Revolutie en Franse tijd
Voorspel
Nederland verkeerde in de jaren 1785-1787 in een staat van burgeroorlog met: bomexplosies, moordaanslagen, protestmarsen, schermutselingen en massale plunderingen. Tegenover hervormingsgezinde burgers die zich patriotten noemden, stonden behoudende orangisten. Veel patriotten mobiliseerden zich vanaf 1783 in vrijcorpsen of gewapende genootschappen. Maar ook verzamelden ze zich in vaderlandse sociëteiten, vrijmetselaarsloges en leesgezelschappen en verspreidden daar hun idealen. Op de leestafel lagen nieuwe politieke periodieken zoals: De Politieke Kruyer en De Post van den Neder-Rhijn.
Enige Gorcumse burgers besloten al op 13 augustus 1770 om een sociëteit op te richten: Een herensociëteit onder de naam 'De Groote Sociëteit'. Het lijkt erop dat die oprichting zeker geen politieke motieven kende. Het waren geen patriotten die de Sociëteit stichtten. Evenmin lagen er literaire aspiraties ten grondslag aan de oprichting. Het doel was ontspanning, vertier, gezelligheid. Tussen de heren van stand uit de stad onderling èn met de officieren van het garnizoen. Want als vestings- en garnizoensstad kende Gorcum, tot de jaren zestig van de vorige eeuw, veel loslopende officieren die maar al te graag wat gezelligheid zochten.
In Heusden bestond vanaf 1779 de vrijmetselaarsloge L'imperceptible en de Lees-Sociteit die in 1784 de naam Vaderland-Lievend-Lees-gezelschap aannam. In dat jaar werd tevens een onafhankelijk exercitiegenootschap opgericht. De sociëteiten en exercitiegenootschappen hadden nauwe binding met locale schuttersverenigingen. Zo werd in Woudrichem in 1783 de Nieuwe Staatsexercitie ingevoerd door de Oude Schutterij van Sint Joris nieuw leven in te blazen, dit overigens zeer tegen de zin van burgemeester en orangist Hemanus van der Colff. In Giessen werd op initiatief van enige notabelen samen met Rijswijk en Andel stappen gezet om een exercitiegenootschap te stichten. En in het nadrukkelijk patriotsgetinte Waalwijk werd vanuit de in juli 1786 opgerichtte sociëteit Libertatis Amor een exercitiegenootschap opgericht om de patriotse burgers in het hanteren van geweren te oefenen. Maar ook in Sprang en Raamsdonk was de patriottenpartij actief en werd geëxerceerd.
Na de Pruisische inval in september 1787 werden de patriotsgezinde sociëteiten ontbonden. De Pruisen herstelden de macht van de stadhouder, Willem V en diens Pruisische gemalin Wilhelmina. Als tegenhanger werden oranjegezinde Oprechte Vaderlandsche of Oranje Sociëteiten gesticht. De leden ontwikkelden een sterke actie tot handhaving en bevestiging van het stadhouderlijk gezag. De patriotten werden sindsdien tegengewerkt en een deel week uit via de Oostenrijkse Nederlanden (België) naar Frankrijk.
Omwenteling en gebeurtenissen in Dussen
Van Dussen is bekend dat er een vaderlandse sociëteit in 1795 verbroederde met die van Heusden en Woudrichem. Het is echter niet bekend of dat de Vaderlandsche - of Burger Sociëteit in Dussen al vóór de Pruisische interventie werd opgericht. Niet uitgesloten is dat er mogelijk een leesgezelschap bestond dat met leesportefeuilles werkte, zodat patriotse kranten en pamfletten aan de stamtafel toch besproken konden worden. De pamfletten zullen waarschijnlijk ook wel over de toonbank zijn gegaan bij de voorloper van de locale papier- en boekhandel van de Wed.(Francisca) A. van Dijk&Zoon in de Dorpsstraat in Dussen.
In 1786 was de schout van Munsterkerk en Hagoort, Johan van Brandwijk, opgevolgd door Pieter Johan van Mourik; deze was tevens secretaris van Eethen, Meeuwen en Babyloniënbroek. Volgens het patriotse blad De Politieke Kruyer was hij "een groot Voorstander voor de Oranje-partij, een hatelijk stoker tegen Vaderlanders onder Boeren, geldgierig en een opgeblazen mensch. Bovendien maakten zijne zotte en leugenachtige redeeringen omtrent het Huis van Oranje menig Boer doof voor de Vaderlandlievende gesprekken".
Ook met huwelijksmoraal nam hij het blijkbaar niet zo nauw, want hij had een buitenechtelijk kind verwekt bij Maria Berkenbos uit Dussen. Ze kwamen echter overeen dat het kind van Maria de inkomsten van meerdere percelen bouwland en grinding in Drongelen en Meeuwen o.a. tussen de schorren gelegen zou genieten en dat zo lang het kind in leven bleef.
Tien jaar eerder al, in 1776, was Johannes de Lang woonachtig te Meeuwen en medicinaal doctor in o.a. Dussen, zijn schoonvader Cornelis van Brandwijk opgevolgd als dorpssecretaris van den Hill en schout van Dussen Muilkerk. Na het overlijden van zijn zwager Johan van Brandwijk, in oktober 1785, volgde De Lang hem eveneens op als schout van Babyloniënbroek, drost van Eethen en Meeuwen en als secretaris van Muilkerk. Johannes de Lang ontpopte zich als een leider van de orangisten in het Benedenland van Heusden en Dussen.
De beide Dussense regenten behoorden dus duidelijk tot het kamp van de orangisten. Bovendien was een flink deel van de ingezetenen van het dorp sterk gekant tegen de zogenaamde wapenhandel, waarmee de vorming van vrijwillige exercitiegenootschappen werd bedoeld. Tijdens de loting hiervoor was er in Dussen weliswaar een massale opkomst, maar dan vooral om te protesteren tegen dit fenomeen. Hun tegenwerpingen werden ook gevoed door de negatieve aspecten van de wapenhandel zoals loonderving als gevolg van oefeningen en de hoge kosten voor de aanschaf van een geweer.
Niettemin vertelt het oud-rechterlijk archief van Dussen-Muilkerk dat tijdens de regering van schout en medicinaal doctor Johannes de Lang met de omwenteling van 1787 ook in Muilkerk de oproervlam der patriotten even oplaaide: "Zijne Hoogheid heeft 12 man geaccordeert om naar Dussen Muijlkerck te marcheeren en dat daartoe pattent gezonden zoude worden aan den Commandant van Heusden tot het geeven van Rapport van den schout den Lang". Het vermoeden bestaat dat de patriotten van Dussen bij hun oproer gesteund werden door medestanders uit het patriottenbolwerk Waalwijk.
In Heusden tekenden de pastoor en zijn kapelaan, Johannes van Honsewijk afkomstig uit Dussen, een patriots verzoekschrift "omdat zij vermeenden daardoor vrijheid van godsdienst te zullen bekoomen". Dat kwam hun duur te staan want toen de orangisten in Heusden tot tegenaktie overgingen werden zij als "Keezen" en "Verdoemde Patriotten" aangemerkt. De ruiten van de pastorie werden ingeslagen en pastoor en kapelaan liepen rake klappen op om vervolgens geboeid te worden afgevoerd naar het gevang in de kelder van het stadhuis.
Zelfs de hervormde predikant van Muilkerk, Jan Hendrik van Dugteren, koesterde patriotse sympathieën. In 1786 probeerde hij als pas aangestelde predikant tevergeefs zijn kerkenraad over te halen een bijdrage te leveren aan de patriotse partijkas. Ondanks hun weigering bleef hij aandringen met "veel reedenvoering". Dit zette de hervormde kerkenraadsleden van Muilkerk en Munsterkerk er toe aan in 1787 een rekest te ondertekenen om de patriotsgezinde predikant weg te werken uit hun gemeenschap. Het verzoekschrift werd vermoedelijk onder druk van de ambachtsheer van Muilkerk, Dirk Elemans, nooit ingediend bij de Staten van Holland. Gezien de zwakke argumenten is het nog maar de vraag of de Staten het ontslag zouden hebben verleend.
Dat betekende echter niet dat Elemans de patriotse zaak was toegedaan. Als vertegenwoordiger van het gezag nam hij een conservatief standpunt in, wars van revolutionaire ideën. In Sprang - waar hij tevens ambachtsheer was - grepen op zijn verzoek de Staten van Holland in om het locale exercitiegenootschap te verbieden en de verkiezing door het volk van burgemeester en schepenen ongeldig te verklaren. De regenten door Elemans verkozen werden weer op het pluche gezet.
Ondertussen zaten ook andere orangisten niet stil. Zo was schout Johannes de Lang met een aantal andere inwoners van Dussen betrokken bij de ondertekening van een Oranjerekest op 3 juli 1787 op den Hill om de erfstadhouder in zijn "eminente charges" (oude rechten) te herstellen. In het rechthuis aldaar werden de ondertekenaars door de inmiddels tot schout opgeklommen Hermanus van de Colff uit Woudrichem getrakteerd op "tabak en wijn die overvloedig in pocalen en bierglazen werd geschonken." Verschillende lieden, door de drank overmoedig, zwaaiden met hun hoeden onder het geroep van "Hoezee Oranje booven". Er werden oranjekleurige goudsbloemen uitgedeeld. Zeer ijverig hielp dokter Johannes de Lang de drinkenbroers met het bevestigen van deze bloemen op hun hoeden. In zwaar beschonken toestand werden de mannen uit den Hill en Dussen vervolgens de straat op gestuurd. Oranjeliedjes zingend en onder constant schreeuwen van de slagzin "Oranje zal boven staan en wij zullen de patriotten na de Donder slaan" trok de menigte naar huis. Ondanks een justieel onderzoek naar de rol van de De Lang en schout Van der Colff, bleef dit incident zonder direct gevolg.
De inwoners van Dussen - met name aan de Korn - stonden bekend om hun oranjegezindheid en lieten dat onder meer blijken door het planten van goudsbloemen in hun tuin. Dat kwam hun echter duur te staan. Zo maakte de Geldersche Historische Courant van 11 september 1787 gewag van het feit dat op 5 september van dat jaar zo'n 300 soldaten van het patriotse Corps Sternbach, voornamelijk bestaande uit "Luyker-Waalen en Landloopers" onderweg van Geertruidenberg naar Gorinchem, op doortocht door Dussen - de Straatweg bestond nog niet - nogal huis hadden gehouden aan de Korn. Ze dwongen er een locale vlasboer met het pistool op de borst "zestien hunner bende op zijn Wagen te laden en naar Sleeuwijk te brengen". De bloempjes werden met hun sabels afgesneden en vertrapt en de omheining van tuinen vernield. Ook sloegen zij de ruiten in van drie huizen van bewoners die als teken van hun oranjegezindheid de goudgele bloempjes in hun tuin hadden staan.
Na de Pruissische inval in Nederland, waarbij het gezag van de stadhouder weer werd hersteld, waren Dussense boeren betrokken bij een aantal Orangistische zuiveringsacties gericht tegen patriotische bolwerken.
Op vrijdag 21 september 1787 waren zij onderdeel van een grote menigte van naar schatting drie- tot vier duizend man voornamelijk boeren uit de omliggende streek en een klein detachement Pruisische huzaren die zich aan de Wijkse poort in Heusden meldden en de stad opeisten. De poort werd opengebroken en met veel geweld werd de stad binnengetrokken. Maar liefst 52 huizen werden geplunderd, waaraan ongetwijfeld ook Dussenaren hebben deelgenomen.
Een dag later werd door orangistische Dussense boeren het patriotsgezinde Raamsdonk binnengetrokken. Op het raadhuis legden ze beslag op de geweren van het exercitiegenootschap doch plunderingen bleven hier achterwege. Dit in tegenstelling tot Waalwijk dat de volgende dag, op 23 september 1787, door de Dussenaren bijgestaan door collega's uit het Land van Heusden en Altena, wel werd geplunderd. De gebeurtenissen waren voor Pastoor Van den Hout van Waalwijk aanleiding om het zilverwerk uit de kerk in Tilburg in veiligheid te brengen om het uit handen van de protestantse orangisten uit het Land van Heusden en Altena te houden. Die plunderingen waren het resultaat van het feit dat er in Waalwijk geen geweren gevonden werden. Maar mogelijk was het ook een reactie op de hiervoor omschreven eerdere oproeractie van Dussense patriotten in Muilkerk die daarbij hulp hadden gekregen van hun Waalwijkse partijgenoten.
Waarschijnlijk stonden de strafexpedities van de Dussense boeren onder leiding van Simon Petrus de Lang, jong medisch student, daarbij geruggesteund door zijn vader schout Johannes de Lang uit Muilkerk en schout Johan van Mourik van Munsterkerk. De laatste werd zelfs omschreven als commandant van de Plunderbende. Uit getuigenverklaringen van plunderaars blijkt dat hij en De Lang senior persoonlijk opdracht gaven tot plunderen.
Op 22 september 1787 trok Simon de Lang junior met een grote menigte boeren ook Sprang binnen, waar zijn opa vroeger als president-schepen had gefungeerd. Hij eiste van schout Van Genderen - die later in Dussen eveneens deze positie zou gaan bekleden - de geweren van het exercitiegenootschap Voor Godsdienst en Vrijheid. Onder dwang werden de huizen van de Sprangse patriotten aangewezen. Bij hun zoektocht ging het er allesbehalve zachtzinnig aan toe. Vernielingen werden aangericht, ruiten sneuvelden, drank buitgemaakt en ook werd er geplunderd. Geweren werden echter niet gevonden.
De schrik voor de orangistische Dussense boeren zat er blijkbaar goed in. Zo werd de pastoor van Almkerk-Emmikhoven gechanteerd door een boer die geld eiste voor het tegenhouden van een menigte boeren uit Dussen die volgens zijn zeggen onderweg waren om pastorie en een aantal huizen van patriotten met een bezoek te "vereren".
Het voorgaande is overgenomen uit: Tot Nut van Nederland van Joost Rosendaal (2012).
Franse aanval
Door de Pruisische interventie was de dreigende revolutie echter niet bezworen. Vanuit Frankrijk begon de revolutionaire beweging zich over geheel Europa uit te breiden. In 1792 werd België veroverd en op 1 februari 1793 werd de oorlog verklaard aan Engeland en de Republiek. Op 25 februari 1793 arriveerden Franse soldaten in het aan de overkant van de Oude Maas gelegen 's-Grevelduin-Capelle en de volgende dag namen zij vanuit Raamsdonksveer de vesting Geertruidenberg onder vuur. Na een kortstondige bezetting werd - na de nederlaag van het Franse leger bij Neerwinden in België - de stad echter weer verlaten. De bevolking van de omliggende dorpen had echter behoorlijk schade geleden tijdens de belegering en bezetting, terwijl meegekomen uitgeweken patriotten een ware terreur hadden uitgeoefend.
Bij de schermutselingen kwamen in ieder geval ook twee Franse militairen om het leven die op de begraafplaats van Muilkerk in Dussen Binnen op 5 maart 1793 ter aarde werden besteld. Het betrof een officier van het 7de Regiment van de Huzaren, Delma genaamd en een wachtmeester van de Jagers van het Legioen van het Noorden met de naam Siherm. [Bron: Register van ontvangst van het kerkrecht voor het begraven, 1770-1805, Begraven (Nederduits Gereformeerde Gemeente) Dussen Muilkerk] Dit laatste legeronderdeel betrof waarschijnlijk het zogenoemde Bataafse legioen. Het bestond voornamelijk uit leden van de patriottische vrijkorpsen die na 1787 verboden waren in de Republiek en daarom naar Frankrijk waren gevlucht.
In de zomer van 1794 rukten de Fransen echter opnieuw op en de streek maakte zich op voor de verdediging. Werknemers uit Dussen en Waspik legden een dam in de Oude Maas tussen Raamsdonk en Dussen om zodoende de omgeving te innunderen. De oogst van dat jaar ging daardoor voor de helft verloren. Een Franse legermacht van 15.000 man verzamelde zich bij Raamsdonksveer, waar de innundatie als gevolg van de strenge vorst geen beschutting bood. Opnieuw werden Waspikse en Dussense arbeiders gevorderd maar nu om de dam in de Oude Maas te verwijderen. Ook werden de soldaten bij burgers ingekwartierd en werd graan, hooi, vee en paarden gevorderd en werden belastingen verhoogd of nieuw ingevoerd.
Het voorgaande is overgenomen uit: De geschiedenis van Waspik van G.J. Rehm (ca. 1970).
Den 7den deezer [7-1-1795] liet zig eene sterke Patrouille vyandelyke Kavallery en Infantery, op den Waaldyk by de Coupure van Dalem zien, doch werd genoodzaakt door eenige Kanonschoten van Loevesteyn, als mede van de Batterije aan de Coupure, terug te gaan; zynde voor het overige alles stil, tot dusverre, en de Vyand in het Land van Altena, tot Dusfen geretireerd, waar dezelve nog omtrent 30 Man Kavallery en 40 Man Infantery heeft.
Bron: Amsterdamse courant, 10-01-1795
Heroprichting sociëteiten
Met de verovering van de Lage Landen, in 1795, door de Fransen, werden de oorspronkelijke sociëteiten, de zogenaamde burgersociëteiten waar patriotisch gezinde burgers bijeen kwamen om te discussieren over de idealen van de Franse revolutie, nieuw leven ingeblazen. Ze stelden zich nu als doel de omwenteling te ondersteunen en te zorgen dat er een rechtmatige volksvertegenwoordiging kwam. In veel plaatsen was het feest. Groot was de haat tegen de oude machthebbers. Zij werden verdreven uit het provinciaal en plaatselijk bestuur. Vooral de adel moest het ontgelden. Hun huizen werden geplunderd en adellijke wapenborden in kerken en gebouwen werden vernield. In plaats van de adel waren het nu de “representanten” van het volk (de burgerij) die de dienst uit maakten in het bestuur.
Ook in het Hollandse gedeelte van Brabant werd op 1 april 1795 melding gemaakt van burgersociëteiten, namelijk te Vrouwkensvaart-Waspik (Tot Ieders Recht), 's-Grevelduincapelle en te Raamsdonk en op 8 april 1795 te Geertruidenberg, terwijl op 24 april 1795 een vaderlandse broederschap te Zevenbergen bestond. ('s-Hert. Vad. Crt. van 3 april 1795 en krantenknipsels C.B.v.G.) Eerst later werd een vaderlandse sociëteit vermeld in Heusden, welke zich verbroederde met de sociëteiten van Dussen (waar verder geen gegevens van bekend zijn) en Woudrichem. (Ned Jaarboek sept. 1795, p. 5477)
Deze zogenaamde verbroedering had vooral ten doel om de krachten te bundelen richting het centraal gezag. Streven was om iemand min of meer permanent in Den Haag te stationeren om er de belangen van de streek te dienen. Of het zover is gekomen, is niet bekend maar Frederik Rant uit Heusden vertegenwoordigde de sociëteiten van Heusden, Dussen en Woudrichem wel bij een centrale vergadering van de Patriotsche Corpora in de Oude Doelen in Den Haag op 28 augustus 1795. De vergadering richtte een proclamatie tot de Staten Generaal, waarin zij zich aankondigde als "het weldenkend volk van Neêrland, als eenig man te zaam verbroederd" en onder meer betoogde "dat alleen een nationale vergadering, een wetboek gegrond op het recht der natuur, dat elke inwoonert zijne burgelijke en maatschappelijke betrekking verzeekert, Nederland kan redden van het zeevenhoofdig monster, het Uniegedrocht".
Reglement
De burgersociëten waren ook reglementair georganiseerd. Onderstaand een uitreksel uit een doorsnee reglement:
Art. 1
Elk zal in dezen kunnen delen boven de achtien jaaren oud, en bekendt voor een eerlijk burger teffens goed vaderlander, uitgezondert staatsleden van den jaare 1795.
Art. 8
Niemand der leden zal eenige bijzondere berigten van belang voor het vaderland, aan de sociëteit mogen verbergen, of zal worden verklaart nadeelig te zijn voor de ware belangens.
Art. 9
Elk een der leden zal het vrij staan om redevoeringen en aanspraak te doen, welke tot algemeen nut en broederschap kunnen verstrekken, mits daags te voren aan een der directeuren hier van kennis geevende, die zulks door het uitsteken der vlag.
Art. 18
Geen knegt zal ooit zijn Heer en meester tot eenige post mogen stemmen.
Nieuw bestuur
Volgens de Nationaale courant van 26-10-1795 leverde de volkstelling van 1795 het navolgende resultaat op: Aalburg 258, Andel 473, Werkendam 1128, De Werken 547 Sleeuwijk 322, Woudrichem 665, Oudendijk 199, Veen 513, Dussen 1391, Geertruidenberg 1320
De Franse "bevrijders" begonnen ook vrijwel onmiddelijk met het veranderen van het bestuurssysteem. In de kerken werd een bekendmaking voorgelezen waarbij de bevolking werd opgeroepen voor de eerste vrije verkiezingen. De burgers boven de 18 jaar zouden mogen beslissen over verkiezing of continuering van schout, gemeentesecretaris, schepen en burgermeester. De kandidaten dienden echter geen "aanklevers van het huys van Orange" te zijn en ook het bekleden van een bestuurspositie vóór de omwenteling, strekte niet tot aanbeveling.
De uitslag van de verkiezingen was tamelijk onthutsend. Schout van Munsterkerk, Pieter Johannes van Mourik, werd weggestemd evenals een aantal van de schepenen. De nieuw gekozen raad van schepenen van Munsterkerk bestond uit de burgers Jacobus van der Pluijm, Evert Wijtvliet, Theodorus van Dongen, Arnoldus Heijmans, Jacob Rombout en Willem Boor. Uit hun midden werd Jacobus van der Pluijm tot schout aangesteld. Uit trouwaktes van 1795 en 1796 van Dussen Munsterkerk blijkt echter dat ook Cornelis van Daalen, Reijnier Schippers, Jan Lensvelt en Adriaan van Dinteren als schepen fungeerden.
Om gezondsheidsredenen trad Jacobus van der Pluijm na twee jaar af, wat de weg opende voor een vertegenwoordiger van het aloude katholieke bestuurdersgeslacht Stael om de belangrijkste bestuurspositie van Dussen weer in te nemen. Behalve rentmeester van het kasteel werd Peter Josephus Stael (1768-1842) in zijn trouwjaar 1797 tevens als schout van Dussen Munsterkerk aangesteld en na de Franse inlijving in 1810 als Maire van beide Dussens benoemd. Daarmee kwam het schoutambt van Dussen ná anderhalve eeuw terug in handen van de Staelen.
In Muilkerk waren de bestuurlijke veranderingen wat minder ingrijpend. Schout Johannes de Lang werd in 1791 opgevolgd door meester (in de rechten) Adrianus Aldolphus van Genderen uit Besoyen, die één jaar later echter het veld ruimde voor de protestantse Dussenaar Wouter Hagoort. Als schepenen fungeerden: Jan Kastelijn, Theodorus Melis Kastelijn, Peeter de Gast en Jan Koekoek.
Een van de akties van het nieuwe bestuur was (ORA Munsterkerk-aanvulling, inventarisnummer 1336) een request in 1795 van de municipaliteiten van Dussen Munster- en Muilkerk aan de Provisionele Representanten van het Volk van Holland om vrijstelling van betaling van allerlei belastingen en heffingen in verband met de geleden oorlogsschade door krijgsgeweld en inundatie. Zie onderstaand krantenartikel in de Nationaale Courant van 30 maart 1795:
'De Municipaliteit van Dussen Munfter en Muylkerk, heeft mede geklaagd over inkwartiering en requisitien zynde deeze plaatsen onder het voorig bestuur op eene voorbeeldelooze manier geinundeerd, zelfs hier en daar tot op zes voeten hoogte, het winter graan hier door vernield, naderhand door inkwartiering der Franschen bezwaard, en nu op nieuw door den dooi braak in de droevigste ellende gedompeld moetende de ingezetenen met paardenboonen gevoed worden, zynde men daar zonder provisien, en de armen kassen geheel buiten staat.
Nieuwe heren, nieuwe wetten
In 1798 vonden er verkiezingen plaats voor de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk. Deze Staatsregeling van 1 mei 1798 is te beschouwen als de eerste Grondwet van Nederland. Voor het eerst was er sprake van een eenheidsstaat, van burgerrechten en -plichten, en van een gekozen volksvertegenwoordiging. Uitgangspunt was de gelijkheid van alle burgers, ongeacht geboorte, bezitting of rang. De Staatsregeling bevatte bepalingen over burgerrechten, staatsinstellingen en verdeling van de staatsmachten, het bestuur in provincies (departementen) en gemeenten, financiën, buitenlandse betrekkingen, rechterlijke macht en verandering van de Staatsregeling en werd als volgt door de overheid omschreven en aangekondigd:
Het Bataafsche Volk, zig vormende tot eenen ondeelbaaren Staat, en bezeffende, dat het voornaame bederf van alle Regeeringen gelegen is in de miskenning der natuurlijke en geheiligde regten van den Mensch in Maatschappij, verklaart de navolgende stellingen als den wettigen grondslag waarop Het zijne Staatsregeling vestigt, en als zoo veele regels, waarnaar Het zijne burgerlijke en staatkundige betrekkingen wil hebben gewijzigd.Op 23 april werd een referendum gehouden onder het volk: JA of NEE voor de nieuwe grondwet. De 96 opgekomen kiesgerechtigden in Dussen stemden unaniem voor. Dat was afwijkend ten opzichte van buurgemeenten zoals Waspik (20% NEE) en Raamsdonk (11% NEE) maar ongeveer vergelijkbaar met Heusden, Waalwijk, Besoyen, Vrijhoeven en Sprang waar slechts enkele tegenstemmers waren. Anders gesteld was het in Bataafsch Brabant, in Oudenbosch bijvoorbeeld stemden bijna negentig procent van de stemgerechtigde inwoners TEGEN de nieuwe grondwet.
Het ontwerp dezer Staatsregeling voor het Bataafsche Volk is namens de Constitueerende Vergadering bekend gemaakt 23 Maart; door de Volksstemming is zij goedgekeurd 23 April; geproclameerd als zoodanig 1 Mei; in werking getreden 4 Mei 1798.
Bij de verkiezingen in Dussen waren 96 stemgerechtigden opgekomen. Dat was een tamelijk tegenvallende opkomst, indien men dat tenminste vergelijkt met de naastomliggende plaatsen. Achter de genoemde plaats de opgekomen stemgerechtigden en tussen haakjes de ja-stemmers. Heusden 168 (162), Besoyen 77 (74), Sprang 135 (130), Vryhoeven 40 (34), Waspik 251 (202), Raamsdonk 205 (182). Hierbij valt het op dat met name in Waspik en Raamsdonk de opkomst veel groter was, terwijl er daar ook een behoorlijk aantal kiezers tegen de nieuwe grondwet stemden.
Overgenomen uit de Goudasche Courant van 30 april 1798
Op 13 december 1799 werd door burger Van Galen c.f. namens de municipaliteit van Dussen Munsterkerk en Muilkerk een verzoek ingediend bij de Eerste Kamer tot het mogen uitvoeren van een reëele omslag over alle landen en huizen, welk verzoek werd geauthoriseerd.
Lag in het voorgaande geval het initiatief nog bij het gemeentebestuur zelf, weldra werden van overheidswege de belastingen flink opgeschroefd, waarbij de dorpen niet werden ontzien. In 1811 was de aanslag voor de directe belastingen voor de gemeente Dussen maar liefst 8.642 gulden. Dat was de op één na hoogste aanslag in het Land van Heusden en Altena, alleen Almkerk betaalde meer. Werkendam bijvoorbeeld betaalde minder dan de helft van Dussen. Waarbij de kanttekening dat Dussen qua inwoneraantal de grootste gemeente van de regio was.
Na Nederlands onafhankelijkheid in 1814, waarbij herstel van de heerlijke rechten plaatsvond en de beide Dussens weer een schout met schepenen kregen, werd P.J. Stael benoemd tot schout van beide Dussens.
Bronnen
Verschure, Han. Een dorp in de Greep van de Vrijheid, (1995)
Mommers, dr. A.R.M. Brabant van Generaliteitsland tot Gewest, (1953)
Rehm, G.J. De geschiedenis van Waspik, p. 47-56, (ca. 1970)
Rosendaal, Joost. De Langstraat in beroering. Hoofdstuk 11 uit Dansen rond de Vrijheidsboom, (1993)
Rosendaal, Joost. Tot Nut van Nederland, (2012)
Donkersloot, H. Geschiedenis van Dussen en zijn kasteel, (1939), p.42
Sande, A. van de. De Patriottentijd in Geschiedenis van Brabant, (2004) p. 523 e.v.
Diverse auteurs. Naar de bliksem met de Kezen! nr. 37 uit De Noord-Brabantse geschiedenis, (2006), p. 115-119
Index schepenprotocol Erp (7690.108). Datering: 21-08-1810 Soort akte: Overeenkomst Plaats: Erp Toegangsnummer: 7690 Inventarisnummer: 108
Felix Cerutti en Peter Dieleman 'Geanimeerd doch roerig’, De Groote Sociëteit te Gorcum, opgericht 1770, in het bijzonder 1960-2010, (2020).