Oorsprong en verspreiding
In het Nederlands Repertorium van Familienamen dat een overzicht geeft van namen en het aantal naamdragers die bij de volkstelling van 1947 werden geregistreerd, zijn vermeldingen van de familienaam Van der Pluijm in de verschillende schrijfvarianten terug te vinden. Van der Pluijm wordt het meest vernoemd in het westen van Nederland en in Noord-Brabant. In 1947 werd de naam in totaal 1341 keer opgetekend: in Zuid-Holland 573, in Noord Holland 123 en in Noord Brabant 539 keer. Het restant was verdeeld over de rest van Nederland. Volgens het telefoonboek van 2007 was het aantal naamdragers toen flink toegenomen tot 2131, maar de verdeling over Nederland was nog steeds min of meer hetzelfde als zestig jaar eerder.
"De hoed niet slechts, ook de pluim of veer, die den hoed vercieren moet, kwam afzonderlijk als uithangteeken voor, en dit niet alleen bij oude hoedstoffeerders, maar ook elders. Een groote witte pluim, de Oude Veêr genaamd, stond nog voor weinige jaren aan den grooten luifel van een lakenwinkel op den Nieuwendijk bij 't Hekelveld (Amsterdam). Ook de bekende eigennamen Pluim en Van der Pluym zullen wel van uithangteekens afkomstig zijn" [Van Lennep & Ter Gouw-1867, II, p 217].
Vestiging in Dussen/Hank
Waarschijnlijk zijn de eerste Van der Pluijm's, die katholiek waren, uit de streek van Den Haag/Leiden naar het overwegend katholieke Dussen Munsterkerk getrokken rond 1670. Dat was ten tijde dat er in de streek land werd teruggewonnen van de sinds de Elisabethsvloed van 1421 verdronken landen, waar nu nog de huidige Biesbosch is gelegen. Echter, in het rapport van de onderzoekscommissie naar de aanwassen in de verdronken Waard (1521-1523) komt de geslachtsnaam Van der Pluijm niet voor. En ook bij het in opdracht van de Staten van Zuid Holland en Westfriesland in 1669 door de landmeters Joris de Roij en Mattheus van Nispen opgemeten en beschreven gebied van de (nu) Zuidhollandsche Polder, noch in de in 1679 door Dirk Spruijts opgemaakte 'Eerste Rekeninge, als penninckmeester van de Nieuwe Dijckagie der Buijte-landen aen de Dussen genaemd, den ZUIJDTHOLLANTSEN POLDER', waren er Van de Pluijm eigenaren van percelen in, of aannemers betrokken bij de bedijking van, de nieuwe polder.
Van der Pluijm vestigde zich in deze regio voornamelijk in het westen van het Land van Altena bij de Biesbosch, waar men o.a. de visserij beoefende. Weliswaar komt een gelijknamige familie voor in Dordrecht en Heusden, maar een samenhang met Dussen kon nog niet bewezen worden.
Stamreeks in Dussen Munsterkerk:
Arissen Janssen, geb ±1615, gehuwd met N.N., drie kinderen. Zij was eerder gehuwd met Ponsen. Uit dit huwelijk werd tenminste 1 zoon geboren, Arien Ponsen (halfbroer van de drie kinderen van Arissen Janssen).
Een van de drie kinderen van Arissen Janssen was Antonius Arise Bestebier, ook genaamd Visser, zich later noemende Theunis Aertszoon Van der Pluijm (1640-1715), schepen te Dussen-Munsterkerk in 1702. De twee andere kinderen Rijneris (1645-1698) en Elisabeth (±1650-?), blijven hier verder onbesproken omdat ze in een ander gebied woonachtig waren.
Theunis Aertszoon was gehuwd met: 1)Helena Jansen Leenders Baes, 2)Elisabetha Arnoldi Vermeijs. Uit zijn eerste huwelijk werden vijf jongens en één meisje geboren. Zijn tweede vrouw schonk hem nog 'n dochter en 'n zoon. Uit zijn eerste huwelijk werden onder meer Adrianus "Arien" (1665-1755) en Johannes (1669-1714) geboren en uit zijn tweede huwelijk Reijnerus (1698-1748).
[#Bron geboorte en overlijden: GTMWB/9. Zich eerst noemende Bestebier (1676-1698), tussentijds Visser (1679-1681) en vanaf 1698 zich noemende Van der Pluijm.]
[#Bron trouwen: Dussen ORA 26-4-1681. Op 4 Maart 1676 koopt hij van de armmeester van Dussen een Dijckavelinghe binnensdijks. In een akte van 5 December 1679 Dussen Hooge Zeedijk wordt hij vermeld als Teunis Aerijsen Visser alias Bestebier. Op 26 April 1681 is hij medeverkoper uit de erfenis van zijn schoonouders Baes van een dijckaveling aan zijn zwager Arien Aerts Cappeteijn alsmede 6 1/2 Hont weij- en hoijland aan de broer van zijn schoonmoeder Arien Ariens Legganger.]
Eenmaal in Dussen gesettled leidde veel nageslacht ertoe dat de familie van der Pluijm in Dussen en Hank de dominante familie in aantal werd. Het waren vooral boeren en vissers. Vanaf omstreeks 1750 begon een grote emigratietrek, met name via Oosterhout naar Rotterdam, van veel Van der Pluijm arbeiders (allerlei beroepen), maar schippers en bakkers waren sterk vertegenwoordigd. Ná 1900 vond verdere verspreiding over Nederland plaats.
Bakermat Hank
Ten oosten van Jannezand aan de rand van de Biesbosch had zich na de inpoldering van de Zuidhollandsche of Nieuw Dussensche Polder de eerste bewoning geconcentreerd. Vooral nabij de Bleeke Kil langs de Postsloot. Precies die plek werd door de landmeters omstreeks 1820 aangeduid als Hank.
In het Middelnederlandsch heeft het woord Hanc onder meer de betekenis van: 'Eene plaats, waar iets kan hangen, bepaaldelijk eene vischrookerij'. Het was het domein van de Van der Pluijmen, toevallig bijna allemaal vissers. Aan de Postsloot heette in 1830 iedereen Pluijm, waarbij één uitzondering in de persoon van Willem Vetjes de regel bevestigde, maar die was dan ook (als Willem Veties op 29-4-1797) met Maria van der Pluijm getrouwd.
Het geslacht Van der Pluijm aldaar bestond dus voornamelijk uit vissers, hoewel er ook een enkele boer en zelfs een klompenmaker, Leendert Andries van der Pluijm, werd aangetroffen. De vissers waren de hele week van huis en leefden in hun bootje onder het huikje met potkacheltje. De vrouwen boette en taande de netten en fuiken aan de Visserskade. Met de bewoning aan de Buitendijk en Kortedijk die zich in de buurt van de Postsloot begon te ontwikkelen en waar Van der Pluijm ook behoorlijk in de meerderheid was, zou dit gedeelte de aanzet vormen voor het dorp Hank.
Geslacht Van der Pluijm
Van der Pluijm werd omstreeks 1665 voor het eerst in Dussen vernoemd. Theunis Aertszoon, dan nog Bestebier genoemd in plaats van Van der Pluijm, was de stamvader van het geslacht. Veel nakomelingen leidde ertoe dat de familie Van der Pluijm het dominante geslacht in aantal werd. In vijf generaties tijd groeide het aantal stamhouders in Hank van 2 naar 35. Vanaf omstreeks 1750 begon een grote emigratietrek met name via Oosterhout naar Rotterdam; ongeveer een-derde deel van de stamhouders zocht hun geluk elders. Desondanks telde Dussen en Hank rond 1810 altijd nog zo'n 60 gezinnen met de geslachtsnaam Van der Pluijm; bij elkaar hadden ze maar liefst 177 kinderen.
Bij de eerste kadastrale opmeting van de Gemeente Dussen ±1820 had het geslacht Van der Pluijm in totaal 157 percelen in eigendom, die een opppervlakte vertegenwoordigden van ruim 86 hectaren en waarop 39 gebouwen waren gerealiseerd. De hoogst geclassificeerde gebouwen stonden in Dussen aan de Sluis: De woning annex tapperij van de weduwe Reinier van der Pluijm (klasse 1) met daarnaast de boerderij in de Dorpsstraat van de erven Adriaan Johannes van der Pluijm (klasse 3) en verder nog de boerderij van de kinderen van Antonie Johannis van der Pluijm aan de Putten en van Richardus van der Pluijm aan de Buitendijk bij de Vierbansche sluis (klasse 4).
In aanvang verdienden de Van der Pluijmen hun brood vooral als zalmvisser in de Biesbosch. Kennelijk met succes want Theunis Aertszoon (Bestebier) ging weldra over tot de aankoop van diverse percelen land, zowel binnendijks in Dussen, maar vooral in de nieuwe ZH-Polder. Zo kocht hij zeven morgen land in de polder waaronder de zogenaamde Hendrick Pietersheuvel, het Landeken en de Langen Camp. Een flinke investering, in dit geval van maar liefst 2500 gulden.
De Van der Pluijmen werden zodoende ook in de agrarische sector actief; met een eigen bedrijf maar ook als knecht of dagloner. Bij wie het water bleef trekken, vond emplooi als schipper of schippersknecht. Anderen verdienden hun brood als timmerman, metselaar, bakker of schoenmaker of als neringdoenden: als winkelier, tapper of koopman. Typische vrouwenberoepen waren: dienstbode, naaister of fabriekwerkster. Redelijk veel Van der Pluijmen kenden een religieuze roeping.
Opmerkelijk is dat Theunis Aertszoon, de stamvader van het geslacht, in 1704 al als schepen genoemd werd. Hij werd ook tot twee keer toe vermeld in de rekeningen van de ZH-polder. Voor de eerste keer in 1684, dus 5 jaar na de voltooiing van de omdijking van de ZH-polder. Hendrick Dingemanse bracht 40 pond in rekening voor de aanleg van een stoep binnendijks, ongeveer drie roeden ten oosten van het huis van Bestebier. Paul en Anja Seesink-van der Pluijm - die uitgebreid onderzoek hebben gedaan naar het geslacht - vermoeden dat dit bij de eerste woning was van de eerste Van der Pluijm aan de nieuwe polderdijk nabij de Visserskade.
In ons verdere verhaal beperken wij ons tot het belichten van het nageslacht van de twee oudste zonen uit het eerste huwelijk van Theunis Aertszoon (Generatie 03) en de jongste zoon uit zijn tweede huwelijk, te weten: Adrianus "Arien" (1665-1755), Johannes (1669-1714) en Reijnerus (1698-1748).
Nazaten van Adrianus of "Arien" van der Pluijm (1665-1755) Generatie 04
Petrus van der Pluijm vishandelaar te Hank, gemeenteraadslid, visser, rentenier, (1779-1867), Generatie 07
Deze Petrus was een afstammeling van Adrianus of "Arien" van der Pluijm (1665-1755) Generatie 04, de oudste zoon van stamhouder Theunis Aaertszoon, Generatie 03. Petrus was, visser, gemeenteraadslid, succesvol zakenman en naast behoorlijk vermogend ook eigenzinnig. Hij was al van gegoede komaf. Zijn moeder was Maria Stael, dochter van Jacobus Franciscus Stael (1702-1772) en Petronella van Honswijk (1709-1754). Bovendien was Petrus zelf succesvol in de profijtelijke zalmvisserij en had hij daarnaast een lucratieve vishandel opgezet.
Medio negentiende eeuw begon zich in Hank een sterke bevolkingsaanwas af te tekenen. Reeds in 1842, ná het afbranden van de kerk aan de Sluis in Dussen, waren er plannen om in Hank een aparte kapel te bouwen van de verzekeringsrevenuen. De tijd en de parochianen bleken er toen echter nog niet rijp voor. In 1861 werd in Dussen pastoor Van der Heijden benoemd. De bisschop gaf hem als uitdrukkelijke opdracht mee 'in de Polder' [Hank] een bijkerk of kapel te realiseren, alwaar een kapelaan zou moeten gaan functioneren. De dames Johanna en Adriana Stael, de vermogende maar ongehuwd gebleven dochters van voormalig burgemeester van Dussen Pieter Josephus Stael, bleken zelfs bereid om een groot geldbedrag te fourneren voor de bouw van een echte kerk met pastorie in de Polder maar dan wel onder de voorwaarde dat er een zelfstandige parochie werd opgericht.
En zo geschiedde. Op 3 maart 1863 benoemde het bisdom een commissie, bestaande uit A. van der Pluijm, W. van Dinteren, P. van der Pluijm en R. Staal, allen inwoners van de Polder. De commissie werd belast met het overleg met de Dussense pastoor en de voorlopige werkzaamheden voor de bouw van een kerk en pastorie. Al op 4 juli 1863 erkende de minister de nieuw op te richten parochie en een groot aantal inwoners uit Hank verklaarden zich garant voor het onderhoud. Maar de toezeggingen om tijdelijk land af te staan voor de bouw van een noodkerk werden helaas niet waargemaakt, waardoor de zaken vertraging opliepen. Er werd een voorlopige pastoor benoemd, Johannes Adrianus Fransiscus Lips, geboren in Waspik en professor aan het seminarie in Haaren. Hij merkte al snel dat sommige commissieleden eigen belangen dienden en maakte schoon schip. Vooral aan de zeer vermogende Petrus van der Pluijm had hij 't land. Het krediet dat deze man eens in de Hankse gemeenschap had, werd geheel verspeeld toen de 83-jarige weduwnaar, zeer tegen de zin van zijn kinderen, trouwde met zijn bijna vijftig jaar jongere dienstmaagd. Direct na de eerste kennismaking werd Van der Pluijm door pastoor Lips vakkundig uit de bouwcommissie gewerkt. R. Staal bood vervolgens een terrein aan om er een noodkerk te bouwen, aan de Buitendijk en tegenover de Nieuwe Steeg (thans Kerkstraat). Pastoor Lips nam zijn intrek in het huis van Adriaan van der Pluijm, waar hij twee kamers en een afzonderlijke opgang kreeg. Een klein woninkje werd verbouwd tot keuken en verblijf voor zijn dienstbode. Op 2 oktober 1863 zegende de voorlopige pastoor de noodkerk in en een dag later droeg hij daarin de Heilige Mis op. Aannemer Hendricus van der Pluijm (1820-1903) uit de Dorpsstraat in Dussen, de vader van Teunis en Ferdinand van der Pluijm, had de noodkerk voor fl. 158,- gebouwd.
Een nazaat van Petrus van der Pluijm was Cornelia Maria Margaretha van der Pluijm (1907-?), Generatie 11. Op 2-8-1929 werd Mej. C. van de Pluijm uit Hank benoemd aan de openbare school in Dussen Binnen. Cornelia Maria Margaretha van der Pluijm, geboren te Hank op 14 september 1907, was een dochter van Adriaan van der Pluijm, visser/winkelier/kruidenier aan de Buitendijk C100 in Hank en Maria Goverdina Zijlmans. Zij was weliswaar katholiek en het was volgens het hoofd der school meester P. Michael gebruikelijk dat protestantse leerkrachten aan de school benoemd werden maar het gemeentebestuur en ook de inspectie zagen geen enkel bezwaar tegen de aanstelling omdat aan deze openbare school ook katholieke kinderen onderwijs genoten.
Nazaten van Johannes van der Pluijm (1669-1714) Generatie 04
De Dussense-tak
De Dussense van der Pluijm-tak stamt voor een belangrijk deel af van Johannes van der Pluijm (1669-1714), Generatie 04, gehuwd met Maria van Dinteren. Hij was de tweede zoon van stamhouder Theunis Aertszoon (Generatie 03). Zo waren de Gerrit van der Pluijm alias Schroebel die na de oorlog in de Munsterkerk woonde, Anton van der Pluijm gehuwd met Adriana Sagt en wonende naast schilder Fien de Joode en Cees van der Pluijm uit de Zuideveldlaan de vader van de bekende wielrenner Leo van der Pluijm, niet alleen broers van elkaar maar waren ze ook alledrie nazaten (Generatie 11) van Johannes' en Maria's oudste zoon Wilhelmus van der Pluijm (1697-?, Generatie 05).
Andere bekende dussense Van der Pluijm nakomelingen waren Janus van der Pluijm, ook wel Janus van 't Kasteel genoemd, Generatie 09 en zijn zonen: de kassier van de Boerenleenbank Gerrit A. van der Pluijm en Jan van der Pluijm de aannemer uit de Muilkerk. Zij stammen af van Johannes' en Maria's tweede zoon Antonius van der Pluijm (1711-1760, Generatie 05) bouwknecht en getrouwd met Cornelia Johannis van Honsewijk, dochter van Johannes Antonie van Honsewijk, collecteur der verponding en J.H. Kivits.
Ook de vermogende Joannes Teunisse van der Pluijm (1745-1787, Generatie 06) was een zoon van deze Antonius van der Pluijm. Vermoedelijk had hij zijn welstand voor een deel uit erfenis van zijn echtgenote verkregen. Eind achttiende eeuw was Johannes Teunisse van der Pluijm met ongeveer 60-70 hectare grond in eigendom dé grootgrondbezitter van Hank. Hij was getrouwd met Agatha Lensvelt, dochter van Antonius Lensvelt en Antonia Wijtvliet die op hun beurt weer erfgenamen waren van het vermogende geslacht Van Honsewijk. Na hun beider overlijden kwam het land in bezit van hun kinderen die echter deels in Dussen woonden (aan de Sluis en aan de Putten). Hun jongste zoon, Gerard Johannesse van der Pluijm, gehuwd met Maria van Honsewijk dochter van de vermogende Hendrick Hendrikse van Honsewijk, had echter een boerderij aan de Peerenboom. En zijn oudere broer, Teunis Johannesse, woonde aan de Buitendijk bij de Schiethoek. Deze laatste was getrouwd met Cornelia Johannes van de Pluijm, een nicht van eerder genoemde eigenzinnige Petrus van der Pluijm.
Antonie Janse van der Pluijm (1772-1829), Generatie 07 aan de Putten
Antonie Janse van der Pluijm aan de Putten was de oudste zoon van bovengenoemde Joannes Teunisse van der Pluijm en Agatha Lensvelt. Ten tijde van de eerste kadastrale opmeting van Dussen, omstreeks 1832, lagen ter hoogte van thans Henk Koops tussen de Nieuwesteeg en de dijk twee percelen bouwland, genummerd G333 en G334. Ten oosten van perceel G334 liep de oorspronkelijke Pleune Steeg (thans de landbouwweg die van de boerderij van Koops naar de Peerenboomsesteeg voert), die destijds van de Oudestraat richting de Hoogendijk liep, daarbij dit Dussensche gedeelte van de ringdijk om de Zuid-Hollandsche Polder kruisend, om dood te lopen op de Scheisloot. Deze twee percelen bouwland waren in 1832 eigendom van de kinderen van Antonie Janse van der Pluijm. Behalve deze 4½ hectare op het Staakske hadden zij ook nog een kleine tien hectare bouwland in bezit in het gedeelte Berkenhoef van de Zuid-Hollandsche Polder en een kleine hectare in het Noordeveld aan de Pannewetering. De tamelijk bemiddelde Antonius Janse van der Pluijm was getrouwd met Adriana Catharina Sprangers (1775-1818). Mogelijk was het land afkomstig uit het familiebezit van de Sprangers. Ze woonden in een boerderij aan de Putten in het Klein Zuideveld, pal tegenover de stoep van de Nieuwesteeg. Het huis met 2½ hectare land was in 1832 eveneens eigendom van de kinderen. In dat jaar waren er nog drie jongens in leven: Cornelis (1808-1858) ongetrouwd, Joannes (1810-1890) ongetrouwd, overleden te Hill (gemeente Meeuwen) en Hendrikus (1819-1839) ongetrouwd. Drie meisjes waren kort daarvoor op jonge leeftijd overleden. De erfenissen van de ongehuwde Hendrikus en Cornelis zullen wel naar Joannes zijn gegaan.
Joannes van der Pluijm (1810-1890), Generatie 08 van Den Hill
Zoon Joannes werkte zich op tot een rijke boer met veel land in Dussen, Almkerk en Meeuwen. Hij was tevens lid van de gemeenteraad van Meeuwen. Ook de ouderlijke boerderij met het omringende land aan de Putten in Dussen werd zijn eigendom, al woonde hij er niet; hij woonde in een boerderij op den Hill. Bij testament toonde hij zich een groot weldoener voor de rooms-katholieke kerken van Dussen, Hank en Woudrichem, voor het klooster in Dussen, het seminarie in Sint Michielsgestel en voor de armen van Dussen, Hill en Babyloniënbroek. Na zijn overlijden werden in april 1891 zijn bezittingen in Dussen publiekelijk verkocht. De percelen G333 en G334 werden uiteindelijk aangekocht door Bastiaan van Alphen, bakker te Dussen, dit als gevolmachtigde voor Antonia Nefkens, weduwe van Cornelis Pols eveneens bakker te Dussen. De verkoop vond plaats in herberg Het Wapen van Dussen van Jan van der Pluijm (alias Jan Boer) op de hoek van de Hoogendijk.
Herbergiers en andere neringdoenden in Dussen en Hank
Johannes van der Pluijm (1834-1907), Generatie 09, alias Jan Boer, herbergier Wapen van Dussen
Ook Jan Boer was een achterkleinzoon van hiervoor genoemde Joannes Teunisse van der Pluijm (1745-1787). Zijn boerderij annex herberg Wapen van Dussen stond aan de Putten op de hoek van de Dorpsstraat met de Hoogedijk (thans woning René van den Broek). De herberg, traditiegetrouw ook de plek waar later teeravonden van het R.k.-kerkkoor St. Cecilia werden gehouden, werd later gerund door zijn zoon Jacobus, bijgenaamd Koske van Jan Boer. Hij was een oom van Tonia van der Pluijm, alias Tonia Trul en Hans van der Pluijm de bekende doelman van F.C. Den Bosch was een achterneef.
Antonius van der Pluijm (1814-1890) gehuwd met Maria Louise Collot, kastelein van de herberg aan de Straatweg bij de ZH-Poldermolen (thans nog aanwezig langs de A27) was een oom van Jan Boer uit Dussen. Hun zoon Antonius van de Pluijm Junior emigreerde omdat hem in 1878 de grond te heet onder voeten werd. Hij was veroordeeld tot 1 jaar hechtenis, dus scheepte hij zich in voor Amerika. Het beviel hem daar kennelijk wel, want een jaar later volgde zijn oudste broer Johannes met vrouw en 4 kinderen.
Leonardus van de Pluijm (1842-1922), Generatie 09, herbergier van de Phoenix.
Leonardus was een broer van eerder genoemde Jan Boer maar woonde in Hank. Hoewel bij Van der Pluijm niet gesproken kan worden van een echt bestuurdersgeslacht, waren er toch wel een aantal nakomelingen die actief waren in bestuurlijke zin. Naast Theunis Aertsen, de schepen, en Jacobus, de schout, was ook Jan Reyerse - naar wie vermoedelijk een deel van de ZH-Polder vernoemd is - van 1798 tot 1803 schepen van Munsterkerk. Toch voelden de Van der Pluijmen uit Hank zich over het algemeen meer aangetrokken tot het kerkbestuur; ook in het dorp Dussen was dit het geval.
Zo was Leonardus van der Pluijm (1842-1922), landbouwer en herbergier van de Phoenix en getrouwd met Adriana van Dinteren, weliswaar gemeenteraadslid maar toch eerst en vooral kerkbestuurder. Zelfs nog meer dan zijn vader, Johannes (1804-1881) gehuwd met Johanna Staal, dochter van Johannes Stael en Helena Ouwerkerck, die al 17 jaar als kerkmeester had gefungeerd. Leonardus woonde in de boerderij tegenover de kerk (C103). Was 50! jaar kerkmeester van de parochie Hank, broedermeester van de Broederschap H.H. Martelaren van Gorcum, lid van de H.Familie en lid van het R.K.Schoolbestuur. En zo waren er meer.
Het uitbaten van een herberg zat bij deze tak van Van der Pluijm kennelijk in het bloed want ook Hubertus van der Pluijm (1844-1922), Generatie 09, alias Blauwe Bart, gehuwd met Antonia Libert en neef van Jan Boer, verwierf in december 1892 een huis met schuur, erf, boomgaard en weiland te Dussen aan Rommegatsedijk B2 en stichtte hierin café Den Blikken Emmer. Het betrof de percelen H463 en H1194, groot 20 aren en 7 centiaren die hij verkreeg uit nalatenschap van Justina Heijmans, moeder van zijn vrouw Antonia Libert; hij was reeds voor 1/3 eigenaar hiervan. Hij droeg de bijnaam Blauwe Bart vanwege zijn donkerrode haardos, ook was hij een verwoed pijproker en droeg hij altijd een zijden -, zwart petje.
Bart van de Pluijm (1844-1922) was de vader van Adrianus, de slager in de Dorpsstraat nabij de Sluis en de opa van Mien van der Pluijm gehuwd met Johan van den Broek. Vader Ad nam later het huis en café van zijn vader over. Zijn vrouw stierf reeds op jonge leeftijd (in 1926) en de kinderen werden grootgebracht bij de Zusters van Liefde en bij buurman Chris Rijken (Mien). Tijdens WOII stortte een vliegtuig neer nabij hun huis in het Rommegat en ontplofte een bom waarbij Adriaan zwaar gewond raakte (blind) en zoon Anton het leven liet.
Hendricus van der Pluijm (1820-1903), Generatie 08, woonde in de Dorpsstraat naast de winkel van Wout Heijmans (later Jos Hak) in de Krekeldraai. Hij was aannemer en een oom van Bart van der Pluijm. Hij was de vader van onder meer Teunis A. van der Pluijm, timmerman/aannemer en wethouder van Dussen en Ferdinand, aannemer. De laatste had samen met zijn oudere broer Teunis Antonie een gezamelijk timmer- en aannemersbedrijf en dienaangaande deden zij veel gezamelijk zaken; daarnaast deed Ferdinand ook diverse zaken op eigen titel. Later is hij naar Den Bosch vertrokken.
In de Dorpsstraat bij de Sluis naast de latere herberg De Zwaan woonde Adrianus Johanesse van der Pluijm (1775-1834), Generatie 07, gehuwd met 1)Antonia Wijtvliet en 2)Maria Ouwerkerck. Hij was een broer van Gerardus van der Pluijm van de Peereboom. Hij was ook een zoon van eerdergenoemde Joannes Teunisse van der Pluijm en Agatha Lensvelt en dus eveneens een broer van Antonie Janse van der Pluijm aan de Putten. Adrianus had nogal wat land in het Klein Zuideveld.
Naast hem woonde Reijnerus van der Pluijm (1783-1829), Generatie 06, gehuwd met Anna Maria Boor en herbergier. Na zijn overlijden hertrouwde zijn vrouw met Martinus de Wit uit Raamsdonk, die de herberg de naam De Zwaan gaf. In deze herberg was ook de zogenaamde Rechtkamer van de Gemeente Dussen gevestigd waar de gemeenteraad zijn zittingen hield totdat er eind negentiende eeuw het eerste raadhuis aan de Sluis werd gerealiseerd.
Voor de bouw van een nieuwe kerk in Hank had men in eerste instantie - geheel naar traditie - de Buitendijk op 't oog. Wellicht daarom werd het spontane aanbod van puisant rijke Petronella van der Pluijm uit Dussen, dochter van Reijnerus van der Pluijm en Anna Maria Boor van de herberg aan de Sluis in Dussen en weduwe van wethouder Hendrik Antonie van Honsewijk, voor een bouwperceel aan de Kerkstraat op de hoek met de Steurstraat, gedecideerd afgewimpeld. Omdat haar drie broers allen op jonge leeftijd waren overleden was zij enig erfgenaam van haar ouders en bovendien had haar overleden man haar een flinke nalatenschap toebedeeld.
Nazaten van Reijnerus van der Pluijm (1698-1748) Generatie 04
Haar vader Reijnerus was echter afstammeling van een andere tak van Van der Pluijm. Hij was een zoon van Joannes Reijnerusse van der Pluijm (1732-1809), Generatie 05, en Antonia van Dongen, weduwe van Dirk Baas na overlijden Jan Reyerse hertrouwd met Rijkert van Herp. Zijn vader was schepen van Dussen van 1798-1803 en naar hem is vermoedelijk een deel van de ZH-Polder is vernoemd (Jan Reyerseveld). Zij stammen af van Reijnerus van der Pluijm (1698-1748), dijkwacht ZH-Polder in 1732 en zoon uit het tweede huwelijk van stamvader Theunis Aertszoon. Reijnerus was dus een halfbroer van Johannes van der Pluijm (1669-1714) de stamvader van de Dussense-tak.
Dat is ook de oorsprong van Richardus van der Pluijm (1773-1850), Generatie 06, gehuwd met Quirina van de Pluijm (1782-1859), dochter van Adrianus van der Pluijm en Johanna Lensvelt, die redelijk veel onroerend goed bezat waaronder de boerderij aan de Vierbanse Sluis. Hij was dus een neef van Reijnerus van der Pluijm van de herberg aan de Sluis. Zijn kleinzoon was Petrus van der Pluijm (1845-1915), vernoemd naar zijn opa van moederskant. Die was getrouwd met Theodora van Dinteren (1856-1937) geboren in de Van Dinteren-boerderij bij Voogdwerfsesteeg. Dat was een bijzonder Godvruchtig man, in letterlijke zin, die bij zijn arme vrouw maar liefst 18! kinderen verwekte.
Na de omwenteling in 1795 toen de Franse "bevrijders" vrijwel onmiddellijk begonnen met het veranderen van het bestuurssysteem, speelde hierbij een Van der Pluijm een hoofdrol. In 1795 werd in de kerken een bekendmaking voorgelezen waarbij de bevolking werd opgeroepen tot de eerste vrije verkiezingen. Alle burgers boven de 18 jaar zouden mogen beslissen over de verkiezing of continuering van schout, gemeentesecretaris, schepen en burgermeester (gemeente-ontvanger). De kandidaten dienden echter geen "aanklevers van het huys van Orange" te zijn en ook het bekleden van een bestuurspositie vóór de omwenteling, strekte niet tot aanbeveling. De uitslag van de verkiezingen was tamelijk onthutsend. De regerende schout van Munsterkerk Pieter Johannes van Mourik (kleinzoon van Cornelis van Brandwijk) werd weggestemd evenals een aantal van de schepenen. De nieuw gekozen raad van schepenen van Munsterkerk bestond uit de burgers: Jacobus van der Pluijm, Evert Wijtvliet, Theodorus van Dongen, Arnoldus Heijmans, Jacob Rombout en Willem Boor. Uit hun midden werd landbouwer Jacobus van der Pluijm tot schout aangesteld.
Vermoedelijk betreft het hier de ongehuwde Jacobus van der Pluijm, 1737-1799,, Generatie 05. Hij was een broer van Jan Reyerse van der Pluijm. Hij bleef echter maar 2 jaar in functie (gezondheid?). Hoewel Jacobus zich dus kennelijk mocht verheugen in een flinke electorale achterban, was hij nou niet bepaald een 'lieverdje'. Zo gaf hij bijvoorbeeld Adriaan Schippers ontslag, doch met een loonachterstand van een half jaar, waardoor deze de aankomende winter van inkomen verstoken was. En hoewel Petronella van der Pluijm hem 8 jaar trouw als dienstmaagd gediend had weigerde hij categorisch haar kleren, die bij hem thuis in een blauw kastje lagen, aan haar te geven en dat terwijl ze op het punt van trouwen stond met Cornelis de Brouwer. Ook werd er geprocedeerd over betalingen die betwist werden en over een gouden ring die volgens Jacobus was geleend maar volgens Petronella aan haar gegeven was. Jacobus was duidelijk niet vlot van betalen want ook zijn nieuwe dienstmaagd, Johanna Schoenmans, moest via gerechtelijke weg haar zuur verdiende loon (31 gulden en 5 stuivers) over een periode van 9 maanden afdwingen. En knecht Adriaan Kleiberg raakte na ruim 3 jaar dienstverband na een woordenwisseling uit de gratie en moest via Schout en Schepenen zijn kist met kleren en goederen terugvorderen.
WORDT VERVOLGT!
Bronnen
Genealogie-informatie van de website van Paul Seesink en Anja van der Pluijm. http://www.seesink.relatedfamilies.com/index.php?ctype=gedcom&ged=vdpluijm.GED