Sprangers en hun verwantschap met andere bestuurdersgeslachten in Dussen
De Dussense bestuurderselite in de 19de - en vooroorlogse 20ste eeuw werd gevormd door de geslachten: Stael, Sprangers en Van Honsewijk, terzijde gestaan door wethouders: Verschoor, Van der Pluijm, Van Daal, Van der Beek, Schoenmakers, Van Steen, Koekkoek en Van Etten.
De geslachten Van Honsewijk en Stael waren al sinds eeuwen in diverse bestuurdfuncties actief. Stael bovendien ook als rentmeester van de kasteelheer. De toetreding van Sprangers en later ook van Van Etten als zodanig was zeer waarschijnlijk het gevolg van familieverbanden.
De Dussense Sprangers, die net als Stael hun wortels hadden op Den Hill, komen vermoedelijk oorspronkelijk uit het gebied van over de Oude Maas (Capelle), wat gezien hun geslachtsnaam niet zo verwonderlijk is. Zowel Stael (in 1797) als Sprangers (in 1810) zijn in de Franse Tijd (1795-1815) in Dussen, in het Binnen komen wonen. Mogelijk als reactie op het afschaffen van de heerlijke rechten (in 1798), waardoor er voor de gegoede locale burgerij kansen kwamen om meer invloed te verwerven. Van P.J. Sprangers is bekend dat hij op 5 april 1810 de hoeve naast het kasteel kocht van de erfgenamen van de in 1807 overleden heer van Muilkerk, Dirk Elemans uit Klundert."een woonhuis zijnde no. 36 met een schuur of achterhuis en hof voor het zelve woonhuis, mitsgaders een Boomgaard en alle boomen in den zelve gelegen voor ƒ 2200,-" Na aankoop zal Sprangers ook het startsein gegeven hebben tot verbouwing van de hoeve. Een paar maanden later trouwde hij.
In 1815 bevestigd de openbare verkoop van de resterende goederen van de heer van Muilkerk dat P.J. Sprangers toen inderdaad naast het kasteel woonde. Ook ten tijde van de eerste kadastrale optekening van de Gemeente Dussen, omstreeks 1830, wordt P.J. Sprangers als eigenaar van de hoeve ten oosten van het kasteel genoemd. Bij zijn overlijden, in 1844, bedroeg zijn totale landbezit 62 hectare, waarvan 27 in Dussen voornamelijk in het Noordeveld en 18 hectare op Den Hill. Maar ook in Raamsdonk, in de Boterpolder en Kurenpolder en in Waspik in de Binnenpolder had hij percelen in eigendom.
Behalve door landbezit werd het familieaanzien ook bepaald en waar mogelijk versterkt door huwelijkse verbindingen. Zo heette Sprangers’ moeder Maria van Honsewijk. En zelf was hij getrouwd met de niet onbemiddelde Johanna Catharina van Son, weduwe van Johannes de Bont uit Dongen en een zuster van de vrouw van burgermeester P.J. Stael. Sprangers’ zuster, Adriana Catharina, deelde weer de echtelijke sponde met de heerboer aan de Putten, Antonius Johannes van der Pluijm. En zo waren er meer.
Burgermeester J.H. Sprangers
P.J. Stael, de burgermeester tijdens de eerste kadastrale opmeting in 1830, werd na zijn dood in 1842 als burgermeester opgevolgd door zijn zoon Richard, doch deze kwam door een ziekte al snel te overlijden. Omdat zijn kinderen nog te jong waren om in zijn voetsporen te treden, was het dus niet zo verwonderlijk dat een zoon van Sprangers, Johannes Hendrikus, in 1851 als burgermeester werd benoemd. De achtenswaardige en ook redelijk bemiddelde Sprangers hadden immers niet alleen familiebanden met de Staelen en van Honsewijken maar ook bestuurlijke ervaring van huis uit meegekregen want hun opa van Den Hill was met een Kivits getrouwt; een vermaard burgermeestersgeslacht aldaar.
Dit portret werd in 1891, kort na de dood van burgermeester Sprangers in opdracht van de familie van Etten uit Oosterhout gemaakt door de Vughtse portretschilder C.J. Grips. In 1989 werd het in bruikleen afgestaan aan de Gemeente Dussen door Christ en Jacqueline van Etten en thans hangt het in de Collegekamer in het kasteel.
Burgermeester Johannes Hendrikus Sprangers was nog maar 34 jaar oud toen hij het ambt van eerste burger aanvaardde, reden waarom hij bijna 40 jaar in functie bleef. Hij trouwde met Anna Maria Goossens uit Kaatsheuvel. Uit het huwelijk werden 3 zoons en 4 dochters geboren. Ondertussen had hij zich in de hoeve van zijn vader, naast het kasteel, gevestigd. Zijn dochter Anna Margaretha vond een uitstekende partij in de persoon van Adriaan Hendrik van Honsewijk, de zoon van Theodorus van Honsewijk die zijn sporen op bestuurlijk gebied in Dussen reeds verdiend had.
In 1890 ging het eerste ambt van Dussen weer terug gaat naar de familie Stael in de persoon van J.H. Stael - jongste zoon van voormalig burgermeester Richard Stael en kleinzoon van P.J. Stael - die echter door vroegtijdig overlijden slechts vijf jaren in functie zou blijven.Daarmee kwam de weg vrij voor Adrianus Hendrikus van van Honsewijk, die vanaf 1894, na het overlijden van J.H. Stael,het burgermeesterschap op zich zou nemen.
In 1863 werd een commissie gesticht tot oprichting van een gedenkteken voor November 1813. De notabelen van Dussen c.a. die zitting namen in het forum waren: J.H. Sprangers, burgemeester en voorlopig voorzitter, G. Baas, A. Hagoort, T. van Honsewijk, I. A. van Hooft, D. Middelkoop sr., J. J.Sprangers, P.J. Stael, P.A. Vermeer, J.R. Verschoor, David Zeelen.
[Bron: Ned. Staatscourant van 21-04-1863.]
Joannes Josephus Sprangers
De twee jaar oudere broer van burgermeester Sprangers, Joannes Josephus, woonde in een boerderij aan de dijk (thans de fietsenzaak van Aike van Dijk), waar voordien ook nog zijn broer de burgemeester tot aan zijn overlijden in 1890 gewoond had. Hij was ongehuwd en had daarom Alegonda van Oorschot als huidhoudster in dienst. Ook hij was bestuurlijk actief, als heemraad van het waterschap Oude Zeedijk en als bestuurslid van het waterschap Noordenveld. Hij stelde grond beschikbaar aan de Sluis voor de bouw van het eerste raadhuis van Dussen (in 1881 geopend), waardoor De Zwaan van Martinus de Wit en later zijn zoon Jacobus niet langer meer als Regthuis of Raadkamer fungeerde. Hij moet een spaarzame vrijgezel geweest zijn, want hij liet zijn broers en zusters ’n erfenis na van zo’n 75 mille, omgerekend naar de waarde van nu is dat 750.000 Euro.
Sprangers en Van Etten
Een zuster van burgermeester Sprangers, Maria Elisabeth, trouwde met een zekere Josephus Hermanus van Etten uit Oosterhout. Uit dit huwelijk werd te Oosterhout Petrus Josephus Hendricus van Etten verwekt die een dochter van de vermogende Dr. Johannes Janssens en kleindochter van de aanzienlijke geneesheer Franciscus Xaverius Janssens tot bruid verkoos. Waarschijnlijk kwamen de Van Ettens's uit Oosterhout doorverefening in het bezit van land in Dussen. En omdat zoon Johannes van Etten graag boer wilde worden, werd meer land aangekocht alsmede de voormalige marechaussekazerne in Dussen Binnen zodat Johan van Etten met zijn charmante en jonge echtgenote Mathijssen een boerenbedrijf kon gaan runnen. Helaas kwam zijn vrouw op zeer jonge leeftijd (27 jaar) te overlijden. De drie jonge kinderen Piet, Jacqueline en Christ bleven verweesd achter, vonden tijdelijk onderdak bij een broer van Johannes in Steenbergen, om uiteindelijk op kostschool geplaatst te worden.
Bronnen
DTB/BS Dussen in Streekarchief Heusden