Korenmolen De Gunst

Korenmolen De Gunst in Dussen Binnen

Dussen Muilkerk naderderend vanuit oostelijke richting over de Baan, zagen we in het verleden heel indrukwekkend aan de oever van de Dusse graanmolen De Gunst oprijzen. Schuin tegenover de molen op de hoek van de Dussensche Steeg, later Ruttensteeg genoemd, met de Baan, was het café Wapen van Noord-Brabant gevestigd van Sijke de Graaf en haar zwager Willem van der Nat, later van Sijke's zoon Jan van Dijk, en een weinig verderop het huis met herberg van Lammert de Rooy en Clasina van Edenburg. Men hoefde in Dussen Binnen in die tijd dus ook al geen dorst te lijden.

Reeds in de vijftiende eeuw, onder Adriaen van Herlaar de Heer van Muilkerk, bezat Dussen-Muilkerk al een korenmolen. Korenmolen De Gunst werd echter pas in 1708 gebouwd, in opdracht van Van Schueren-van Hagoort, de Heer van Dussen Munsterkerk en eigenaar van het kasteel. Het metselwerk werd gedaan door Hendrick Cannans en Jan Leempoel en het timmerwerk door Jan Rombouts en Jan Favier, alias Jan de Waal. [Volgens Cees de Gast in '700 jaar Kasteel-Dussen' p.71, werd de nieuwe molen in 1719 gebouwd door Hendrik Carmans] Deze aannemers beklaagden zich dat opzichter Claas Decker zich te weinig liet zien waardoor de voortgang van de bouw belemmerd werd. Eerste pachter was Arien Heijmans, die ook de korenmolen van Meeuwen in pacht had. Om graan te laten malen moest bij de Collecteur der verpondingen Impost (belasting) betaald worden en de molenaar diende bij zijn aanstelling een eed af te leggen “teneinde de gemeenelandsmiddelen niet te ontduiken”. De invoer van brood of meel uit bijvoorbeeld een ander dorp was ten strengste verboden. Toch werd er 's-nachts per roeiboot over de Maas wel gesmokkeld, hoewel er een fikse boete op stond van maar liefst 600 gulden per overtreding.
Molenaar Arien Heijmans werd opgevolgd door zijn zoon Arnoldus (gehuwd met Anneke Adriaensdr. de Jongh uit Emmikhoven). Omdat molenaar Arien geen opvolger had kwam Adriaan Graumen in 1771 tijdelijk op de molen in Dussen Binnen. Hij diende echter na verloop van tijd weer plaats te ruimen voor Arnoldus Heijmans een zoon van Hendrik Heijmans (een broer van Arien) waarmee het molenaarschap weer terug in de familie kwam. De Heijmansen fungeerden daarnaast ook als Schepen van Munsterkerk en als Burgemeester van Muilkerk.
In de Franse tijd werden de heerlijke rechten op het gemaal afgeschaft, waarna de eigenaar zijn inkomsten middels verhuur van de molen verwierf. In 1799 betaalde Arnoldus Heijmans voor de molen een jaarlijkse huursom van 300 gulden per jaar.

Arnoldus Heijmans trouwde met Anna Schaap en samen kregen zij een een hele kinderschaar die echter allen op jonge leeftijd kwamen te overlijden met uitzondering van hun dochter Adriana. Zij trad in het huwelijk met notaris Dionisius Middelkoop. De molen ging zodoende over in andere handen.

Op 30 april 1816 werd notarieel vastgelegd (D. Middelkoop, invnr 1126, akte 52) dat Gijsbert Willem van Dugteren, geboren Dussen 15-7-1792, z.v. predikant te Dussen Muilkerk, J.H. van Dugteren en van Catharina Elisabeth Louwiese, de windkorenmolen met het molenhuis huurde van Charles Lidwines de Croix, heer van Dussen Munsterkerk. Waarschijnlijk heeft hij de molen maar kortstondig gehuurd waarbij hij het molenaarswerk uitbesteed heeft, want in 1820 wordt hij geregistreerd als zijnde: zonder beroep. Later wordt hij nader aangeduid als 'particulier' wat zoveel wil zeggen dat hij renteniert. Zijn oudere broer Jan Otto - die enkele jaren (1820-1824) het beroep van rentmeester uitoefende - was ondertussen in Wijk aangesteld als ontvanger der belastingen. Het gezin van predikant Van Dugteren verhuisde met de nog thuiswonende kinderen naar Heusden. Aldaar kwam Gijsbert Willem op 02-08-1829 op 37-jarige leeftijd te overlijden.

Ten tijde van de eerste kadastrale opmeting van Dussen - cira 1820 - was bakker Antonie van Dijk pachter van de molen voor ƒ 500,- per jaar van Markies C.L.M. de Croix, de kasteelheer van Dussen. Antonie van Dijk (1780-1842), molenaar op korenmolen De Gunst in Dussen Binnen, woonde aan de dijk (H157), ter hoogte van de Putten, tegenover aannemer Wout van den Broek, waar later Jan Jongbloet een huis zou bouwen. Ook de schuintegenovergelegen schuur was eigendom van Antonie. Hij was getrouwd met Maria van Horsigh een dochter van de locale geneesheer Bernard Joseph van Horsigh, afkomstig uit Antwerpen, België die nog in het leger van de keizer van Oostenrijk als chirurgijn had gediend, maar op de vlucht voor de Fransen (zie Historische Reeks LvHeA. deel 17 p.142-147) in Dussen was neergestreken.
Omdat zijn zoon Bernard Antonie van Dijk bij het overlijden van zijn vader in 1842 nog maar 10 jaar oud was, kwam Johannes Nefkens op de molen. Johannes werd opgevolgd door een duo, namelijk zijn zoon Antonius Nefkens samen met Bernardus Antonie van Dijk en later met Johannes Pols, een neef van Nefkens.
Bij Bernard A. van Dijk stond het bakkersambacht hoog in het vaandel. Hij werd niet alleen zelf bakker, maar droeg de liefde voor het vak kennelijk dusdanig over op zijn kinderen, dat een aantal hem daarin opvolgde. Hij woonde in 1859 bij de geboorte van zijn oudste zoon Antonie Leonardus in Dussen Binnen. Getuigen bij geboorte waren: Govert van Wijk, 42 jaar en Cornelis Lievaart, 76 jaar, bouwman, waarschijnlijk twee buurtbewoners.Samen met zijn echtgenote, Wilhelmina Clercx uit Genderen, kocht hij de woning met bakkerij (I496/7) die bij de eerste kadastrale opmeting in bezit was van Antonie Baas en tegenover korenmolen De Gunst gelegen was. De mogelijkheid bestaat dat dit pand al van zijn oudere broer Ferdinand van Dijk was, die getrouwd was met Maria van Rooij en dat Bernard het in 1861 voor 425 gulden van zijn broer overnam. Ferdinand kocht toen voor hetzelfde bedrag het ouderlijk huis aan de Putten (zie notarisarchief Dussen, D Middelkoop, 1861, nr. 105, 109, 110). Bernard combineerde het beroep van bakker met dat van molenaar op De Gunst. Het was in die tijd niet ongebruikelijk om deze twee beroepen naast elkaar uit te oefenen. In het bevolkingsregister van 1890-1910 werd het oorspronkelijk adres Voorstraat A43 gewijzigd in A46. Medio 1897 verhuisde Bernard A. met zijn gezin naar de Ouden Zeedijk B185 en later naar Molenkade 48. Op hoge leeftijd (1903), hij was toen de 70 jaren al gepasseerd en zijn vrouw was reeds overleden, emigreerde Bernardus naar Amerika. Vermoedelijk om er bij zijn dochter Maria of zoon Ferdinand in te trekken.
In 1903 werd Hendrikus (Harrie) Anthonie J. Nefkens uit Amersfoort als molenaar aangesteld tot 1912 en daarna achtereenvolgens Anthonie Cornelis van Dalen afkomstig uit Stavenisse en gebleven tot 4 mei 1922, Jan de Graaf zoon van Diederik de Graaf en Hendrina Elizabeth Baks tot eind 1931 en later zijn schoonzoon Kasper Jakobus Walraven uit Eethen/Genderen tijdelijk vanaf 9 januari 1932 tot 6 mei 1933 en na verkoop van de molen: de gebroeders Marinus (gehuwd met Jozina Rijk), Pieter (tijdelijk) en Jacobus de Baar uit Ovezand met Geurt van Binsbergen en David van de Westen als molenaarsknecht.

Want de molen was ondertussen wel van eigenaar verwisseld. In december 1932 werd door notaris Rietra de publieke verkoop aangekondigd van de molen met het achterliggende perceel weiland in opdracht van eigenaar Diederik de Graaf. Diederik was in juni 1895 vanuit Meeuwen naar Dussen verhuisd en kort daarvoor getrouwd met Antje Verschoor uit Almkerk, landbouwer van beroep en in 1895 werd hun oudste zoon, ook Diederik genaamd, geboren maar er waren nog veel meer kinderen. Ze woonden aan de Straatweg. Diederik overleed in 1948. De bedoelde verkoping vond plaats in café Leemans (inzet) en bij hotel De Zwaan van Adriaan Heesels (toeslag). Het geheel werd omschreven als: 'een steenen windkorenmolen met ruwolie motor en motorhuis plus woonhuis met stalling, schuur en varkenshokken, kad.nr H1419'. Het bijbehorende perceel weiland in het Groot Zuideveld was 76 aren groot en kadastraal aangeduid met H1433.

Dussen 2-3-1912 Woensdagavond is in eene vergadering van den Boerenbond alhier besloten om tot het koopen van het stoomgemaal van H Nefkens over te gaan en daarvoor uit te geven 8 aandeelen ieder groot 1000 gulden. Dussen 13-3-1912 De landbouwers, veehouders, bakkers en die eenig meel of koren gebruiken, hebben in een vergadering besloten alle granen en meel bij de coöperatie alhier te koopen of te laten malen zoodat de loonmalerij op de windkorenmolen de Gunst sedert langen tijd uitgeoefend met 1 Mei 1912 tot het verleden zal behooren. Dussen 4-5-1912 Dinsdag 1.1. kreeg H. Nefkens met het verplaatsen der zuiggasmotor het vliegwiel op zijn voet zoodat hij zich onder geneeskundige behandeling moest stellen.
De molen raakte in de Tweede Wereldoorlog flink beschadigd, waardoor in 1946 de wieken verwijderd werden en de kap provisorisch gedicht tegen lekken. Tot overmaat van ramp brandde de fraaie molenaarswoning ten oosten van de molen in 1949 af door blikseminslag. Het huis dat ten westen van de molen stond, werd na de oorlog bewoond door Evert Hoogmoed, een gepensioneerde schipper. Eind jaren vijftig ontstond er oververhitting in de molen, waardoor deze dusdanig brandschade opliep dat hij in 1960 uiteindelijk werd afgebroken.

Een concurrent aan de Molenkade

Jan van Engelen (de oude, 1793-1839), afkomstig uit Heusden en gehuwd met Theodora Vuijsters (1800-1876) uit Gameren/Zaltbommel, woonde in de bocht van de Molenkade. Hij was koperslager van beroep maar kwam al vroeg (1839) te overlijden. Ze hadden daar ook een winkel want Theodora had als beroep winkelierster. De oudste zoon Jan (1825-?) - die door het overlijden van zijn vader was vrijgesteld van militaire dienst - zette het koperslagersvak voort. Daarnaast werd hij bestuurslid van de schuttersvereniging De Batavieren bij de oprichting in 1869. Van zijn jongere broers weten we dat Antonius ook koperslager werd maar naar Lisse verhuisde en Hendrikus (1829-1922) werd smid en tevens geweermaker voor de Nederlandsche Marine. Daarentegen is ons van Jacobus nauwelijks iets bekend. Hun twee zussen Anne Marie en Adriana waren de winkeldochters.

Aan de Molenkade werd onder de naam Kinderen Van Engelen uitgebaat: een koperslagerij met een winkel in galanteriën, hoeden, potten en pannen, haardplaten en andere zaken. Jan junior deed de koperslagerij en de winkel werd beheerd door zijn twee ongehuwde zusters: Anne-Marie en Adriana. Hun broer Hendrikus (1829-1921), de geweermaker, was in 1859 gehuwd met een meisje uit Deil, Elisabeth Christina van Gemert. Hij ging in Rotterdam wonen want daar werd in 1860 hun enigst kind Johannes Hendrikus (Jan) geboren. Van 1867 tot 1868 vestige hij zich tijdelijk als grofsmid in Delftshaven om daarna weer terug te gaan naar Rotterdam. In 1894 overleed Elisabeth en Hendrik en zijn zoon keerden weer terug in Dussen. Om onbekende redenen verbleef Hendrik kortstondig (1896-1897) in Molenbeek België. Zijn zoon Johannes Hendrikus, roepnaam Jan, die kolen- en graanhandelaar als beroep liet optekenen in het bevolkingsregister, bleef echter bij zijn tantes aan de Molenkade wonen. Wat er ondertussen met de oudste broer Jan junior gebeurd is, is niet bekend maar meest waarschijnlijk is dat deze is overleden. Neef Jan zette de koperslagerij voort waarbij hij het echte koperslagerswerk zal hebben overgelaten aan de een of twee knechten die er doorgaans in dienst waren. Als handelaar bemoeide hij zich om zijn kolenhandel tot een succes te maken en zag zelfs brood in de oprichting van een geheel nieuwe meelfabriek.

In de krant Echo van het Zuiden verschenen de volgende berichten:
DUSSEN 3-3-1909 Naar wij vernemen zal door den heer van Engelen (Molenkade) alhier een motor geplaatst worden tot bemaling van koren; dit is de tweede in onze gemeente op dit gebied.
DUSSEN 6-10-1909 Het gebouw waarin de motor voor bemaling geplaatst zal worden nadert zijn voltooiing. Binnen 14 dagen verwacht men dat de maalmachine en randapparatuur in werking gesteld zal zijn. Dan beschikt het dorp Dussen over 2 locaties c.q. bedrijven waar graan gemalen en verhandeld kan worden.

Eind december 1909 verscheen de eerste advertentie van de nieuwe Kroonmeelfabriek Van Engelen in Dussen, ook wel aangeduid als meelfabriek De Kroon, in de krant (zie afbeelding).
Doch ondanks flink adverteren in de krant bleef de klandizie kennelijk uit, of bleven potentiële klanten trouw aan de lokale concurrent de maalderij van graanmolen De Gunst. Bovendien was Anna Maria in 1910 overleden en geraakte Adriana op leeftijd (71 jaar). De investeringslasten groeiden Adriana en haar neef Jan boven het hoofd en op 3 februari 1911 werd hun faillissement uitgesproken. Jan pakte zijn biezen en vertrok op 9-5-1911 in navolging van zijn vader naar België, naar Calmpthout. Een jaar later keerde hij echter weer terug in Dussen en ging wonen op nr. B167 aan de Putten, tegenover de aansluiting met de Nieuwesteeg. Volgens overlevering was dit een hoog pand dat direkt aan de noordkant van de dijk stond, kort aan de weg. In 1913 trok zijn eveneens uit België teruggekeerde vader Hendrikus bij hem in. Jan begon een handel in geweren in het pand. Na enkele jaren ging Hendrikus naar het Oude Mannenhuis van de zusters in het Rommegat, waar hij in 1922 overleed. Ook zijn zuster Adriana ging daar wonen tot aan haar overlijden. Neef Jan en Tante Adriana van Engelen overleden allebei in 1930. Zij waren de laatste vertegenwoordigers van het geslacht Van Engelen in Dussen.

Na het overlijden van neef Jan plaatste notaris Rietra een advertentie in het Nieuwsblad van 9 april 1930 betreffende de uitverkoop van de gehele inboedel, welke openbare verkoop in het sterfhuis op nummer B164 van wijlen Jan van Engelen zou plaatsvinden. Te koop aangeboden werd onder meer: smids- en koperslagersgereedschappen, geweren, buksen en revolvers, met bijbehorende patronen en kogels van verschillend kaliber. Tevens deed de notaris een oproep aan allen die van koperslager Jan van Engelen nog iets te vorden hadden, om zich per omgaande bij de notaris te melden.

Het onroerend goed en de boedel aan de Molenkade werd overgenomen door Johan van Honsewijk (1881-1967), de zoon van burgemeester Adrianus Hendrikus van Honsewijk uit Dussen Binnen. De winkel werd gesloten maar in 1912 stichtte 'Meneer Johan', zoals hij in Dussen door het leven ging, er samen met de lokale bakkers Bernard van Dijk en Adriaan Pols en ondernemer Jos van Steen met een statutair kapitaal van 10.000 gulden de Graan- en brandstoffenhandel Boerenbelang. Arie van Dijk Joh.zn. werd als molenaarsknecht aangetrokken. Hij ging in het huis ten noorden naast de maalderij wonen.

De oprichting hiervan stuitte wel op enige reserve bij een 'bezorgde' inwoner van Dussen. Met name werden de goede bedoelingen en kundigheid van Johan van Honsewijk in twijfel getrokken. Hem werd eigen belang en heerschzucht toegeschreven, anders dan het dienen van het gemeenschappelijk belang van de aangesloten boeren bij de nieuwe organisatie. 'Verzint eer gij begint' besloot de schrijver in zijn ingezonden brief in de Echo van het Zuiden van zondag 25 februari 1912.

Toch had Jan van Engelen het zo slecht nog niet gezien met de oprichting van zijn meelfabriek. Met een gewijzigd financieel concept met meerdere kapitaalverschaffers, bedacht door Johan van Honsewijk, bleek de meelfabriek wel degelijk levensvatbaar. Het klantenbestand breidde zich allengs uit en door het productassortiment te verbreden floreerde Boerenbelang.
N.V. Graanmaalerij en Handelsonderneming Boerenbelang, Molenkade B43, Dussen liet haar statuten wijzigen in 1941, hetgeen in de Staatscourant van 17 maart 1941 no. 43 werd gepubliceerd. In 1949 vertegenwoordigde zij ook de lokale belangen van Hoenderpark Carpe Diem uit Bruchem. De maalderij werd later overgenomen door Ot de Rooij en toen die uit de tijd was, voortgezet door zijn zoon Herman de Rooij.

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl