrand van 1892 geheel verloren zou gaan. Hij was bestuurslid van de Almkerkse afdeling van de N.B.Mij. van Landbouw, waarvoor hij regelmatig als keurmeester optrad bij georganiseerde paarden- en veekeuringen. Overigens viel hij zelf ook regelmatig in de prijzen met zijn paarden of ander vee. In 1894 werd hij zelfs tot plaatsvervangend lid van het hoofdbestuur van deze provinciale landbouworganisatie benoemd. In 1883 werd hij bestuurslid van het waterschap Bleek en Oostkil en in 1889 dijkgraaf van het waterschap Oude Zeedijk. In 1894 volgde hij zijn grootvader op als dijkgraaf van de Zuid-Hollandsche Polder. Zijn gegoedheid moge blijken uit het feit dat hij op de lijst van hoogstaangeslagenen, die verkiesbaar waren voor de Eerste Kamer der Staten Generaal, stond vermeld als een van de drie Dussenaren te weten: D. Middelkoop Dzn, L.J. Verberne notaris en J.H. Stael.

In 1890 werd hij als burgemeester van Dussen geïnstalleerd. Hieronder een verslag in de Heusdense Krant van zijn inhuldiging.

DUSSEN 1 Maart 1890 - Gisteren heeft onze gemeente feest gevierd in den volsten zin des woords. Dat feest gold namelijk den intocht van den nieuwen Burgemeester den EdelAchtbare Heer J H STAEL. Nauwelijks was Z.E. benoeming door den Koning in de gemeente verspreid of alle banden werden met ijver aan het werk geslagen om die intocht zoo luisterrijk mogelijk te doen zijn. Spoedig was er eene feestcommissie geconstitueerd die zich belastte met het ontvangen van geldelijke bijdragen tot bestrijding der kosten van de feestviering met het oprichten van erebogen en met de regeling van den te houden optocht.
Circa 11 uur voormiddags was aan de Niewensteeg op den Keizersweg de stoet opgesteld bestaande uit de volgende nummers volgens het programma:
1 een corps van 10 wielrijders, 2 eerewacht bestaande uit 50 ruiters, 3 bakkerij, 4 stoomvaart voorgesteld door de raderboot Stad Dussen, 5 marinesloep, 6 visscherij, 7 scheepvaart, 8 vleeschhouwerij, 9 De Harmonie de Eendracht van Raamsdonksveer, 10 de Gemeenteraad in rijtuig, 11 een 30tal Bruidjes, 12 de Edel Achtbare Heer Burgemeester in rijtuig, 13 Rijtuigen der familie van Z.E., 14 rijtuigen der feestcommissie, 15 klompenmakerij, 16 boekhandel en manufacturen, 17 schilders en timmerlieden, 18 sigarenmakers, 19 ambachtsvereeniging, 20 eene afdeeling ruiters.
De wielrijders waren over de Oude Maas tot Raamsdonksveer den Burgemeester tegemoet gereden om na aankomst van den Burgemeester aldaar aanstonds de tijding over te brengen dat Z.E.A. in aantocht was. Aan de grens der gemeente werd Z.E. hartelijk verwelkomd door den commandant der eerewacht den heer Motké waarna Z.E. voorafgegaan door de eerewacht en Harmonie die hare welluidende tonen deed weergalmen en gevolgd door de rijtuigen der familie voortreed tot bij den opgestelden optocht.
Aldaar begroette de voorzitter der feestcommissie de heer de Ham in kernachtige taal den nieuwen Burgemeester en riep Z.E. als tolk der gemeente Dussen een warm en hartelijk welkom toe. Vervolgens zette de luisterrijke stoet zich in beweging de meest bewoonde met sierlijke eerebogen beplante wegen volgend voorafgegaan door de wielrijders die overal de komst van den Burgemeester aankondigden tot aan het raadhuis alwaar Z.E. werd onthaald op eene regenbui van bloemen en strooisel uit de korfjes der Bruidjes terwjjl een dezer kleinen Z.E. onder gepaste bewoordingen een sierlijken ruiker aanbood.
Vervolgens installatie van Z.E. aanbieding van den Eerewijn eene serenade gegeven door Dussen's mannenkoor enz. enz. Daarna verscheen de Burgemeester versierd met den ambtspenning op de puij van het raadhuis en dankte blijkbaar aangedaan in woorden de geheele gemeente voor dien luister die pracht die enthousiastische belangstelling welke zijne verwachting zeer ver overtroffen en verklaarde dat zijn eenig streven zal zijn het behartigen der belangen van het Z.E. dierbaar Dussen Een daverend Leve de Burgemeester weergalmde en er scheen geen einde te zullen komen aan het gejuich en gejubel. De stoet zette zich wederom voort van het raadhuis tot aan de grens der gemeente Meeuwen en van daar terug naar des Burgemeesters woonhuis (in Achterstraat Dussen Binnen) welks gevel allersmaakvolst versierd was en waar Z.E. onder de daverende hoerah's uit duizende monden en door eene nieuwe stortbui van bloemen binnentrad om in den familiekring het feest verder te vieren en te besluiten.
De optocht werd vervolgens ontbonden en de avond werd in de beste stemming door de ingezetenen doorgebracht. Menig glas werd nog op de gezondheid van den Burgervader geledigd en tot laat in den avond weerklonk het Leve de Burgemeester. Alles liep in de beste orde af geen enkele wanklank werd gehoord en een ieder was hoogst voldaan over het vele schoons dat dien dag te hooren en te zien was; ja het mag vrij gezegd: nooit te voren werd in Dussen een dergelijk luisterrijk feest gevierd. Dank in de eerste plaats de ijverige bemoeiingen der feestcommissie. Dank de leden van het gemeentebestuur. Dank de verschillende deelnemers aan den optocht. Dank de milde bijdragen en het medewerken van alle gemeentenaren. Mogen ware vrede oprechte eensgezindheid zoo tusschen den nieuwen Burgemeester en zjjn volk als tusschen zijne onderdanen onderling zijn wijs bestuur zeer vele jaren kenmerken. In een woord moge de nieuwe Burgemeester met Dussen en Dussen met zijn Burgemeester gelukkig zijn.
Tijdens zijn ambtsperiode maakte hij zich sterk voor een stoomtramlijn als onderdeel van de Rijksweg Keizersveer-Sleeuwijk. Daarentegen was hij geen voorstander van zo'n lijn over de provinciale weg Werkendam via Dussen naar Heusden; hij prefereerde een traject over de Maasdijk naar Heusden. Helaas duurde zijn ambtstermijn slechts vijf jaar. Ma een kortstondige ziekte overleed hij op 10 oktober 1895. Zijn vermogen ging naar de R.K. Kerk en de armen in Dussen en naar andere liefdadige instellingen in het land. Zo verleende hij bij testament financiële steun aan de bouw van het klooster te Hank. Binnen een tijdsbestek van zes jaren (1901-1907) stierven ook zijn acht broers en zussen, waarvan de meesten ondertussen uit Dussen weggetrokken waren.
Door wijlen jufvrouw J. H. Staal, te Dussen overleden, is aan de kerk der R.K. gemeente te Lage Zwaluwe een legaat van f. 2.500,- besproken, onder den last van kerkelijke diensten gedurende 50 jaren. Bron: De Dordrechtsche Courant, 1882-09-13; p. 2

Volgens het bevolkingsregister (van 1890-1910) woonde burgemeester J.H. Stael samen met zijn ongehuwde zuster Adriana P. Stael (zuster Josephine) eveneens in de Achterstraat in het Binnen. Ongetwijfeld in het voorvaderlijk huis van Peeter Stael en Johanna van Son. Zijn buurman was eveneens een Peter Verschoor die bovendien in die periode ook wethouder bleek te zijn. Deze laatste Stael-burgermeester van Dussen bleef ongehuwd en zodoende kwam er ook een einde aan de bestuursdeelname van de dynastie. Hij had een waardig opvolger in de persoon van Adriaan van Honsewijk, telg van nog zo'n bestuurdersgeslacht uit Dussen die bovendien met een Sprangers getrouwd was.

Na het overlijden van burgermeester J.H. Stael werd Richard Josephus Stael, zijn neefje en zoon van P.J. Stael II, in 1895 in de gemeenteraad verkozen en in 1896 tot heemraad van de Zuid-Hollandse polder. Daarmee bleef de bestuurlijke inbreng van het geslacht Stael in Dussen toch verzekerd. Dat was echter van korte duur want in 1896 vertrok hij naar Gouda en vandaar naar Amsterdam om zich 'aldaar in den handel te begeven' aldus het bericht in de Echo van het Zuiden van 11 oktober 1896. Aldaar overleed hij in 1910.

Door het overlijden van de diverse familieleden kwam in 1905 en 1911 het grootste deel van het familiebezit van de Staelen in Hotel Heesels onder de hamer. Eerst, in 1905 na het overlijden van P.J. Stael II, de boerderij in de Achterstraat van het Binnen met toebehoren en achterliggende weilanden in het Groot Zuideveld. Maar ook de weilanden De Steenbakker aan de Baan (vermoedelijk was Kwekerij Het Oude Maasje de koper hiervan), in het Noordeveld De Kapelkamp en weiland aan het Kornsepad en aan de Dussensche Kade. In Meeuwen weiland De Kuijlen in de West Hengmeng en Het Laag der 7 morgen in in 't Oudland van Babyloniënbroek. En bouwland in de Zuid-Hollandsche Polder aan de Kalversteeg en ten noorden van de Nieuwesteeg.In 1911 werd nog eens ruim 17 hectare voornamelijk bouwland verkocht gelegen in de Zuid-Hollandsche Polder, de Drie Morgen in de Hillschen Polder onder Meeuwen, land in den Duijl aan de Midgraaf onder Emmikhoven en in de Buitendellenpolder te Waspik. Beiden verkopen werden ingezet voor een totaalbedrag van omstreeks 100.000 gulden.

De familiehoeve in de Achterstraat van het Binnen (nr. A66) werd in 1906 bewoond door het gezin van commies Jannes Fransen die vanuit Heusden naar Dussen was overgeplaatst. In 1907 en 1908 nam Hendrika van der Beek, de weduwe van D. Verhagen, met haar dienstmeid er haar intrek. Hierna diende het pand voor klompenmaker Willem Roubos en zijn gezin tot huisvesting en bedrijfsruimte.

Doeverense-tak

Deze tak kent als stamvader Jan Staal, geboren in Muilkerk en gehuwd met Catrina van der Flier uit Heusden. Zijn zoon Jacobus, trouwde met Johanna Clerkx uit Heusden en zij vestigden zich in Gansoijen. Hun zoon, ook Jacobus genoemd, trad in het huwelijk met Johanna Maria Verhoeven uit Herpt. Waarschijnlijk vanwege de op handen zijnde aanleg van de Bergse Maas vertrokken zij uit Gansoijen om zich te vestigen in de Pannehoef in de Zuid-Hollandse Polder. Na Jacobs overlijden in 1888 kwam de boerderij in bezit van zijn zoon Henricus Cornelis Staal en zijn vrouw Petronilla Richardus Stael (hun over-grootvaders waren broers). Toen de Stael-stamhoeve te koop kwam, verhuisden zij (in 1905?) van de Pannehoef in de Polder naar Dussen Binnen. Henricus was een zwager van zijn overburen Jos van Steen/Maria Staal van de villa Anna Maria. Henricus' dochter Johanna trouwde met Piet van Mierlo die na de oorlog op de plek van de verwoeste boerderij zijn loonbedrijf opstartte.
Wethouder Jos van Steen

Maria Johanna Staal werd geboren te Doeveren (Gansoijen-Drongelen) op 21 april 1857 en overleed tijdens de evacuatie van de Tweede Wereldoorlog in Almkerk op 19 januari 1945. Zij werd begraven te Dussen, 87 jaar oud. Haar ouders hadden in oktober 1883 vanwege de plannen voor de aanleg van de Bergsche Maas hun hoeve in Gansoijen verkocht en in plaats daarvan de Pannehoef aan de Voogdwerfschesteeg aangekocht. Vijf jaar later, op 5 juni 1888, trad zij in het huwelijk met Josephus van Steen, geboren te Dinteloord op 24 februari 1854, zoon van Willem van Steen en Anna Blankers, waarbij als getuigen fungeerden: Jan van Steen, broer bruidegom, 45 jaar, agent van sleepdienst te Rotterdam, Hendrikus Nefkens, zwager bruidegom, 34 jaar, kapitein op sleepboot, Johannes Staal, broer bruid, 33 jaar, landbouwer en Hendrikus Cornelis Staal, broer bruid, 36 jaar, landbouwer. Jos van Steen overleed te Dussen op 28 april 1930, 76 jaar oud. Zijn roepnaam was Sjef of Jos en van beroep was hij reder. Op 20 mei 1909 verhuisde hij met zijn gezin van de Takststraat 30 in Rotterdam naar Dussen. Hij had de villa van notaris Verberne in Dussen Binnen gekocht en gaf deze de naam 'Anna Maria' naar zijn twee dochters. Na het overlijden van Jos heeft Maria met haar dochter tijdelijk (2 jaar) ingewoond bij haar voormalige overbuurvrouw Petronella Pauwels, de weduwe van H.L. van Mol, die naar Nieuwkuijk verhuisd was.
Jos van Steen bekleedde in Dussen diverse openbare functies waaronder gemeenteraadslid en wethouder. De gevelsteen van de voormalige jongensschool in de Dorpsstraat siert nog zijn naam als een van de stichters.

Wethouder Nico Staal

Uit deze Doeverense of Gansoijense Staal-tak stamt ook de meer bekende Kootje Staal (laatste wethouder van Gemeente Dussen) die dus geen directe afstammeling was van burgemeester P.J. Stael. Hoewel de roots van deze Staalen uiteindelijk (eind 17de eeuw) ook weer terugvoeren naar de alleroudste Staelen in Dussen.
Nico Staal overleed in 1998 en was 32 jaren lid van de gemeenteraad van Dussen geweest, waarvan 20 jaar wethouder en deels loco-burgemeester. Van professie was hij handelaar in olie en steenkool en doodgraver te Dussen, Hank en Raamsdonksveer. Daarnaast had hij tal van nevenfuncties. Hij was onder meer voorzitter van het kerkbestuur, schoolbestuur en fanfare Sint Cecilia. Bovendien bestuurslid van hoogheemraadschap Alm en Biesbos en van de woningbouwvereniging. In 1988 werd hij op het Provinciehuis in Den Bosch onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hij stond vooral bekend om zijn gevatte uitspraken en gezegdes. Ondanks dat Kootje Staal een grote populariteit genoot in de gemeente moet achteraf toch geconstateerd worden dat hij zich bestuurlijk gezien te nadrukkelijk gefocust heeft op de kern Hank. Als gevolg hiervan stokte de ontwikkeling van de kern Dussen gedurende een tweetal decennia (1978-1998), terwijl Hank daarentegen een uitbundige groei doormaakte.

Bronnen

Doodboek Lieve Vrouwe Broederschap Heusden, http://www.hogenda.nl/hogenda-bronnen/?id=10292
Inventaris van het archief van de Familie Berg, 1338-1977, archiefinventaris: 3.20.03, nr. 764
Dijkboeken van Oudland van Altena, transcriptie Dijkboeken 25 (1520), 26 (1550), 27 1579-1580, 2 delen en 1 stuk, door dr. J. de Kloe, Zaltbommel, 2004, 2005, 2006
N.B. Historisch Jaarboek 1997, De strijd van de Commissie van Breda om de geestelijke goederen 1799-1800, J.G.M. Sanders
Geschiedenis van Dussen en zijn kasteel, onuitgegevens manuscript, H. Donkersloot, 1939
700 jaar Kasteel Dussen, een bewogen geschiedenis. Het kasteel en zijn bewoners, dr. C. de Gast, 2003.
125 Jaar parochie Hank, W. van Oosterhout, 1988
Website Genealogiën Stael-Staal door Erick Staal.
DTB/BS Dussen in Streekarchief Heusden
Repertorium RK DTB Dussen door A.C.M. Gouverneur, Waalwijk 1983
Bidprentjes-collectie van Walter van Dortmont uit Hank
Digitale Heusdense Krant op de website van het streekarchief in Heusden
Nederland's Adelsboek (1903-1987) en Patriciaat (1910-1997)

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl