Waarom het kerkgebouw zo achteraf stond
Muilkerk zou volgens de Woordenlijst 1884, gepubliceert in de Navorscher nr. 37 van 1887, "kerk bij den molen" betekenen. Gezien de oudste vermelding van Muilkerk lijkt deze verklaring onwaarschijnlijk omdat er ten tijde van de eerste vermelding van 'Mulekercke' (1276) nog geen molens bestonden.
De voormalige Hervormde Kerk van Dussen stond oorspronkelijk in het Binnen tegenover korenmolen De Gunst. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte het kerkgebouw zwaar beschadigd en met de voortvarendheid van de naoorlogse wederopbouw werd het gebouw gesloopt. Daarmee kwam een einde aan een periode van omstreeks 750 jaar van de kerk van Muilkerk op die bewuste plek. Wat rest zijn nostalgische plaatjes van kerk en omgeving en een bodemarchief wat nog op intensief onderzoek ligt te wachten.
Uit reeds uitgevoerde archeologische opgravingen is niettemin vast komen te staan dat op de plaats waar tot 1947 het kerkgebouw stond er al vanaf omstreeks 1200 een oudere kerk moet hebben gestaan. Dat was dus ruim vóór de Sint Elisabethsvloed van 1421, waarbij de kerk verloren ging, maar nadat het water zich had terug getrokken weer op exact die zelfde plek werd opgebouwd.
Indertijd werd tussen het puin van het verwoeste kerkje geen tufsteen gevonden. Uit dat feit, in combinatie met het formaat (32/20x15/14x8,5/7) van de wel gevonden bakstenen, kan afgeleid worden dat de oorspronkelijke kerk waarschijnlijk niet ouder dan van circa 1200 geweest kan zijn. (Hendriks, 1990) . Voor die tijd werd namelijk vooral tufsteen gebruikt voor kerkbouw. In de streek rond Dussen vooral in de eerste helft van de twaalfde eeuw. (Braams, 1995). Mogelijk heeft er in Dussen voordien een houten kerkje gestaan.
In het lidmatenboek van de hervormde kerk te Meeuwen lezen we op 10-4-1727 dat Cornelis van Brandwijk, J.M. (jongman=ongehuwd), naast drossaard van Eethen & Meeuwen en schout van Dussen en Munsterkerk ook de eerste steenlegger was van de nieuwe gereformeerde kerk te Dussen. Dat duidt er dus op dat er begin achttiende eeuw nieuwbouw is gepleegd voor de kerk van Muilkerk en dat het vooroorlogse gebouw oorspronkelijk uit 1727 stamt.
Oorspronkelijk had het kerkgebouw in Dussen Binnen twee puntdaken. Die verdwenen in 1727 toen de kerk compleet wer vernieuwd. Er was toen sprake van een tweebeukige kerk met vijf pilaren. Tijdens de watersnood van januari 1809 - een van de zwaarste rampen die de streek ooit heeft getroffen - stortte de kerktoren in. Een gezin dat zijn toevlucht in de toren had gezocht, kon zich daarbij slechts ternauwernood redden. Gelden ontbraken voor wederopbouw. Groot was dan ook de vreugde en dankbaarheid in het dorp toen uiteindelijk in 1852 de toren van het kerkgebouw van de Hervormde gemeente voltooid werd. Daarbij werd de klok van de afgebroken Woudrichemse Hoftoren voor ƒ 150,- aangekocht en in de herbouwde toren geplaatst.
In 1908 werd de kerk grondig gerenoveerd. Zowel kerkgebouw als toren en consistoriekamer werden hersteld. De renovatie gebeurde onder leiding van architect Van Gool uit Werkendam. Van de aanbestedingsadvertentie en van de werkzaamheden zelf zijn afbeeldingen en foto's bewaard gebleven.
Net als de nog bestaande kerk van Babyloniënbroek bezat de kerk in Muilkerk een vroeg gotisch koor, eenbeukig, rechtgesloten zonder steunberen, met geen andere versiering dan een simpel spitsboogvenster in elk der gevels. Dit koor werd echter met het verplaatsen van de kerk weggebroken. De auteur vermeld echter niet wanneer dit heeft plaatsgevonden.
Bron: MGT, De wordingsgeschiedenis van de kerken in Noord-Brabant II, jaargang 16, maart 1966, p. 35
De Sint Elisabethsvloed had echter niet alleen een verwoestende uitwerking op het kerkgebouw, maar ook op de loop van het riviertje de Dusse dat zich nadien wat meer zuidelijker verlegde. Uit grondboringen achter de boerderij van Ad van Veldhoven aan het Binnen is gebleken dat wat meer noordelijker een stroomrug ligt, die meer dan waarschijnlijk een relict is van de oude loop van de Dusse. Van het meer naar het westen gelegen kasteel van Dussen weten we bovendien dat vóór de Sint Elisabethsvloed de Dusse aan de noordkant langs deze sterkte liep, waar het thans ten zuiden daarvan haar stroombed heeft.
Bovendien blijkt uit het Repertorium op de lenen van de Hofstede Dussen, 1356-1671, door J.C. Kort dat de zogenaamde Heerstraat niet overal pal langs de oever van de Dusse liep, maar deels meer noordelijk daarvan gelegen was. In 1473 had Jan Boudijnsz. tussen de Dusse en de straat een hofstede (Zie nr. 32 Een hofstede met gezaat in Muilkerk op de Baan, noord: de Heerstraat, zuid: de Dussen, oost: Jan Hendriksz.) Kanttekening hierbij is dat dit op de Baan was, waar de huidige situatie voor een deel nog steeds zo is.
Romantisch tafereel van het vooroorlogse Binnen met kerk en molen. Duidelijk waarneembaar is dat de kerk, in tegenstelling tot de omringende bebouwing, meer noordelijker en verder van de weg af stond. Origineel schilderij is gemaakt door een zekere Jansen uit Gorinchem en in bezit van A.B. Snoek.
Het zou ook de enigzins merkwaardige plek van de voormalige Hervormde Kerk in het Binnen kunnen verklaren. Deze stond namelijk een stukje van weg af die langs de noordoever loopt, terwijl alle andere bijgebouwen direkt langs de weg gebouwd waren. Op oude kaarten is de meer noordelijk gelegen plek van de kerk ook duidelijk waarneembaar. Vermoedelijk heeft de Dusse voor de Sint Elisabethsvloed aan de noordkant gelopen, net zoals dat bij het kasteel het geval was en stond het kerkgebouw langs de zuidoever van de oude loop. Omdat ná de vloed de kerk opnieuw werd opgebouwd op de oude fundamenten, zou dat de reden kunnen zijn dat het gebouw wat meer van de weg af kwam te staan, omdat de Dusse zich in die tussentijd een stukje meer zuidelijk had verlegd.
De theorie krijgt nog extra gestalte als je op de kadastrale kaart van 1830 hemelsbreed de afstand meet tussen de huidige loop van de Dusse en de noordkant van het kasteel en van de kerk. Die bedraagt voor het kasteel zo'n 50 meter, terwijl de afstand tot de noordzijde van de kerk omstreeks 35 meter geweest zal zijn. Dat verschil vindt z'n oorzaak in het feit dat de afbuiging van de Dusse in meer zuidelijke richting juist bij de kerk in het Binnen aanvangt. Dat duidt er op dat het water aldaar op een verhoging in het landschap stuitte. Dat is op zich niet zo verwonderlijk want in vroeger tijden werden deze verhogingen (donken) in het landschap juist uitgezocht om op te bouwen, omdat de hogere ligging extra bescherming bood tegen eventuele wateroverlast bij overstromingen. Daardoor is het verschil in afstand van de huidige loop van de Dusse tussen het kasteel en de voormalige kerk ook verklaarbaar.
Bovendien is op dezelfde kadastrale kaart van 1830 te zien dat de noordelijk perceelgrens van het perceel (I-492) waar de kerk op stond een kromming vertoond hetgeen een aanwijzing is dat deze afscheiding oorspronkelijk door een waterloop werd gevormd.
Bronnen
Hendriks, drs. J.P.C.A. - Archeologie en bewoningsgeschiedenis Land Heusden en Altena, p 70.
Braams, B.W. - Weyden en zeyden in het broek, p. 46
Kadasterkaart Gemeente Dussen, sectie I genaamd Slotshoeve, Tweede Blad, opgemeten door Landmeester van de Eerste Klasse Peter van Driel (±1830).