“overgenomen van de website van het Nationaal Monument Kamp Vught”
Marius Nederveen, verzetstrijder uit Dussen
Geboren in Dussen op 15 april 1920. Omgekomen in Kamp Vught op 29 juli 1944, 24 jaar. Marius Nederveen is het vierde kind in een arbeidersgezin in Dussen, Noord-Brabant. Na Marius worden nog vier kinderen geboren.
Achterste rij uiterst rechts: Marius
Marius groeit op tot een leuke, frisse jongeman met een goed karakter. Een man waarop je zonder reserve kunt vertrouwen. Na de lagere school gaat Marius werken. Eerst in de landbouw, vervolgens in de vlasserij en ook een poos in een suikerfabriek in Breda.
Op ongeveer achttienjarige leeftijd leert hij Anna van Pelt kennen, die na verloop van enige tijd zijn verloofde wordt. Ze zijn zeer gelukkig samen en de toekomst ziet er zonnig uit.
Marius, werd door de familie altijd Maar genoemd, heeft veel energie en ambitie en begint aan de opbouw van een assurantieportefeuille. In zijn omgeving mag men hem graag, Marius staat bekend als eerlijk en uiterst betrouwbaar. Belangrijke eigenschappen voor dit werk. Marius zal niemand wat wijs maken om zelf geldelijk voordeel te behalen.
Verlovingsfoto Marius en Anna
Zijn vaderlandsliefde brengt Marius in het verzet. Eerst het onderbrengen en helpen van onderduikers. Daarvoor zijn extra voorzieningen nodig, zoals bonkaarten. Daarin kan alleen voorzien worden door het overvallen van distributiekantoren. Op 1 februari 1944 doet Marius mee aan de overval op het distributiekantoor in Hank. Ook is hij belast met de verzorging en verspreiding van illegale bladen als Ons Volk en Trouw in Dussen en omstreken. Het werk in het verzet groeit steeds verder uit, dat gaat langzaam en bijna ongemerkt. Van het een komt het ander.
Zo komt ook het verzoek om mee te doen aan het ophalen van wapens, die afgeworpen zullen worden in de buurt van Helvoirt en bestemd zijn voor de illegaliteit. De groep staat onder leiding van Peter van der Smit uit Schiedam. Peter is niet aangesloten bij het landelijk georganiseerde verzet. Behalve uit Schiedam en Rotterdam doen ook jongens uit het Land van Heusden en Altena mee.
De wapendropping blijkt opgezet te zijn door de Duitsers, met als doel Peter van der Smit en zijn medewerkers in één keer te kunnen oppakken. Hoewel de zaak door Peter al niet helemaal vertrouwd wordt, gaan ze toch op weg naar het afgesproken terrein in Helvoirt waar de wapendropping zal plaatsvinden. In groepjes komen ze aan op de afgesproken plek en worden een schuur ingepraat. Daar worden allen gearresteerd. Er wordt geschoten, één van de jongens wordt dodelijk getroffen. Een tweede raakt zwaargewond.
Na een eerste verhoor worden de gevangenen in een vrachtwagen naar het kamp Vught gebracht en in de bunker opgesloten. Ze worden nog vaak en langdurig ondervraagd door de Sicherheitspolizei. In de vroege ochtend van 29 juli 1944 worden elf jonge mannen, betrokken bij deze gefingeerde wapendropping, op de fusilladeplaats nabij het Kamp Vught geëxecuteerd. Ook Marius. Marius Nederveen is dan 24 jaar.
Het bericht van de dood van Marius komt hard aan bij zijn familie en verloofde Anna. Hun leven verandert op slag. Het gemis blijft onverminderd bestaan, maar het wordt als troost ervaren dat Marius een gelovige jongen was die zijn geloof ernstig nam.
"Nu zouden we samen 86 zijn geweest"
In de zomer van 2007 vertelt Anna van Pelt: "Het bericht dat Marius niet meer leefde kwam tot ons in augustus 1944. Sinds 15 juni hadden we al niets meer van hem gehoord.
Op woensdagmiddag 15 juni kwam hij uit zijn ouderlijk huis naar mijn huis in Dussen fietsen met de mededeling dat hij, Jan Hak en Han Roelink een gevaarlijke opdracht gingen uitvoeren. Die middag namen wij afscheid. Marius fietste weg bij mij vandaan, terug naar zijn ouderlijk huis. Het laatste wat ik van hem zag, was dat hij achterstevoren op zijn fiets zat om naar mij te zwaaien. Het was prachtig weer en hij zat in zijn overhemd op de fiets. Ik stond op de brug over de Dussen naar hem te zwaaien".
Achteraf is gebleken dat Marius op 29 juli, zeven weken na zijn vertrek dus, gefusilleerd is op de fusilladeplaats van het kamp Vught. De ouders van Marius kregen het bericht van de Duitsers. De predikant van de gereformeerde kerk, ds. Hindriks, ging met Anna van Pelt naar Rotterdam, naar een soort kazerne, om de persoonlijke bezittingen van Marius op te halen. De dominee kon Duits praten. Moeder Nederveen had Marius een dikke grijze jas meegegeven tegen de kou 's nachts. Die jas kreeg Anna terug, met een schoen en zijn verlovingsring. "Die ring heb ik altijd gedragen, tot voor kort. Nu heb ik de ring geschonken aan Marry de Graaf, een dochter van de oudste zus van Marius. Zij is in 1944 geboren en vernoemd naar Marius. Het grote verdriet in mijn leven heeft met Gods hulp een plaats gekregen, zodat ik verder kon leven", zegt Anna. "De gelukkige tijd met Marius heeft ook altijd een plek gehad in mijn leven".
Anna begint in 1947 in de kraamkliniek Franken Slag in Den Haag een opleiding tot kraamverzorgster. In 1953 gaat zij in het Diaconessenhuis van Dordrecht een opleiding tot verpleegkundige volgen. Tot 1980 werkt ze, onder meer als hoofdverpleegkundige, in het protestants ziekenhuis in 's-Hertogenbosch. Het werk geeft haar vreugde en voldoening. Anna is haar leven lang alleen gebleven, zij is altijd deel blijven uitmaken van de familie van Marius.
De persoon op de foto is Adriaan Nederveen de broer van Marius.
Adriaan is in hetzelfde jaar dat Marius gefusilleerd werd overleden door ziekte. De overbuurvrouw van Aartjos Hak uit Meeuwen, Adri Nederveen dochter van Wout Nederveen 'n andere broer van Marius, vertelde dat Anne van Pelt nog leeft en woont in Almkerk in Altenahoven. (Bron: Aartjos Hak)
Bronnen
Schaduwen over Schiedam, Gebeurtenissen en belevenissen tijdens de bezettingsjaren 1940-1945 : onder eindredactie van Bas van Bochove, Ser Louis en Herman Noordegraaf. Schiedam : Fonds Historische Publikaties Schiedam, 1996. Deel 2. ISBN 90-70450-25-9
Verkort verslag gebeurtenissen in juni 1944
In Schiedam was tijdens de bezetting van Nederland een actieve Knokploeg (KP). Aan het hoofd stond Peter, die veel relaties had in de illegaliteit. In 1944 ontmoette hij een vroegere dienstvriend uit Den Haag. Na enige ontmoetingen vertrouwde Peter deze vriend zo, dat hij over zijn illegale werk vertelde. Deze vriend vertelde dat hij ook illegaal werk deed en hun vriendschap groeide. Ze hielpen elkaar en de vriend gaf Peter enkele keren geld voor het ondergrondse werk. Maar Peter had ook wapens nodig voor het werk. Ook dit besprak hij met zijn vriend en deze vriend zou alle moeite doen om hem aan wapens te helpen.De vriend vertrok naar Den Haag om met een kennis over een wapendropping te praten. Maar deze kennis bleek bevriend met sommige leden van de Sicherheits Polizei (SP) en pleegde verraad. Het hoofd van de SP kreeg zodoende lucht van Peter en zijn groep en ook dat ze wapens nodig hadden. Daarom bedacht hij een plan. Een Hollands SP-lid genaamd X, werd bij het plan betrokken. Hij werd naar een bijeenkomst in Den Haag gestuurd. Daar ontmoette hij de vriend van Peter, die inmiddels ook bij de verraders hoorde. De vriend vertelde bijzonderheden over de groep en maakte een afspraak voor een ontmoeting tussen X en Peter.
X wist veel van ondergronds werk en deed zich voor als een ondergronds werker. Peter vertrouwde hem, ook omdat de ontmoeting via zijn vriend was geregeld. De vriend trok zich terug en liet X het vuile werk opknappen. X bracht verslag uit bij het hoofd van de SP en vertelde o.a. dat de groep groot was. Het hoofd gaf opdracht dat tegen Peter gezegd moest worden dat hij wapens zou krijgen omdat er gauw een wapendropping zou zijn. Hij kon voorwerpen laten zien als bewijs dat hij alles wist van wapendroppings.
Het hoofd van de SP nam contact op met de SP in Den Bosch en gaf opdracht dat ze moesten uitkijken naar een geschikt terrein voor een wapendropping. Na enige dagen kregen ze een stafkaart, waarop een terrein in Helvoirt werd aangegeven. X had weer een bespreking met Peter en bracht hiervan verslag uit aan het hoofd van de SP. X kreeg als opdracht Peter te vertellen dat zijn ploeg op 15 juni naar het zuiden moest gaan voor een wapendropping. Ze spraken af dat X de ploeg op een bepaalde plek in Vught zou afhalen en hen naar de plaats van de dropping brengen.
Peter reisde via Gorcum, hij had daar een goede bekende. Hij was bang dat de ploeg te klein zou zijn, omdat enkele leden verhinderd waren. Daarom vroeg hij aan zijn kennis of die niet wat mensen wist die wilden meewerken. Zes jongens uit het land van Altena gaven zich op om mee te doen. Ze hadden nog nooit van Peter en zijn groep gehoord. Onbewust van het gevaar gingen ze op 15 juni op de fiets naar Vught. Ook de ploeg uit Schiedam, inclusief Peter, reisde naar het zuiden. Zes kwamen er in Eindhoven terecht en probeerden fietsen te vorderen met zelfgemaakt SD-papieren. Drie van hen hadden al gauw een fiets, maar de andere drie waren minder gelukkig. Een van hen werd in een fietsenzaak gegrepen. De andere twee konden nog net op tijd ontvluchten. Er was in de winkel een Duitse vrouw, die argwaan kreeg toen ze de jongens hoorde praten. De twee vluchtelingen kwamen te laat op de afgesproken plek en overleefden hun avontuur. De groepen uit Schiedam en Altena kwamen op de afgesproken plek bij elkaar.
Intussen had het hoofd van de SP één dag voor de actie alles besproken en uitgelegd. Een gedeelte van de manschappen moest voor de arrestatie in de schuur zorgen, anderen moesten zich buiten de schuur verdekt opstellen voor eventuele vluchtpogingen. Een Hollands SP-lid werd geschminkt en zou ontvangstchef in de schuur zijn. Een andere Hollander ging buiten aan het werk, verkleed als boer. Als iemand iets vroeg, moest hij zeggen: "Ik weet nergens van, de chef is binnen.", terwijl hij, als iedereen binnen was, de deur moest dichtgooien.
Op 15 juni gingen de SP-leden naar Helvoirt. Ze bekeken de situatie en namen hun afgesproken plaatsen in. X ging per fiets naar de plaats van ontmoeting in Vught. Daar trof hij Peter en z'n mannen. Peter vond het risico te groot omdat ze met veel waren en gaf X drie mannen mee. Eén van hen moest dan terugkomen en dan zou de ploeg in groepen van twee of drie naar de plek van de wapendropping rijden. De drie gingen met X mee, bij de schuur gingen ze naar binnen en werden meteen gearresteerd.
X vertelde dat een van de mannen terug moest naar Peter, omdat de rest van de ploeg anders niet zou komen. Het hoofd wees één van de gevangenen aan. Deze jongen was zo geschrokken en bang, dat hij meeging om de anderen op te halen. Het hoofd hoopte dat schrik en angst de jongen in bedwang zou houden tot hij terug zou zijn bij de schuur. Want zou de jongen alarm slaan, dan zou de zaak voor de SP verloren zijn. Om X te beschermen in geval van alarm, werd een Duitser aangewezen die X en de jongen moest volgen. Toen gingen ze op weg.
De twee gearresteerden werden met een injectie bewusteloos gemaakt. Het werd al donker. De auto van het hoofd werd de schuur ingereden met de koplampen op de deur gericht Daardoor zouden Peter en zijn ploeg verblind worden, terwijl de Duitsers veilig in het donker zouden staan. Het duurde allemaal erg lang en iedereen dacht dat de actie was mislukt. De schuur werd weer in gewone staat gebracht, maar toen kwam er bericht dat er mensen aankwamen. Alle Duitsers zochten hun plaats weer op. Peter en zijn mannen stapten van hun fiets en vroegen wat aan de boer. Die zei zijn afgesproken lesje, en iedereen, behalve X, ging de schuur binnen, ook de jongen die eerder was gearresteerd. Hij had de anderen niet gewaarschuwd. De deur werd dichtgegooid. Plotseling begon een van de Duitsers te schieten. Al gauw schoten er meer en de groep moest zich overgeven. In het vuurgevecht werd één van Peters mannen gedood en een ander zwaargewond.
Met een vrachtauto werden ze naar concentratiekamp Vught gebracht. Het gedode ploeglid werd daar gecremeerd. Op 29 juli 1944 om vijf uur 's morgens werden de gevangenen gefusilleerd, behalve één van hen, die werd naar Duitsland gevoerd en is daar in een concentratiekamp gestorven.
Hun namen:
Petrus van der Smit, oud 30 jaar, wonende te Schiedam.
Roelofst Kars van den Bergh, oud 24 jaar, wonende te Rotterdam.
Wim Kempers, oud 23 jaar, wonende te Schiedam.
Jan Borsboom, oud 21 jaar, wonende te Rotterdam.
Willen Johan Koene, oud 22 jaar, wonende te Rotterdam.
Wijwe Jan Hendrik Steenhuis, oud 20 jaar, wonende te Den Haag.
Marius Nederveen, oud 24 jaar, wonende te Dussen.
Simon Lindhout, oud 26 jaar, wonende te Tholen.
Andre Rene 's-Jacob de Normandie, oud 22 jaar, wonende te Nunspeet.
Nico Hans Roelink, oud 23 jaar, wonende te Wassenaar.
Jacob Advocaat, oud 29 jaar, wonende te Molenaarsgraaf.
Jan Hak, oud 23 jaar, wonende te Giessen. (N.B.)
Eustatius Adrianus Kortbeek, oud 25 jaar, wonende te Den Haag
Bronnen
Verslag in 2010 vanuit familiedocumenten opgetekend door Aartjos Hak uit Meeuwen