De Sluis

De Sluis, voormalige dorpskern van Dussen Munsterkerk

Van oudsher wordt Dussen gevormd door twee ambachten: Dussen Muilkerk, het noordelijkst deel van Dussen rondom Kasteel Dussen, en Dussen Munsterkerk. Van Munsterkerk lag de kern oorspronkelijk tussen de Oude Straat en de Kalversteeg (Zie: Laarhuisje bakermat van Munsterkerk? Na de St. Elisabethsvloed (november 1421) en nadat de Kornsedijk - te Dussen Ouden-Zeedijk genoemd - was aangelegd (1461), ontstond aan deze dijk een nieuw centrum van Dussen Munsterkerk.

Deze nieuwe dorpskern van Dussen Munsterkerk was De Sluis, daar waar de Molenkade en de dijk naar Werkendam te samen komen en de zuidelijke aftakking van het riviertje De Dusse aansluiting vond op de Dussensche Gantel die op zijn beurt uitmondde in de nieuwe, meer zuidelijker loop van de Oude Maas.
De aldaar gelegen uitwateringssluis was zelfs een strategisch punt in de Hollandse (verdedigings) Waterlinie. Dat blijkt uit een document (inv.nr. 509 ORA Werkendam, 1708 (afschrift); met bijlagen, 1706-1708; 1 omslag) zijnde een Ordonnantie van de Staten van Holland en West-Friesland, waarbij zij een aantal dorpen, waaronder Werkendam, opdragen tot het heffen van een personele omslag ter dekking van de kosten gemaakt voor de bewaking van de post Hagoort en de Dussense sluis, zijnde strategische punten in de Hollandse Waterlinie.

In 1726 werd door de kasteelheer van Dussen Jan Louis van der Schueren Hagoort een huis met erf aangekocht dat dienst ging doen als pastorie maar tevens als vergaderplaatst en schuilkerk waarin missen werden gedaan voor de r.k. parochianen van Dussen. Het pand stond op de zuid-oostelijke hoek van de Sluis, waar later de fraaie neogotische kerk gebouwd zou worden. Ten oosten naast de pastorie stond destijds het huis van Thomas van 't Hof.

Bij de optekeningen van het kadaster, rond 1830, bestond het hart van De Sluis uit de in 1760 als nieuwe kerkschuur gebouwde maar in 1826 belangrijk vergrootte r.k.-kerk met aangebouwde pastorie met daarnaast, in 't Rommegat, de uitspanning van tapper Simon Fransen Lensvelt. Tegenover de kerk stonden de boerderij van Cornelis Rombout, de woning van Pieter Baas de Jonge en de boerderijen van Jacob Jansse van Dinteren en weduwe Richard Lensvelt.
Aan de westkant van de Sluis, op de plek waar later Hotel Heesels gebouwd zou worden, had je toen het logement van Reinier van der Pluijm en Anna Boor. Nadat Reinier was overleden, hertrouwde Anna met Martinus de Wit uit Raamsdonk. Bij de aanbesteding van de nieuwe rooms-katholieke kerk, na de dorpsbrand van 1842, werd het logement al De Zwaan genoemd. Hun zoon Jacobus de Wit zette samen met zijn vrouw Cunera van Honsewijk en later zijn drie dochters het logement voort. Martinus, de enige zoon van Jacob en Cunera, werd priester te Herpt.

Tegenover het logement van Reinier van der Pluijm werd later nog een logement gevestigd, namelijk De Gouden Leeuw van Cornelis Janse van Dijk. Logement De Gouden Leeuw werd in de tweede helft van de negentiende eeuw gevestigd op de noord-westhoek van de Sluis. Het pand werd in 1861 aangekocht door Cornelis Janse van Dijk die het liet verbouwen tot een herberg waarin ook overnacht kon worden. Dat nieuwe logement kwam min of meer in de plaats van de herberg van Lensvelt in de Kerkstraat ten oosten van de kerk, die een aantal jaren daarvoor zijn deuren gesloten had. Daarmee was er naast De Zwaan van De Wit en een aantal jaren daarvoor geopende Hotel Van Beurden in de Dorpsstraat maar wel in de buurt van de Sluis, een derde lokaal in het nieuwe centrum van Dussen. (Zie: Geschiedenis logement De Gouden Leeuw aan de Sluis).

In 1859 werd de stoep aan de Sluis van de Molenkade naar de dijk (Dorpsstraat)gereconstueerd. Op de hoek van Molenkade met de Dorpsstraat stond destijds de woning van de weduwe Baas met daar tegenover het logement van de weduwe De Wit. Op de hoek van de Molenkade met de Kerkstraat stond een flinke boerderij in de lengte langs de stoep van de Gebroeders Rombouts met ten noorden daarvan, ook langs de Molenkade, een schuur (later de kolenschuur van Van Beurden). Tegenover de kopgevel van de boerderij van Rombouts stond de kerk gebouwd nį de dorpsbrand van 1842. Bij de reconstructie werd de stoep meer naar het oosten verplaatst. Daarmee kwam de stoep wat korter bij de boerderij van Rombouts te liggen maar werd de bocht naar de Dorpsstraat wel wat ruimer. Ook werd de stijlte van de stoep enigszins afgevlakt.

Totdat aan de Sluis, op de plaats van de afgebroken boerderij van de Gebroeders Rombouts, in 1881 het nieuwe Raadhuis werd gebouwd, was het logement van Jacobus de Wit tevens in gebruik als Raadskamer. Het feit dat Cunera een dochter was van Theodorus van Honsewijk (locaal bestuurder) en een broer van Adriaan H. van Honsewijk (later burgermeester), zal daaraan niet vreemd geweest zijn. Naast het logement stond een groot huis met tegenoverliggende schuur, eigendom van de erven A.J. van der Pluijm. Deze woning/boerderij met schuur zal later vermoedelijk in bezit gekomen zijn van Verhoeven; het was de plek waar de brand van 1892 uitbrak. Een paar huizen verderop had Leonardus Boor (broer van Anna) zijn rosolymolen in bedrijf. Op de hoek van de Sluis woonden schoenmaker Christiaan Kievits en de schippers Jacobus Baas en Cornelis Poel. Opvallend op de kadasterkaart is bovendien nog dat de zandpad toen begon bij de schuur achter de kerk, doorliep over De Sluis, zich vervolgend langs de andere oever van de Gantel om te eindigen bij de Hoge Brug (het latere huisje van Trien).

Tot driemaal toe is dit voormalige centrum van Dussen, De Sluis, getroffen geworden door een ramp waardoor het hart van Dussen Munsterkerk nagenoeg totaal vernield werd. Tweemaal (in 1842 en 1892) lag brand ten grondslag aan de ruļnering, maar in beide gevallen vond wederopbouw plaats. De derde keer viel De Sluis ten prooi aan de vernielingen ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog. Het was de genadeslag voor het pittoreske hart van Dussen, wederopbouw vond niet meer plaats en men besloot het centrum te verplaatsen naar het Klein Zuideveld.

De brand van 1842.
De oude Rotterdamsche Courant van 21 april 1842 bevat een kort verslag over de grote brand van 1842.

"Te Dussen bij Woudrichem is in den nacht van den 13de op de 14de dezer in eene boerenwoning brand ontstaan en zoo hevig toegenomen, dat vijf huizen en schuren benevens de fraaije roomsch-katholieke kerk en pastorij daardoor in asch sijn gelegd."

"ln den vroegen morgen van den 14de April, omtrent 3 ure, ontstond er brand aan de Sluis binnen de gemeente Dussen, in eene schuur van den te regtgeachten landbouwer C. Rombout. De vlammen verspreidden zich langs de uitgedroogde rieten daken met snelheid; zoo spoedig deelden zij zich aan het woonhuis van genoemden landman en de nabij staande gebouwen mede, dat eenige van derzelver bewoners naauwelijks den dood en de vlammen zijn ontkomen. Weldra werd ook dc toren van het kerkgebouw der roomsche gemeente door het vuur aangegrepen, van waar het tot de kerk en pastorie oversloeg, en deze beide hechte gebouwen bijna geheel verteerde. Behalve de kerk en pastorie zijn drie woonhuizen, waarvan twee door twee gezinnen bewoond, vier schuren, alsmede het koetshuis vanden weleerwaarden heer pastoor Mickers, hetwelk ook nog door twee huisgezinnen was bewoond, in de asch gelegd. Uit de kerk, de pastorie en de overige gebouwen is weinig geborgen, het rundvee en de paarden zijn onder den brand nog gered, met uitzondering van zeven stuks grooter en kleiner rundvee, een paard en een veulen behoorende aan gemelden C. Rombout. De algeheele schade wordt begroot op ƒ 68.707,- waarvan is verzekerd voor ƒ 41.750,-. Het gedrag en de ijver der autoriteiten, alsmede der ingezetenen verdienen allen lof. Schoon geene menschen in de vlammen zijn omgekomen, heeft men het nogthans te betreuren dat een dertien jarig meisje door het vallen van eenen schoorsteen, deerlijk is gewond; het werd van onder het rookend puin en de nog dreigende muren door den heer L. van Teijn, geneesheer alhier gered.

"Bericht". "Opregte Haarlemsche Courant". Haarlem, 23-04-1842. Geraadpleegd op Delpher op 11-08-2016, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010521073:mpeg21:a0008

Volgens een bericht in de 'Noord Brabander' van 19 april 1842 konden uit de kerk 'de heilige vaten en de voornaamste ornamenten gered worden, alsmede een gedeelte meubelen der pastory'.

Deze kerk was pas enige jaren daarvoor, in 1826, aan den Ouden-Zeedijk bij De Sluis gebouwd; ze had een toren en een orgel. Noch van dit kerkgebouw, noch van pastorie vermocht men iets te redden. Gelukkig werd na deze ramp een landelijke subsidie toegestaan, waardoor de nieuw benoemde pastoor Henricus van Gennip, geholpen door de milde bijdragen van enige particulieren, een nieuw pastoraal huis kon bouwen en op 29 mei 1845 de nieuwe parochiekerk door bisschop Johannes Zwijsen plechtig werd geconsacreerd.

De Sluis was ook de plaats waar het eerste raadhuis van de Gemeente Dussen verrees. DUSSEN 14 Dec 1881 Het raadhuis alhier in aanbouw is uitwendig bijna voltooid. Ofschoon niet groot in omvang, wordt het allerwege om zijn netten en sierlijken bouwtrant geroemd, zoodat het zoowel de gemeente als den architect (de heer Vonk van Almkerk) en den aannemer (C.A. van Daal alhier) tot eer verstrekt.

De brand van 1892.
Van dit droevig toneel werd een halve eeuw later een reprise geleverd, die de brand van 1842 evenwel in hevigheid nog verre overtrof. We bedoelen de dorpsbrand van 24 augustus 1892, welke in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 26 augustus uitvoerig beschreven wordt.

"Midden in het Land van Altena, plm. 2 uur Z.Z.W. van Woudrichem en ongeveer 5 kwartier O.N.O van Geertruidenberg ligt het landbouwdorp Dussen. In drie parochiėn verdeeld, namelijk: Dussen-Muilkerk, Dussen-Munsterkerk en Dussen-Polder (Mariapolder Hank).
Het fraaiste daarvan, de eigenlijke kom der gemeente, wordt gevormd door Dussen-Munsterkerk. Midden in die kom staat of liever stond een flinke boerenstelling met een kapitale schuur daartegenover, behoorende aan H. Verhoeven.

Woensdag 24 augustus 's namiddags 2 uur, brak brand uit in de schuur. Alle man was in de weer toen plotseling brand werd bespeurd. Deze vond in de droge granen en het hooi zooveel voedsel, dat de gansche schuur in een ogenblik in lichte laaie vlam stond.
Het huis van Verhoeven aan de overzijde vatte eveneens spoedig vlam, en nu was aan een blusschen niet meer te denken, te meer daar de gemeente slechts in bezit is van een kleine handspuit en alle schuren in de omtrek nog met riet gedekt zijn.
Van het eene huis op het andere sloeg de brand over, tot het vuur ongeveer 80 m. verder de herberg van W.J. Heesels en het prachtige nieuwe woonhuis van de dames de Wit had in vlam gezet.

Daarop volgt namelijk de haven en aan de overzijde stond het nieuwe Raadhuis en de prachtige katholieke kerk met ± 30 m. hoogen toren. Iedereen dacht dat hier het einde van den brand zou zijn, zoodat velen zelfs al hunne goederen en kostbaarheden naar de kerk brachten, waarheen zelfs het lijkje van een kind van herbergier Heesels uit een der brandende huizen was vervoerd.
Toch bleek het vuur te machtig. Toen de beide groote schuren met graan naast het huis der dames De Wit in vlammen opgingen en een kolenschip dat in de haven, die op dat ogenblik door de eb zonder water was, eveneens in brand vloog, toen verhieven de vlammen zich zoo ontzettend hoog, dat de klankborden in de galmgaten van den toren vlam vatten en de gansche toren weldra eveneens in vuur stond.

De kerk volgde spoedig en het raadhuis eveneens. De vuurzee bood nu een "prachtig" schouwspel aan, vooral toen de toren omstreeks vier uur wankelde en instortte. Nog enkele schuren en woonhuizen volgden maar de wind, die eerst W.N.W. en daarna vlak W. was geweest, kromp tot Z.W. en dat was het behoud van verscheidene belendende percelen, onder andere het fraaie klooster en de pastorie, die op korten afstand van de kerk gelegen zijn.

In de anderen richting stuitte het vuur op de pannen gedekte herberg van Van Beurden, maar hier wisten een groot aantal flinke mannen, die een keten gevormd hadden en elkander het water met emmers aangaven, zich zoo krachtig te weeren, dat dit huis ofschoon het veel schade bekwam, toch behouden bleef.
Het blusschen werd ten zeerste belet door de gesteldheid van het brandende gedeelte van het dorp, dat in twee zijden langs den dijk, die den eenigen rijweg vormt, is gebouwd. Die weg was door de hitte niet te genaken, zoodat men uit de tuinen, aan den voet van den dijk, achter de woningen hulp moest aanbrengen.

Dat dit niet goed mogelijk was met de geringe hulpmiddelen waarover men beschikte, is licht te begrijpen, ofschoon ook de spuiten van Meeuwen en Almkerk waren aangerukt. Eerst te 10 uur ongeveer, toen het vuur geen voedsel meer vond, vooral door het draaien van den wind en mede bestreden door een flinke regenbui, was het gevaar voor het overige gedeelte van het dorp geweken."

Het Nieuwsblad van 25 augustus 1892 geeft een overzicht van de verwoesting: "R.K. Kerk, Raadhuis inclusief het grootste gedeelte van het archief, een massa hooi en graan in de landbouwschuren, het pas nieuwe gebouw van de dames De Wit met het voornaamste hunner goederen die in de Kerk, waar men ze veilig waande, waren geborgen, het logement De Gouden Leeuw (Heessels) en 13 verschillende woningen, het telefoonkantoor, het steenkolenmagazijn van de Erven van Beurden en het in de haven liggend vaartuig van J. Hompers, dat pas eene lading kolen in gemeld magazijn gelost had, werd alles een prooi der vlammen. Van de landbouwproducten en enkele inboedels was niets verzekerd, het overige slechts laag."

Een week later ( 2 september 1892) roemt het Nieuwsblad de inzet en moed van de brandweer o.l.v. opperbrandmeester J. Schoenmakers waardoor men Hotel van Beurden - en daarmee waarschijnlijk een groot aantal belendende panden - voor de brand had kunnen behoeden.
In de week nį de brand vindt in Hotel van Beurden een vergadering plaats van een 10-tal ingezetenen met burgelijke - en kerkelijke autoriteit waarin het besluit valt om een actie te starten voor de 6 į 7 huisgezinnen die bij de ramp hun onverzekerde have en goed verloren hebben.
De advertentie welke dienaangaande in het Nieuwsblad van zaterdag 17 september 1892 verschijnt is ondertekend door: J.H. Stael - Burgemeester, H.C. Bakkers - Pastoor, Ad Hagoort - Ouderling Herv. Kerk, M. van den Boom - Geref. Predikant, Ad. H. van Honsewijk - Lid Gem.raad, Ant. A.H. van Honsewijk - Wethouder, R.H. van Hattum - Brandweer, A.W. Overvoorde - Rijks-Ontvanger, L. Schneider - Gem.secretaris, J. Schoenmakers - Opper brandmeester, L.J. Verberne - Notaris, W.A. Verhoeven - Gem.ontvanger, P. Verschoor - Wethouder, L.M.M. de Vlam - Hoofd School, G.F. v.d. Westelaken - Candidaat Notaris.

De Gemeenteraad besluit tot afgelasting van de jaarlijkse kermis, al wordt de "dreigende cholera en de geringe verdiensten van de arbeiders" eveneens als motief aangevoerd.
Bovendien wordt als gevolg van de brand, die 23 woningen in de as legde, een direct gebrek aan huurhuizen gemeld. Koffiehuis-Heessels geeft het startsein voor de wederopbouw. Op de puinhopen van het huis van de dames De Wit laat herbergier Heessels zijn Hotel de Zwaan bouwen, dat daardoor aan de overzijde komt van de vroegere herberg/koffiehuis De Gouden Leeuw.

DUSSEN 5 Aug 1893. Heden werd door het gemeentebestuur aanbesteed: het herbouwen van het op 24 Aug j.l. afgebrand Raadhuis dezer gemeente met de daarbij behoorende werken en levering van materialen. De begrooting van den architect de heer M. van Gool te Woudrichem bedroeg f 9040,-. Ingeschreven werd door T. van Varik Werkendam voor f11086, C. Bakker cs Werkendam voor f 10290, P. Wejjts Berlicum voor f 10700, W.G. Schaap Baardwijk voor f10300, A. Michael Capelle (NB) voor f 9940, Gebr. van der Pluijm te Dussen voor f 9385, C.A. van Daal Dussen voor f 8858. Het werk is den minsten inschryver gegund.
Aannemer Cornelis A. van Daal was oorspronkelijk timmerman van beroep en woonde in de Dorpsstraat, daar waar later Koos Wijtvliet een nieuw postkantoor zou bouwen. Toch doet uit overlevering hardnekkig een verhaal de ronde dat Johannes van Mierlo een belangrijke rol gespeeld heeft bij het realiseren van het nieuwe gemeentehuis; hij zou het zelfs ontworpen hebben.

DUSSEN eind 1893. Van de groote vernieling die de brand verleden jaar hier heeft teweeggebracht valt weinig meer te bespeuren. De meeste puinhoopen hebben plaats gemaakt voor nieuwe gebouwen waarvan aan sommige reeds de laatste hand is gelegd. Andere naderen hunne voltooiing terwijl de twee voornaamste de Katholieke kerk en het Raadhuis voor den winter nog onder de kap komen.

Rond 1900 werd De Sluis gevormd door de fraaie R.K. Kerk met pastorie, klooster Huis van St. Petrus Stoel met verzorgingstehuis en meisjesschool, het Raadhuis, en de logementen Hotel De Zwaan en Cafe De Koppelpaarden. Aan De Sluis lag ook een aanleghaven voor schepen tot maximaal 300 ton welke aldaar via de Oude Maas en de Dussensche Gantel konden aanmeren om hun lading te lossen of te laden. De Sluis was tevens de standplaats voor de jaarlijkse kermis.

In 1907 werd de aansluiting van de Molenkade met de Dorpsstraat, De Sluis dus, flink op de schop genomen. De stoep naar de dijk werd qua stijgingspercentage belangrijk afgezwakt en bovendien werd de gevaarlijkse haakse bocht, die voor het toenemende (gemotoriseerde) verkeer problemen opleverde, verruimd. Hiervoor diende de nog aanwezige sluis in de dijk afgebroken te worden. In het tijdschrift De Ingenieur werd de navolgende mededeling geplaatst:
'Woensdag 31 Juli 1907. DUSSEN. Burg. en Weths., te l½ ure: Afbreken van de sluis in de rivier 'de Dusse' te Dussen, onder den provincialen weg; het leggen van een leiding op paalfundeering van cementen buizen, wijd in middellijn 1.25 M., ter lengte van 97 M., met gemetselden put voor schuif, het metselen van een keermuur, het dempen der 'Dusse', en het aanbrengen van beschoeiingen en andere werken. Bestek ter lezing met situatieteekening op het gemeentehuis en is aldaar te verkrijgen tegen f 0.50. Inlichtingen door Burgemeester en Wethouders van Dussen en door den heer H. Wijnands te Heusden.'
Hierdoor ontstond er aan de Sluis meer ruimte, met name voor het gemeentehuis, terwijl het verkeer beter kon doorstromen.

De Tweede Wereldoorlog.
De vernielingen welke gepaard gingen met de Tweede Wereldoorlog waren de definitieve doodsteek voor De Sluis als toenmalig centrum Dussen.

sluisart.jpgEen beeld van de oorlogsverwoesting aan De Sluis en in de Dorpsstraat te Dussen.

In verband met de voorgenomen Duitse aanvalsactie met de codenaam Fall Braun, was in november 1944 een groot gedeelte van het Land van Heusden en Altena, waaronder Dussen, tot Sperrgebiet (verboden gebied) geworden en daardoor ontruimd door de bevolking. Grote delen van de streek waren ook onder water gezet. Tussen 24 en 27 december kwam er evenwel van geallieerde zijde reactie tegen de concentratie van Duitse legereenheden in het gebied. In de kerstnacht werd Dussen hevig beschoten, hetgeen in de daarop volgende dagen zou worden voortgezet.
Medio januari 1945 vonden van Duitse zijde intense beschietingen plaats van de noordoever van de Bergsche Maas, met als repercussie van geallieerde kant een enorme verwoesting van woongebieden op de zuidoever, waaronder Dussen, ten gevolge hebbend.

Nį de bevrijding lag een groot gedeelte van De Sluis in puin. Kerk, Hotel Heessels en De Koppelpaarden, alles was zwaar beschadigd. Het Raadhuis bleek aanvankelijk nog redelijk gespaard, maar toen de gemeente op 22 mei 1945 het Raadhuis liet opruimen, ontplofte alsnog een door de Duitsers aangebrachte springlading. Vijf mannen vonden daarbij de dood: Gerrit van Biesen Th.zn., Joh. Schalken P.zn., Cees van de Stelt, de Kroon en Jort van Beurden. Wonder boven wonder overleefde Nand Schalken P.zn. de aanslag.
Van het prachtige Raadhuis restte niets anders dan een krater in de grond.

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl