Baron Walraven van Gendt van Kasteel Dussen (1607-1628)

Het geslacht Van Gendt

De familie Van Gent, of Gendt is van oorsprong een riddermatig geslacht uit de oostelijke Betuwe. Tot 1506 heeft de familie echter nauwelijks iets van doen gehad met de heerlijkheid Gendt en Erlecom, maar nadien is de heerlijkheid vele generaties in de familie gebleven. Verscheidene leden van het geslacht hebben belangrijke militaire en diplomatieke functies bekleed.
Eind vijftiende eeuw trouwde Johan, heer van Oijen en Dieden, met Moralda of Walravina van Rossem, vrouwe van Herwijnen en Engelenborg. Hun zoon Walraven (±1498-1558) werd vrijheer van Gendt en in 1528 bevelvoerder van Elburg. Hij ging in 1538 een alliantie aan met Karel van Gelre en de hertog van Cleve. Volgens het 'Ridderboek van het Hof van Gelre' woonde hij gedurende de periode 1538-55 de bijeenkomsten bij van de ridderschap van Nijmegen. In 1544 werd hij 'des H.R.R. vrijheer' en mocht hij zich van de Keizer voortaan 'baron' noemen; tevens was hij ambtman van de Nederbetuwe. In 1552 werd hij beleend met Oyen en Dieden. Hij was gehuwd met Elisabeth van Raesfelt (±1515-1602). Hun oudste zoon heette Johan.

Diplomaat tijdens de Opstand

Deze Johan baron van Gendt (±1540-1613) was getrouwd met Wilhelmina van Wachtendonck. Hij was heer van Oyen en Dieden, waarmee hij in 1594 werd beleend. Hij stond voor het eerst op de riddercedel [lijst van ridders] van Nijmegen van 1578 en was tussen 1587-1613 aanwezig bij de bijeenkomsten van de Ridderschap van Nijmegen, vanaf 1601 in zijn functie als Raad van State en tussen 1598-1604 als jagermeester van Gelderland. Hij was politiek zeer actief en kennelijk ook een bedreven diplomaat. Zo woonde hij de statenvergadering te Brussel bij en tekende mede de Unie, aldaar in 1577 gesloten [om de Spaanse koning te dwingen de Pacificatie van Gent te aanvaarden]. In het volgend jaar werd hij met Philips van Marnix van Sint-Aldegonde - raadgever van Willem van Oranje - naar de Rijksdag in Worms gezonden om [helaas tevergeefs] de toegenegenheid van de Duitse vorsten voor de Hollandse gewesten te winnen. Na de ondertekening van het Plakkaat van Verlatinghe in 1581 werd hij namens Gelre afgevaardigd om de souvereiniteit over de gewesten aan de broer van de koning van Frankrijk aan te bieden, die daarbij echter wel ondergeschikt bleef aan Willem van Oranje. In 1594 werd aan Van Gendt opgedragen om met Otto Hartius en Jeronimus Coman, gezanten van de aartshertog Ernst van Oostenrijk, de vredesvoorstellen te bespreken die door de Staten Generaal waren gedaan. Bij die gelegenheid bracht hij ook de beide afgevaardigden naar de Gevangenpoort te 's Gravenhage, waar Michiel Renichon gevangen was gezet, om uit diens eigen mond te vernemen dat de graaf van Barlaymont hem had aangespoord Prins Maurits te vermoorden.
Hij huwde Wilhelmina van Wachtendonck, vrouwe van Biesterveld of Biesenburg, overleden te Utrecht in 1629, dochter van Otto en van Margriet Scheiffard van Merode. Zij schonk hem o.a. twee zoons, Walraven en Otto en een dochter Margaretha, die de echtgenote werd van Floris van Merode.

Anna van Brecht verkocht in 1607 het kasteel van Dussen met bijbehoorende goederen, zoals S. van Leeuwen t.a.p. mededeelt, voor fl. 40.000 aan Walraven van Gendt, die daarop 11 Februari 1608 er mede werd beleend. Laatstgenoemde kooper was de zoon van Johan van Gendt, heer van Oijen en Dieden en Wilhelmina van Wachtendonck, vrouwe van Herwijnen en Engelenborg. Ook hij was heer van Oijen, dat hij echter in 1620 verkocht aan Johan van Kettler; voorts was hij proost van Deventer, werd hij in den slag bij Nieuwpoort gewond, was daarna Keur-Brandenburgsch overste en gouverneur van Rees en overleed in 1644. Tweemaal was hij gehuwd, in l602 met Anna van Arckel, dochter van George, heer van Ammerzoden en met Geertrui van Padevoirt, staatsjuffer bij zijne eerste vrouw.

Walraven baron van Gendt (±1580-1644) geb. 1580, heer van Oijen, kolonel en gouverneur van Rhees, overl. 1644, zn. van Johan Gerard van Gendt en Wilhelmina van Wachtendonk, tr. 1602 met Anna van Arkel (1583-1611), vrouwe van Heemstede, dr. van Gerard van Arkel, heer van Ammerzoden en Anna vrouwe van Lockhorst; zij trouwden op huwelijkse voorwaarden waarin in akte uit 1603 een wederzijdse lijftocht werd vastgesteld. Hij noemde zich proost [stadhouder] van Deventer, erfde van zijn vader de heerlijkheid Oyen, werd er mee beleend in 1615, maar verkocht haar in 1620 aan Johan Kettler. Zijn vrouw Anna van Arckel bezat de heerlijkheid Heemstede met Bennebroek, die zij in 1607 aan Henrick Hovijne verkocht, maar zij en haar man kochten in datzelfde jaar de heerlijkheid Dussen voor 40.000 gulden van vrouwe Anna van Brecht. Walraven wordt algemeen gezien als de bouwer van het kasteel in Dussen zoals dat thans nog steeds te bezichtigen is. Feitelijk is dat ook zo maar dan wel met een kanttekening.

Strijder aan de zijde van Maurits

Waar zijn vader tijdens de Opstand (1568-1648) vooral zijn diplomatieke vaardigheden in dienst stelde van de gewesten, deed zijn zoon Walraven dat als militair. Walraven was een echte vechtjas en trad al op jeugdigen leeftijd in militairen dienst. Hij verkreeg op 5 maart 1598 commissie als ritmeester van vendel 23 [compagnie van 100-150 manschappen] en werd 12 januari 1599 in de rang als luitenant commandant van de nieuwe vendel 28 van prins Maurits (lijfwacht). In januari 1600 onderscheidde hij zich onder graaf Willem Lodewijk bij de verrassing [inname] van Wachtendonk en woonde daarna met zijn vaan kurassiers de slag bij Nieuwpoort bij. Verwierf nieuwe lauweren, maar ook 'twee wonden in den arm en acht schoten op zijne wapenrusting'. 'Naar een schip gebracht, dat op het droge lag en voor ambulance diende, werd hij naar Ostende gevoerd en alzo genezen.' In mei 1604 streed hij als ritmeester in Staats-Vlaanderen en zeker is dat hij bij talrijke andere gevechten en belegeringen tegenwoordig is geweest en deelgenomen heeft aan een aantal overwinningen door Maurits op de Spanjaarden behaald, ofschoon daarvan weinig nauwkeurige berichten zijn overgebleven.

In buitenlandse dienst

Toen de Gulik-Kleefse successieoorlog uitbrak (1609) trad hij opnieuw op de voorgrond. Weer volgde hij prins Maurits met zijn ruiters tot zelfs buiten de landsgrenzen en al spoedig trad hij in dienst van de keurvorst van Brandenburg, waar hij in 1614 het bevel voerde over 7 compagnieën arquebusiers [met haakbussen bewapende soldaten] te paard, 168 officiers- en 386 ruiterspaarden en over een compagnie lijfgarden te voet van 174 man. In dat jaar klaagde Munster bij de Staten Generaal dat de compagnieën van overste Walraven baron van Gendt, van ritmeester Unico Ripperda en van de overste-luitenant Blasius van Eyckenberch voortdurend in het Stift [Utrecht] vertoefden. De Staten Generaal beloofden daarin te zullen voorzien, voor zover doenlijk, onder voorbehoud, dat zulks ook zou worden betracht door Spanjaarden en Italianen, ruiters en voetvolk van de andere partij.

In 1615, na zijn ontslag uit Brandenburgse dienst (de troepen werden meerendeels afgedankt), hield Walraven zich op bij de oostelijke grenzen van het land om manschappen te werven ten dienste van de misnoegde Franse edelen. Hoewel de Staten Generaal deze werving verboden, ging Van Gendt er met geheim medeweten van prins Maurits toch mee door. In 1617 formeerde hij in het Gulik-Kleefse een regiment van 2000 ruiters, dat hij met geldelijke ondersteuning uit de Nederlanden bij de hertog van Bouillon in Sedan wist te brengen. Waarschijnlijk heeft dit regiment geen dienst gedaan, want in hetzelfde jaar was Van Gendt in onderhandeling met Karel Emanuel van Savoye over indiensttreding met zijn ruiters. Hij is daarna opnieuw in Brandenburgse dienst getreden, wat wellicht ook de verkoop verklaart in 1620 van de hoge en lage heerlijkheid Oijen aan Johann van Kettler, die niet alleen vrijheer tot Monjoije en Amboten was maar ook: geheimraad van ' t keurvorstendom Brandenburg, besteld krijgsoverste en stadhouder in Kleefse, Gulikse en Bergse landen. Hoe dan ook, bij het tractaat van 11 mei 1624 tussen keurvorst George Willem en paltsgraaf Wolfgang Willem werd bepaald, dat het Brandenburgse regiment van overste Walraven van Gendt bezetting zou leggen in Gennip, Soest, Lippstadt, Sparenberg en andere plaatsen van Marck en Ravensberg. Hij voerde toen het bevel over 3 compagnieën ruiterij en 12 compagnieën voetvolk. In september was zijn regiment uitgebreid om Unna, Lunen, Caem en het huis te Hoerde te kunnen bezetten. In mei 1625 maakte hij zich meester van Bielefeld, doch moest het beleg van Sparenberg opheffen wegens de nadering van Tilly en Anholt. In 1632 werd hij bevorderd tot kolonel.

Aankoop en verbouwing Kasteel Dussen

Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) tijdens de 80-jarige oorlog met Spanje, schiep een klimaat waarbij beleggers weer initiatieven begonnen te ontplooien. Zo ook Baron Walraven van Gendt (1572-1644), die in goed overleg met zijn echtgenote hun Huijs te Heemstede inruilde voor een ietwat vervallen kasteel in Dussen, dat zij echter wel geheel naar nun eigen wensen zouden kunnen herbouwen en inrichten. De opbrengst van de verkoop van Heemstede en Bennebroek van 75.000 gulden vormde daarvoor uiteraard een prima startkapitaal. Voor 40.000 gulden werd het kasteel aangekocht van Anna van Brecht, de resterende 35.000 gulden die gespreid over een drietal jaren ontvangen werden, konden worden aangewend voor financiering van de verbouwing en herinrichting. Want, als gevolg van oorlogshandelingen en verwaarlozing was de toestand van het gebouw nogal belabberd. Van Gendt zette echter een groot herbouw- en vernieuwingsplan in werking, naar de eisen van zijn tijd en naar persoonlijke smaak. Alhoewel, omdat hij zelf veel op veldtocht was, zal vooral zijn echtgenote zich bemoeid hebben met de opzet van de plannen voor herbouw en vernieuwing van het kasteel. Ongetwijfeld heeft zij daarvoor een bouwmeester - een die vermoedelijk geïnspireerd was door Italiaanse architectuurtheoretici - in de arm genomen want als vrouwe van Heemstede had zij - zo jong als zij nog was - al wel enige ervaring met het beheer en onderhoud van haar Huijs in Heemstede. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat bij de metamorfose van kasteel Dussen het esthetische element en het wooncomfort nadrukkelijk voorrang genoten boven de traditioneel-historische functie van het kasteel als een robuust verdedigingsbolwerk op de grens van Brabant en Holland. De realisatie van de elegante Toscaanse zuiltjes die thans nog de binnenplaats omzomen vormen daarvan een treffend bewijs maar ook fraaie ruimtes zoals de uitnodigende hal met de grote haard en de ruime ontvangstzaal (later raadszaal) getuigen daarvan.

Anna van Arckel (±1583-1611)

Walraven was omstreeks 1602 getrouwd met Anna van Arkel Heukelom, geboren rond 1583, overleden in het jaar 1611; ze werd slechts ongeveer 28 jaar oud. Hierdoor zal zij van de realisatie van de door haar geïnitieerde plannen voor de verbouw van kasteel Dussen waarschijnlijk niet zoveel meer hebben meegekregen omdat de ingrijpende verbouwing toch wel enige jaren in beslag genomen zullen hebben.
Walraven is later hertrouwd te Amersfoort in maart 1635, op ongeveer 55-jarige leeftijd met Geertruid van Padevoirt, statiejuffer van zijn eerste vrouw Anna van Arckel. Anna bezat Heemstede met Bennebroek welke ambachtsheerlijkheid in 1565 in bezit was gekomen van Vincent van Lokhorst, die het bij testament vermaakte aan zijn kleindochter Anna van Arckel. Zij was tevens de laatste adellijke bezitter van het Huis te Heemstede. Het huis en de heerlijkheid werden in 1607 verkocht aan Henrick Hovijne, zoon van een Amsterdamse koopman, voor een bedrag van 75.000 gulden. Volgens de verkoopakte verleden voor schout en schepenen van Heemstede, 31 januari 1608, te voldoen 30.000 gulden op Maria Lichtmis 1608 en de rest op drie achtereenvolgende jaren telkens met 15.000 gulden. Datzelfde jaar werd ook land in Hillegom verkocht. Bovendien werd tot meerdere zekerheid van koper Heynrick Hovyn, de nieuwe Heer van Heemstede, voor alle onbekende lasten, akten en pretensiën die op de ambachtsheerlijkheid Heemstede mochten aankleven, op 20 maart 1609 een akte opgesteld voor de Staten van Holland waarin Walraven van Gent, 'jonge Heer' van Oyen, Heer van Dussen, zich garant stelde en daaraan verbond en hypothekeerde: het slot, huis en Heerlijkheid van der Dussen met toebehoren.

Medio jaren zestig van de 20ste eeuw werd in Dussen Binnen, tegenover het kasteel, een nieuw sportpark aangelegd op de zogenaamde Engelenberg bestaande uit een voorste en achterste perceel. De oorspronkelijke naam van het perceel luidde Engelenborg maar werd in de loop der tijd verbasterd tot Engelenberg. Toen Baron van Gendt het kasteel in 1609 aankocht, liet hij niet alleen het gebouw grondig renoveren en moderniseren, maar breidde ook het landbezit aanzienlijk uit om daarmee voldoende inkomsten te genereren voor beheer en onderhoud van het kasteel. Bij die landaankopen werden ook tegenover het kasteel gelegen percelen aangekocht. In die tijd, toen de landmeetkunde nog in de kinderschoenen stond en het kadaster nog moest worden uitgevonden, was het heel gebruikelijk om percelen ter onderscheid van elkaar een naam te geven. De grootmoeder van Baron Walraven van Gendt heette Walravina van Rossem en voerde als adellijke titels: vrouwe van Herwijnen en Engelenborg. Het is alleszins aannemelijk dat Walraven van Gendt als eerbetoon aan haar een door hem aangekocht perceel de naam van Engelenborg heeft gegeven.

Gedwongen verkoop

Walraven is echter een weinig gelukkig financier geweest. Na het overlijden in 1611 van zijn echtgenote Anna van Arckel van Heukelom, zag hij zich in 1620 genoodzaakt zijn erfgoed Oijen te verkopen aan Johann van Kettler Ambotten. Omdat de schulden zich bleven opstapelen moest hij noodgedwongen ook de Heerlijkheid Munsterkerk met het kasteel en de domeinen verkopen. Koper van Dussen c.a. werd in 1628 de rijke Alkmaarder Eduard Jacot van Axele, die ermee beleend werd op 17 mei 1628. Tussenpersoon bij deze transactie was zijn neef, niemand minder dan Dr. Reijnior Pauw, heer tot Ter Horst, de latere president van den Hoogen Raad. Van Walter van Gendt zijn later leven is niet veel bekend. Hij hertrouwde in maart 1635 te Amersfoort met een hofdame van zijn eerste vrouw met wie hij sinds de dood van Anna samenleefde en die ook zijn kinderen heeft grootgebracht. Enige tijd later zijn ze echter maar Duitsland verhuisd waar hij in 1637 als gouverneur van Rees (aan de Rijn stroomopwaarts voorbij Emmerik) werd aangesteld. Zijn boer Otto - die Dieden geërfd had - was commandant van Emmerik en gouverneur van Wesel. Walraven overleed te Rees werd er in 1644 ook begraven, ongeveer 64 jaar oud.

Nageslacht

Walraven kreeg meerdere kinderen uit beide huwelijken. Daarbij is het opvallend dat zoon Johan uit zijn eerste huwelijk in de voetsporen van zijn grootvader - de diplomaat - trad terwijl Otto uit het tweede huwelijk het voorbeeld van zijn vader (militaire cariëre) volgde.
Johan van Gendt (±1605-1679) werd 5 juni 1638 geadmitteerd in de ridderschap van Nijmegen en had, als gedeputeerde in de vergadering van de Staten Generaal, een belangrijk aandeel in de regering. Bij de dood van Willem II, in 1650, was hij voorzitter van de Staten-Generaal en gaf toen terstond de nodige orders, waardoor verwarring voorkomen werd. Kort daarna bekleedde hij met Joachim Andreae een gezantschap bij de keurvorst van Brandenburg om in 1660 met van Beuningen en de Huybert naar Frankrijk te vertrekken om een nauwere verbintenis met dat rijk te bewerkstelligen. Ze kregen tevens als bijzondere opdracht mee om bij de koning van Frankrijk aan te dringen op de teruggave van het prinsdom Oranje. Nadat in 1666 de prins van Oranje door de Staten van Holland als ‘Kind van Staat’ was aangenomen, werd Johan van Gendt tegen een wedde van ƒ 5000 tot zijn gouverneur aangesteld. In 1670 werd hij echter van deze post ontheven, het gouverneursambt had aanleiding gegeven tot grote verwijdering tussen de prins en Van Gendt, tot een vijandige verhouding aan toe die zelfs op de kinderen van Van Gendt overging.
Van Gendt was van 1671-1675 gecommitteerde van de generaliteit, daarna drost van Valkenburg. In 1672 werd hij met Pieter de Groot, Nassau-Odijk en Arnold van Eck door H.H.M. naar koning Lodewijk XIV afgevaardigd om de vredesvoorwaarden van deze vorst te vernemen. Van Gendt en Odijk werden 23 juni 1672 op het huis Keppel ontvangern maar door de hoge eisen van de Fransen was hun overleg tot mislukken gedoemd.
Johan van Gendt overleed 24 november 1679 en werd in de Grote Kerk te 's Gravenhage in de kapel van Assendelft begraven. Hij was 8 juni 1636 in diezelfde kerk gehuwd met Adriana Sibylle van Ripperda, vrouwe van Oldersum, Papenburg en Oosterwedde, begraven in de Grote Kerk aldaar 20 september 1704, dochter van Eggerich Adriaan en van Sibylla van Plettenberg. Ze kregen tenminste negen kinderen, waarvan Adriaan en Frederik Willem wel de bekenste zijn. Een zoon Floris sneuvelde bij het beleg van Grave.

Uit het tweede huwelijk van Walraven van Gendt werd onder meer zoon Otto baron van Gendt (1636->1652) geboren. Deze werd in 1636 gedoopt en is naar verluid jong overleden, kort na zijn toelating in het Ridderschap in 1652.
Een andere Otto van Gendt werd op 28 oktober 1627 gedoopt in Winssen (bij Nijmegen) en overleed aan zijn verwondingen op 25 juni/5 juli 1672. Deze Otto maakte een militaire carriëre. Zo werd hij in 1652 in de ridderschap van Nijmegen geadmitteerd, op 13 juni 1667 majoor in het Gelderse regiment en op 19 maart 1671 kolonel van een nieuw opgericht regiment. Zijn regiment infanterie was in juni 1672 met de cavalerie van Kingma bij het Tolhuis aanwezig; drie compagnieën ervan lagen op Schenkenschans. Otto baron van Gendt, die op 14 januari 1672 tot commandeur van Grol was benoemd, sneuvelde op 3 juli 1672 in het beleg van Nijmegen en overleed ongehuwd.

Bronnen

Van Meurs, Ridderschap van Nijmegen, bl. 4; Navorscher, XXXIX, 392, XLII, 271; Mbl. Ned. Leeuw, II, 79, 80.
Noord-Hollands Archief, Toegang 3862 Heerlijkheid Heemstede, inventaris: overzicht van de goederen van de Heerlijkheid Heemstede, inv.nrs: 39-44.
Gelders Archief, Toegang 0461 Familie Van Gent (1382-1754).

Gendt, door Regt, in Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek (NNBW)
Zie ook: C.C. Schuller tot Peursum, Verz. berigten omtr. de krijgsbevelhebbers bij Nieuwpoort, 19, 29;
Nijhoff's Bijdr. IV, 144, 145; Bosscha, Ned. Held. te Land I, 279, noot 2;
van Meurs, Ridderschap v. Nijmegen bl. 4; Alg. Ned. Fambl. II, 300;
Mdbl. Ned. Leeuw XXXIV, 69;
de Bas en ten Raa, Het Staatsche Leger II, III en V (zie registers).

in Van der Aa e.a., Biographisch Woordenboek der Nederlanden (Van der Aa)
Zie ook: Wagenaar, Vaderl. Hist. D. IX. bl. 83, D. XI. bl. 18;
(Schuller tot Peursum). Verz. berigt. omtr. de krijgsbev. bij Nieuwp. bl. 19, 29;
Nijhoff, Bijdr. voor vaderl. geschied. en oudheidk. D. IV. bl. 144, 145.

Artikel Geert Rolf, De ene Otto is de andere niet! Winssen, 28-10-2021.

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl