Auteur: Frank de Klerk van het Genootschap Oud-Westland
Van oudsher maakten Dussen Muilkerk en Munsterkerk deel uit van Holland. Over de ontstaansgeschiedenis van Holland is echter niet zoveel bekend. Wat wij wel weten is dat de Hollandse graven hun gebied vanaf het einde van de 10e tot in de 13e eeuw vanuit hoven bestuurden en exploiteerden. Aanvankelijk lag het kustgebied van West-Nederland in de invloedssfeer van de Friezen. Van de negende tot de elfde eeuw had het gebied te lijden van aanvallen en plunderingen door de Vikingen. In 885 vond de moord op de Viking Godfried plaats en kwam Gerulf aan de macht. Hij werd de stamvader van de Hollandse graven en zorgde voor de aanleg van zogenoemde ringwalburchten. Voorbeelden van dergelijke burchten zijn Den Burg op Texel, Egmond, Rijnsburg en Vlaardingen. De laatste was van belang voor het gebied rond Dussen.
In de zesde en zevende eeuw was er veel bewoning in het Rijnmondgebied en weinig in het Maasmondgebied. In 985 gaf de Duitse koning en leenheer Otto het Maasmondgebied aan graaf Dirk III van West-Friesland om een grootschalige ontginning van de moerasgebieden mogelijk te maken. In de tiende eeuw was er een klimaatverandering en werd het gebied droger. De versterking Vlaardingen groeide tot een zeer sterke burcht halverwege de elfde eeuw. Het aantal inwoners van Holland nam toe tot 85.000 in het jaar 1200. Die groei kwam voor een deel uit migratie. In Vlaardingen is een begraafplaats uit de periode 1000-1050 onderzocht. Een aantal graven bevatte boomstamkisten met hout van Vikingschepen gebouwd in Engeland. Van de skeletten waren er zes afkomstig uit Engeland. Dat wijst erop dat Holland duizend jaar geleden misschien al een migratieland was.
Een van de schriftelijke bronnen over hoven zijn koningsoorkonden waarin de overdracht van grootgrondbezit is vastgelegd. De eerste oorkonde met een gift van bezittingen aan graaf Gerulf stamt uit 889. Daarnaast zijn er nog drie oorkonden uit de tiende eeuw. Het duurt tot 1300 eer de graven alle grond in bezit hadden.
De hoven waren grote boerderijen, centrale punten van waaruit het land werd bestuurd. Op het omliggende land werkten horige boeren in intensieve arbeidsdienst. Het model van de Karolingische hoven en abdijen was zeer gevarieerd. In de Hollandse veengebieden was het onmogelijk grootschalige landbouw op te zetten. Meer onderzoek moet leiden tot een reconstructie van het systeem van hoven en tot een beter inzicht in de machtsopbouw van de Hollandse graven.