Brug over de Gantel
Op het kruispunt Hoek - Molenkade lag vroeger een brug (foto rechts). Deze voerde over de zuidelijke zijtak van het riviertje de Dusse. Dit watertje, oorspronkelijk de Middelt maar ná de Sint Elisabethsvloed samengevloeid met de Dusse, werd de Dussensche Gantel genoemd. Omdat in de negentiende eeuw de kwaliteit van de wegen, met name in de winter, nog veel te wensen overliet was de Gantel belangrijk voor de aan en afvoer van allerlei producten van het achterland naar de Sluis en omgekeerd. Toen medio twintigste eeuw het water langs de Molenkade haar functie als zodanig verloren had, werd 't in twee fases gedempt. In de vijftiger jaren het traject Hoek - Wilhelminastraat en in de zestiger jaren het gedeelte Wilhelminastraat - Sluis.
Molen Het Zuideveld
De (molen)kade langs het water werd door mensenhanden opgeworpen en werd vernoemd naar de afwateringsmolen die halverwege de kade stond en reeds op zestiende eeuwse kaarten staat afgebeeld. De laatste molen, het Zuideveld (foto links), stond op de plek waar het Middeltje de Dussensche Gantel kruiste en waar nu nog het huis en gebouw van het gelijknamige watergemaal staan. De molen werd in 1743 in Dussen gebouwd maar was toen al een ouder exemplaar, afkomstig uit Groningen en vermoedelijk daterend uit de periode 1650-1670. De molen van molenaar Cornelis van de Oven brandde af tijdens de Dussense kermis op zondagavond 13 september 1931.
Volgens Het Nieuwsblad: "ontdekten voorbijgangers de brand, ontstaan als gevolg van baldadigheid, en hoewel de brandweer spoedig ter plaatse was, was er geen houden meer aan. Door de kermis, die opgesteld stond aan De Sluis, werd het schouwspel, waarbij de brandende wieken op een gegeven moment aan het draaien gingen, door een grote menigte gadenslagen".
Zandpad
Aan de andere kant van het water lag de Zandpad. Nabij de Sluis was er ook bewoning aan deze Zandweg. Tot na de oorlog had Sjef Reijnaers op de rechteroever zijn lijnbaan waar touw gemaakt werd voor zijn touwslagerij. Ergens aan de Molenkade in het Groot Zuideveld stond in 1782 ook het zogenaamde Tugthuis van Dussen. Hierin werden weerbarstige lieden tijdelijk in verzekerde bewaring gesteld.
De Sluis
Toen in 1461 de Kornschedijk werd opgeworpen om bescherming te bieden tegen het buitenwater, werd hier een uitwateringssluis in de dijk aangelegd, de Munsterkerksche Sluis. In 1889 fungeerde G. van Biesen er als sluiswachter voor een jaarwedde van 12 gulden. Aan de afwateringsgantel ontstond buitendijks een aanlegplaats voor schippers wat zich in de loop der tijden ontwikkelde tot een haventje. Vermoedelijk waren het met name schippers die rond het haventje van Dussen aan de dijk een nieuwe bewoningskern stichtten. De bewoning breidde zich steeds verder uit. In 1738 met een "pastorie tevens kerk- en vergaderplaats", in 1760 gevolgd door een kerkschuur die in 1826 aanzienlijk werd uitgebreid en verbeterd, hoewel een toren bij de kerk waarschijnlijk nog ontbrak. Ook het eerste Raadhuis van Dussen kwam in 1881 aan de Sluis te staan, dat zich zodoende in de negentiende eeuw tot het nieuwe centrum ontwikkelde van Dussen Munsterkerk, waarvan de kern oorspronkelijk meer oostelijk gelegen had maar welke als gevolg van de Sint Elisabethsvloed in 1421 door het water verzwolgen was.
Maar ook het nieuwe hart van Dussen Munsterkerk bleef rampen niet bespaard; tot driemaal toe werd het verwoest. In 1842 en 1892 door dorpsbranden en in 1944-1945 als gevolg van oorlogshandelingen. Zowel de Koppelpaarden, gebouwd in 1893 door Willem Garsten afkomstig van de Straatweg in Hank, als het voormalige statige Hotel de Zwaan in 1892 gerealiseerd door Willem Heessels, herbergier en oorspronkelijk afkomstig uit Woudrichem, stammen nog uit deze laat negentiende eeuwse bloeiperiode van de Sluis.
De Koppelpaarden heeft altijd zijn horecafunctie behouden, maar er is door de talrijke verbouwingen wel veel aan veranderd. De Zwaan, waarvan de aanbouw in 1946 werd gerealiseerd, is in 1980 omgevormd tot notariskantoor. Daarbij ging helaas de oorspronkelijke ingang aan de sluiskant verloren. Wat bleef is een pand van architectonisch en sociaalhistorisch belang.
Bergsche Maas
De Loswal voert naar de Bergsche Maas. Ten oosten van de Loswal lag de Jufvrouwweide en westelijk Groot - en Klein Eiland. Vóór het graven van de Bergsche Maas, leidde de weg langs de Gantel in een "klein half uur gaansch" naar het Waspiksche Veer over de oorspronkelijke Oude Maas. Bij wet (Maasmondwet) werd op 26 januari 1883 door Koning Willem III bevolen tot het graven van de Bergsche Maas. In april 1888 werd een aanvang gemaakt met het veelomvattende werk dat tot augustus 1904 zou duren. Als eerste werd aanbesteed het traject tussen de Dussensche Gantel en het Holleke bij Keizersveer dat gereed kwam in juni 1891. Het traject Dussensche Gantel - Hagoort werd één jaar later (april 1892) opgeleverd. In 1889 werd de doorvaart voor schepen vanuit het Oude Maasje naar de Dussensche Gantel afgesloten, waarmee ook de havenfunctie aan de Sluis verloren ging.
Bij het graven van het Bergsche Maas traject onder Dussen was vanaf 1889 tot voorjaar 1892 langs de Loswal een stapelplaats gevestigd; een ketendorp opgetrokken van hout of riet voor arbeiders en in hout met steen beklampt voor leidinggevenden met hun gezinnen. Het bestond onder anderen uit een ruime woning voor de aannemer met een twintigtal grotere - en kleinere kamers, met een bloementuin aan de voorzijde en een veranda aan de achterkant. Woningen voor de ingenieur, hoofdopzichter, gezamenlijke opzichters en chef-machinist. Zes opzichterketen, een grote werkplaats met twee afdelingen, achttien dubbele - en drie enkele werkmansketen. Een smederijwerkplaats waar 65 medewerkers twaalf smidsovens bedienden en waar men ijzeren kipkarren maakte. De kinderen gingen in Dussen naar school, reden waarom het aantal kinderen op zowel de meisjes - als jongensschool drastisch toenam. De werklieden veroorzaakten nogal wat overlast in het dorp, met name op zon- en feestdagen tijdens hun cafébezoek. Voor de ordehandhaving kreeg veldwachter Leijdekkers in eerste instantie nog assistentie van zijn collega's Donkersloot en Van Dijk uit Almkerk, of werd er op kermisdagen hulp ingeroepen van marechaussees. Uiteindelijk werd in Dussen zelf een detachement marechaussees gestationeerd. Allereerst te voet, maar later ook te paard en gehuisvest aan de Baan (boerderij Van Beek) en later in Dussen Binnen.
Rommegatsedijk
Op de hoek van de Veerweg met de Rommegatsedijk was cafe 't Bruin Paard gevestigd (tot 1912 uitgebaat door Casper van Nunen) dat in mei 1935 afbrandde en als boerderij werd herbouwd. Bij de eerste kadastrale opmetingen, in 1820, lagen hier een vijftal wielen (zie kaartje rechts), nu resteren er nog twee. In 1523 was er "opt eijnt Munsterkerck ende coempt tlandt van Meeuwen" tevens sprake van het Ronde Gat (mogelijk een wiel) welke oorspronkelijk als afwatering functioneerde voor 't Zuideveld. Mogelijk heeft het Ronde Gat in verbasterde vorm model gestaan voor de naam Rommegat, maar andere naamsverklaringen blijven ook mogelijk. Wat verderop langs de dijk waar nu een paardenstalling is, lag nog 't Rode Wiel van waaruit een zijtak van het Middeltje ontsprong. Tussen de dijk en het kanaaltje lagen achtereenvolgens het Meijerswerf, Segerswerf en de Jufvrouwweide. De kromming in de Rommergatschedijk tegenover de aansluiting met de Diebracht tekent nog de uitsnede van de Meijerswerf die voor het graven van de Bergsche Maas tot het grondgebied van Capelle behoorde. De Segerswerf was begin zestiende eeuw in bezit van Jan Geeritssoon Segersen uit Waspik. De Jufvrouwweide dankt haar naam aan de eigenaresse (in 1523) Juffrouw Katherijne van der Dussen, een zuster van kasteelheer Jan VII van der Dussen.
Oude Kerkstraat
Nabij de Sluis ging de Rommegatsedijk over in de Kerkstraat. De huidige fabriek naast de Rietpluim was oorspronkelijk de R.K. Meisjesschool met daarnaast het klooster van de Zusters van Liefde (beiden gebouwd in 1861), het Gasthuis voor wezen en ouden van dagen, de pastorie en de R.K. Kerk. Tegenover de school lag een perceel dat de Kerkweide genoemd werd, omdat er in 1842 - toen de kerk aan de Sluis ook al eens door brand verwoest werd - de noodkerk had gestaan. Op dit perceel Kerkweide had Dussense Boys tot 1965 zijn voetbalveld in huur van de kerk. Zeer tegen de zin van de parochianen werden na de oorlog kerk, klooster en gasthuis gesloopt. De pastorie werd ingericht tot behuizing voor de zusters totdat het gebouw in 1955 werd verkocht aan W.E.K. Kaatsheuvel en een industriële bestemming kreeg. De meisjesschool bleef tot 1965 in gebruik, toen verhuisden de leerlingen naar de voormalige LTS in de Van der Dussenlaan. Door de aanleg van de nieuwe provincialeweg tussen Aalburg en Hank moest ook het voetbalveld en het gebouw van de W.E.K. ruimen. Vanaf 1965 beoefenen de voetballers hun kunsten op sportpark Groot-Zuideveld, tegenover het kasteel. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het sportpark werd gerealiseerd op een perceel dat oorspronkelijk de naam Engelenborg droeg.
Hotel van Beurden
De rol welke thans de Koppelpaarden en het Middelpunt voor het sociale leven van Dussen vervullen was in de negentiende eeuw weggelegd voor Hotel van Beurden. Het stond op de plaats waar nu de fietsenzaak van Mario Verhoeven gevestigd is. Behalve dat men er voor zijn natje en droogje aan de toog terecht kon, vormde de gelagkamer ook het toneel voor optredens van Liedertafel Dussen's Mannenkoor of uitvoeringen van Fanfare Wilhelmina. Er werden feestelijkheden georganiseerd ter gelegenheid van Koningsdag. Notaris Verberne en later Rietra hielden er openbare verkopingen, verpachtingen en aanbestedingen. Elke donderdag (sinds 1865) werd er de zogenaamde "botermijn" gehouden, waarbij wekelijks zo'n 250 kg roomboter en ook eieren aangevoerd werden. Er was een agentschap gevestigd van de Maatschappij der Brandverzekering, en in de naastgelegen IJzerhandel werden toen al fietsen verkocht van het revolutionaire merk De Rover, de Koning der Rijwielen de eerste fiets met kettingaandrijving; er werden dus meer dan een eeuw geleden (vanaf 1890) al fietsen verkocht op deze plaats. In dat licht bekeken was het niet zo vreemd dat Hotel van Beurden ook een halteplaats was voor regionale fietstochten van vélocipèdisten en wielrijders en dat de Brabantsche Wielrijderskring er lezingen hield om hun sport te promoten. Tevens werden er lezingen georganiseerd over ontwikkelingen in de landbouw of vergaderingen van het onderwijzend personeel. De organisatie van de wederopbouw van de Sluis na de dorpsbrand van 1892 startte vanuit het gespaard gebleven Hotel van Beurden. In dat licht bekeken was het wrang dat de nieuwbouw van Koffiehuis W. Garsten (Koppelpaarden) en Hotel de Zwaan van W.Heessels, Hotel van Beurden dusdanig concurrentie opleverde dat het etablissement uiteindelijk zijn deuren moest sluiten en alleen nog als ijzerhandel verder ging. Eigenaar Jord. van Beurden werd in 1933 kassier van de Boerenleenbank.
Smederij Dorpsstraat
Behalve hotel en ijzerhandel exploiteerde de van Beurdens ook de tegenover gelegen stalling. August hield bovendien toezicht op de brandspuit en was lid van de gemeenteraad. Oorspronkelijk werkte hij samen met zijn broer in de wagenmakerij annex smederij van hun vader Jordanus. Na de dood van hun vader liet deze oudere broer Hieronymus in 1891 naast de stalling een nieuwe smidse optrekken. Een eeuw lang bleef de werkplaats in bezit van de familie. Maar de Van Beurdens hadden oog voor nog meer andere zaken. Zo zag men brood in de sterk stijgende vraag naar kolen toen rond de eeuwwisseling de kolenwinning in Zuid-Limburg tot bloei kwam en terecht want hun kolenhandel aan de Sluis bleek uiterst lucratief. De smederij werd zodoende na het overlijden van Hieronymus in 1914 verhuurd aan knecht Hubertus van Gorp en na de dood van August, die zich vooral met de kolenhandel bemoeide, vanaf juni 1925 aan Adriaan Lensvelt uit Kaatsheuvel. Diens kleinzoon Kees Lensvelt nam in 1990 de inmiddels historische smederij over van Van Beurden, daarbij er voor wakend gebouw en interieur in oorspronkelijke staat te bewaren.
Nieuwe R.K. Jongensschool
Op de plek van de in 1915 gesloopte boerderij met schuur De Oliemolen, waarin Leonard Boor in 1820 zijn rosoliemolen in bedrijf had en later Antonie Merkx zijn klompenfabriek in vestigde, werd de nieuwe jongensschool gebouwd. Op 2 juni 1919 vond de opening plaats. De "eerste steen" in de voorgevel herinnert aan het bouwjaartal 1918 en de namen van burgemeester en wethouders: J.J.H. Snijders, J. (Sjef) van Steen en A.A.H. (Toon) van Honsewijk. Pas in 1927 werd door het kerkbestuur besloten om de jongensschool aan de Dorpsstraat van de gemeente Dussen over te nemen en deze om te zetten in een rooms-katholieke jongensschool. Bij die gelegenheid werd eveneens besloten het schoolhuis, bewoond door de hoofdonderwijzer, voor f. 4.500,- aan te kopen. Hoofdonderwijzer Adam van Gool en de inmiddels als onderwijzer van bijstand aangetrokken Bertus Simonis uit Dussen kwamen met de kinderen mee en ontvingen beiden een aanstelling aan de rooms-katholieke jongensschool.
Door de verruimde leerplicht en dientengevolge groter aanbod van leerlingen werd de school met een derde klaslokaal uitgebreid. In augustus 1929 werd de aanbouw van de jongensschool voor f. 9.000,- gegund aan aannemer Piet van Mierlo, met de aantekening dat zo spoedig mogelijk met de bouw zou worden begonnen. Jan Lensvelt Sr. Azn heeft als leerling-timmerman in dienst van Piet van Mierlo een belangrijk aandeel gehad in de bouw. Volgens hem is vrij kort ná de oplevering van de aanbouw ook begonnen met de bouw van het gymnastieklokaal en is tevens het portaal vóór aan de school gerealiseerd. In 1963 werd voor het laatst lesgegegeven in het gebouw.
Hulppostkantoor
In 1810 was herberg de Posthoorn op de hoek van Dussendijk-Nieuwesteeg een halteplaats voor postiljons. In 1884 werd de bestaande postrit van Gorinchem naar Raamsdonk opgeheven maar een rit van Gorinchem over Sleeuwijk, Werkendam Nieuwendijk en Dussen naar Raamsdonksveer in plaats daarvan in werking gesteld. Tevens was er in Dussen in de voormiddag een aankomst van posten vanuit Gorinchem en vertrek naar Heusden en in de namiddag in omgekeerde richting, behalve op zondag want dan deden de posten Dussen niet aan. Als postbode van Dussen op Heusden fungeerde S. Varossieau die in 1887 "eene tractementsverhooging ontving van ƒ 50,-". In de loop van dat jaar werd tevens een telefoonlijn tussen Dussen en Almkerk voltooid zodat in het Raadhuis aan de Sluis een rijkstelegraafkantoor kon worden ingericht met telefoondienst. Het kantoor was geopend: op werkdagen van 9 tot 11 uur vm en van 2 tot 3 en van 6 tot 7 uur nm, op zon en en feestdagen van 8 tot 9 uur vm. A. Anssems fungeerde als telefonist voor een jaarwedde van 25 gulden en kende in gemeente-secretaris Schneider zijn plaatsvervanger. Waarschijnlijk omdat de vergoeding naar beneden ging, nam Anssems ontslag en werd hij als telefonist vervangen door G. Dirkse voor een jaargeld van ƒ 18,75
Tot 1896 oefende gemeente-secretaris Schneider 40 jaren lang tevens de functie van brievengaarder uit, maar gezondsheidsredenen noopten hem tot stoppen. Op 1 juli 1896 werd - uit maar liefst 80 sollicitanten - G. van Wijk uit Sleeuwijk als opvolger aangesteld voor een jaargeld van ƒ 600,- maar die kreeg in 1899 ontslag omdat ie een greep in de kas gedaan zou hebben. Op de foto links staat voor het hulppostkantoor brievengaarder Hoesen afgebeeld. Hoesen verhuisde in 1910 naar het nieuwe postkantoor bij de Krekeldraai (foto midden). Toen hij om gezondsheidsredenen zijn baan moest opgeven, werd Coos Wijtvliet postbeambte. Onder zijn bewind werd een nieuw postkantoor gebouwd in de Dorpsstraat (foto rechts).
Boerderij De Putte
De Nieuwe Steeg voorbij, rijst links de langgevelboerderij De Putte op waarvan het voorhuis dateert uit 1710. De boerderij is vernoemd naar de wielen die hier als gevolg van diverse dijkdoorbraken talrijk aanwezig waren. Thans ligt er alleen nog een wiel binnendijks, maar oorspronkelijk lagen er buitendijks langs de Nieuwe Steeg ook een paar; deze zijn echter ná de oorlog gedempt met huisvuil en daarna afgedekt. Bij de eerste kadastrale opmeting in 1820 was de boerderij in bezit van Johannes Janssen van Dijk. Hij was tevens eigenaar van het binnendijkse wiel tegenover zijn boerderij. Het pand wisselde nogal eens van eigenaar maar één daarvan was Jan van Dortmont, een oom van Jan de Kapper. In voerman Adriaan Cornelis Bullens kende het pand meer dan veertig jaar (1923-1964) een vaste bewoner. Kenmerkend aan deze monumentale en straatbeeldbepalende boerderij zijn de hoge schuurdeuren direct aan de straat.
Oude Jongensschool
Op advies van de schoolinspectie werd in de meest volkrijke wijk B van de Gemeente Dussen in 1867 een school voor openbaar lager onderwijs geopend. Waar nu de nieuwe woning van Jan van der Westen staat, kocht de gemeente in 1866 een perceel land aan ter grootte van 31,78 ellen en liet daarop een school met onderwijzerswoning bouwen voor een bedrag van 5.342 gulden terwijl aan schoolbanken en leermiddelen nog een 1.016 gulden besteed werd. Voor de financiering werd door de Gemeente een tweetal leningen aangegaan van 6.000 en 12.000 gulden, deels ook bestemd voor de realisatie in dat jaar van een brandspuithuis en de aanschaf van een brandspuit met bijbehorende brandblusapparatuur. Het grasgewas en fruit in de boomgaard gelegen bij de nieuwe school werd verpacht.
Hoewel een openbare school, trok de school voornamelijk (katholieke) jongens aan. De katholieke meisjes gingen bij de zusters in het Rommegat naar school (sinds 1861) en de hervormden kinderen bleven in wijk A. Overigens was die scheiding niet honderd procent en had de school aan de dijk ook wel wat meisjesleerlingen en zullen er best ook protestante kinderen uit de buurt onderwijs genoten hebben.
De eerste onderwijzer was meester Vlam, zijn echtgenote gaf les in "nuttige handwerken" (beiden staan afgebeeld op de foto). Eind 1889 werd J.H. Ansems benoemd tot hulponderwijzer tegen een jaarwedde van 400 gulden. Ansems was een geboren Dussenaar die daarvoor les gaf aan een school in Slikgat (Terheijden). Het had lang geduurd alvorens een hulponderwijzer aan te stellen. Meer dan 22 jaren diende het hoofd der school het onderwijs van 80-90 leerlingen in z'n eentje te verzorgen. Er werd toen tevens een schot geplaatst om twee schoollokalen te creëren. In 1890 werden nieuwe kachels gekocht; de ouden gingen naar de school in het Binnen. In 1891 werd C. van de Wiel, onderwijzer te Haaren, aangesteld als hulponderwijzer als opvolger van J.H. Ansems. Hij bleef tot 1907 aan de school werkzaam. Gedurende deze periode was meester Van de Wiel ook in het verenigingsleven actief. Pas na verloop van enige tijd werd C Noa uit Driewegen benoemd. De krant schreef "Aan den treurigen toestand die hier langen tijd aan de school bestaan heeft zal dan spoedig voor het grootste deel een einde komen". In 1914 kreeg hulponderwijzer Chr. A Krohn eervol ontslag. en werd hij opgevolgd door C.W.J. Appels. Meester de Vlam, die in 1892 zijn 25-jarig jubileum vierde als hoofdonderwijzer in Dussen, werd als zodanig opgevolgd door Adam B. van Gool die meester Linders als onderwijzer van bijstand aan zijn zijde kende.
Het schoolgeld voor dag- of avondschool bedroeg 40 cent per leerling per maand. Indien men in een vreemde taal (Frans, Engels, Hoog-Duits) onderwezen wenste te worden, dan moest daar 60 cent p.l.p.m. (in 1870 verhoogd tot 1 gulden per taal) voor betaald worden. Met de invoering van de Wet op het Lager Onderwijs (13-8-1857) genoot een groot deel van de leerlingen (60-70%) kosteloos onderwijs. Omdat er nog geen leerplicht was, werd vanwege de werkzaamheden op het land in de zomermaanden de school aanzienlijk minder (40-50% minder leerlingen, later teruglopend tot min 25%) bezocht, dan ’s winters. In 1893 maakte het Nieuwsblad nog melding van het feit dat door de oogsttijd het schoolverzuim in Dussen was opgelopen tot maar liefst 50 %; zo hoog was het de gehele zomer nog niet geweest.
Klompenmakers
Tegenover de Oude Jongensschool was de klompenmakerij van Gerrit Lensvelt gevestigd (foto links). De thans verderop langs de dijk naar Almkerk nog bestaande klompenmakerij van Van Gennip (nu Den Dekker) werd in 1874 opgericht. De eind negentiende - begin twintigste eeuw zo bloeiende klompenindustrie van Dussen werd destijds gevormd door vier zogenaamde klompenfabrieken: Antonie Merx uit Ammerzoden (later naar Oud-Beijerland vertrokken) in de Dorpsstraat, Willem van Nunen aan de Loswal, Weduwe A. Vingerhoets in de Krekeldraai en Arnoldus van Gennip aan de Dijk. Deze vier fabrieken hadden in totaal zo'n 50 medewerkers in dienst. Daarnaast waren er in Dussen nog een negental klompenmakerijen (o.a.: Drikus de Rooij, Cornelis Roubos en Kees Bouman aan de Baan - Koos van Oord en Marinus Leenhouts in het Binnen - Gebroeders de Wit, Molenkade - Cees Lensvelt, Dorpsstraat - Gert Lensvelt, Dussendijk - Adriaan Lensvelt, Loswal later Oude Kerkstraat - Frans en Piet Meijers en Jan van Bommel, Oude Kerkstraat - e.a.) met gezamenlijk zo'n 20 arbeiders. In totaliteit waren er dus rond de 70 man werkzaam in deze ambachtelijke industrie. Het aantal eenmansbedrijfjes zou later nog toenemen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verschafte de fabriek van Van Gennip werk aan enkelen van de 184 Belgische vluchtelingen die in Dussen hun toevlucht hadden gezocht.
Stoep Oude Straat, Zuid-Hollandse polder, Korn
Rond de stoep van de Oude Straat bevinden zich een tweetal historische boerderijen (foto links). Tegenover de Oude Straat staat de Van Honsewijk hoeve. In 1820 stond op deze plaats de boerderij van de weduwe Jan Uijthoven, welke in eind 1837 in bezit kwam van Antonie van Honsewijk en tot voor kort altijd in de familie is gebleven. In 1909 brandde het pand af door blikseminslag maar met gebruikmaking van oude materialen werd het opnieuw opgetrokken. Er zijn meer van dergelijke boerderijen uit een eerdere periode in de streek te vinden, maar deze is geheel origineel. Aan de voorgevel is de oorspronkelijke loop van de Hoek te herkennen.
Langs de zuidflank van de dijk staat een uit 1759 daterende boerderij van het dwarsdeeltype met invloeden van de late Vlaamse schuurvorm, thans bewoond door Jos Verhoeven. Deze boerderij die in 1820 eigendom was van de kinderen Schijvens is dus al meer dan 250 jaren oud.
De oudste broer van (de Oude) Toon van Honsewijk, Renier Cornelis van Honsewijk (1851-1923), roepnaam Nierus, liet de gloednieuwe Berkenhoeve aan de oorspronkelijke Oude Straat midden in het wijdse land van de Zuidhollandse polder bouwen (foto midden). Nierus genoot op latere leeftijd een groot aanzien in Dussen en werd algemeen beschouwd als een wijs man, waar men terecht kon voor goede raad. Hij werd in 1873 penningmeester van de Vincentius Vereniging en was in 1881 gemeenteraadslid.
De voormalige klompenmakerij van Van Gennip aan de Korn was het stamhuis van het bestuurdersgeslacht Van Honsewijk (foto rechts). De boerderij werd in 1767 door Hendrik Hendrikse van Honsewijk (of door zijn vader Hendrik van Honsewijk) gebouwd. Hun maatschappelijk welstand noodzakelijk om een boerderij van dergelijke omvang te kunnen laten optrekken was het resultaat van: stijgende landbouwprijzen, introductie van de aardappel (vanaf 1730) als volksvoedsel, en de uittocht uit de steden naar het platteland, waar een overschot aan arbeiders probeerde tegen nog lagere lonen emplooi te vinden. Daarnaast vielen de ambtelijke voordelen de achttiende-eeuwse bestuurders en regenten - waartoe Hendrik en zijn zoon ook gerekend mochten worden - in nog ruimere mate in de schoot dan voorheen. Daar stond tegenover dat de regelmatig terugkerende runderpest flink wat schade berokkende en de Republiek enkele malen getroffen werd door een financiële crisis. In 1913 werd de boerderij voor 8.000 gulden aangekocht door klompenfabrikant Arnoldus van Gennip.
|
|
|
Vlasnijverheid aan de Korn
De vlasverwerking in Dussen zal in eerste instantie als nevenactiviteit begonnen zijn, in de winter als het werkaanbod bij de boer terugliep. Later begon men zich meer te specialiseren.In het gemeenteverslag van 1857 werd opgetekend dat de vlasserijen (dan 26 stuks met 89 werknemers) die het vlas verwerkten alleen in de winter actief waren. Vlasverwerkers verdienden 40-70 cent per dag. In 1860 hielden 30 bedrijfjes zich bezig met de vlasbereiding die aan 118 arbeiders werk verschaften. De meest bekende vlasserij van Dussen was die van Zeger Raams aan de Korn, later voortgezet als de Firma Raams door zijn zoons Gert en Jan Raams, waarbij volgens ingewijden hun tamelijk bemiddelde en ongehuwde oom, Philip Raams, ook een belangrijke vinger in de pap had. Op de beide foto's hierboven zijn de vlasfabriek (links) en de vlasboerderij van Raams afgebeeld.
Munsterkerk
Tussen de Oude Straat en de Kalversteeg, ongeveer 500 meter buitendijks aan de oever van de Dusse, heeft de nederzetting Munsterkerk gelegen. Oude perceelsnamen en verklaringen van ingezetenen opgetekend in geschriften uit lang vervlogen tijden duiden hierop. Midden negentiende eeuw werd op de vermoedelijk plaats van de kerk van Munsterkerk een kerkhof aangelegd. Het Laarhuisje (een baar- of lijkhuisje) vormde tot de ruilverkaveling in de zestiger jaren van de vorige eeuw een relict van dit kerkhof.
Het riviertje de Dusse vervolgde vanuit Munsterkerk haar loop richting waar nu de Zuidhollandse molen (langs de snelweg) staat. De boerderij Het Bad van Bastiaan Snoek aan 't einde van de Kalverstraat wordt zo genoemd omdat het hier van oudsher een laag punt in het landschap was, dat in natte seizoenen onder water placht te staan.
Met het traject Kalversteeg-Kortveldsesteeg-Oude Straat fietst u als het ware "een rondje Munsterkerk". Overigens heeft de huidige Oude Straat weinig van doen met de oorspronkelijke Oude Straat. De landweg werd nieuw aangelegd tijdens de ruilverkaveling. Het voorste deel vanaf de dijk van wat nu Pleune Steeg genoemd wordt, maakte vroeger deel uit van de oorspronkelijke Oude Straat.
De zijstraat van de oorspronkelijk Oude Straat richting Nieuwe Steeg werd vroeger als Dwarssteeg aangeduid. Maar deze Dwarssteeg liep toen nog verder door tot aan de Perenboomsche Dijk en dat laatste stuk werd Pleune Steeg genoemd. Pleune is overigens een oude geslachtsnaam uit Dussen. Bij opmetingen voor de bedijking van de Zuidhollandse Polder in de zeventiende eeuw werd de steeg nog als Kerksteegh omschreven, een duidelijke verwijzing naar de plek van de kerk van Munsterkerk.
Muilkerk
De Oude Straat, Hoek en Muilkerk en in 't verlengde daarvan Binnen, Baan en Bosschen, langszij beide oevers van het riviertje de Dusse, zijn eeuwenoude verbindingswegen tussen Dussen Muilkerk en Dussen Munsterkerk. De weg langs de noordoever, nu Muilkerk, is op heel oude kaarten ook wel aangeduid als Lange Straet. Die wegen langs het water was een veel voorkomend verschijnsel in Dussen want ook langs het Middeltje in het Groot- en Klein Zuideveld liep oorspronkelijk een weg die doorliep tot in de Goe Poerte (tussen Oude Zeedijk en Nieuwesteeg) in de Zuidhollandse polder. De Kalversteeg is eveneens onstaan langs de oever van een uitwateringsgantel. Met de uitbreiding Zandweide is de historische weg langs het Middelje in het Klein Zuideveld voor een deel weer in ere hersteld.
Binnendijks in Muilkerk staat (foto links) een hoeve waarvan de oorsprong volgens de jaartalankers in de voorgevel teruggaat tot 1782. De monumentale hoeve langs de Muilkerk behoorde Antonius van Kooten toe. De Van Kooten's vormden een niet onbemiddeld boerengeslacht in het Dussense. Abraham van Dijk, de vader van de latere bewoner Toon van Dijk, trouwde een dochter van Van Kooten en zal zodoende in het bezit gekomen zijn van dit familiestamhuis. Zodoende werd de Jannahoeve ook het geboortehuis (1847) van de bekende Dussense theoloog Izaac van Dijk. Hij kreeg les van meester Van der Beek op de openbare school in het Binnen en ging naar de cathechisatie bij dominee Westhoff Hij studeerde verder op het Hasselman instituut in Nieuwendijk en op de Latijnse school in Gorinchem en ging theologie sturen aan de hogeschool in Utrecht. In 1883 werd inmiddels Dr. van Dijk benoemd tot hoogleraar aan de universiteit van Groningen.
Schuin tegenover de Jannahoeve rijst villa Geerland van Piet van Dijk op. Een geer is een op 'n punt uitlopend stuk land. Het oorspronkelijke perceel had die vorm doordat de loop van de Dusse schuin achter de villa langs van de Achterste Hoek (Muilkerk) naar de Voorste Hoek stroomde.
Voorste Hoek
In den Hoek, langs de zuidoever van de Dusse, vinden we villa Casa Cara (vrij vertaald: Kapitaal Huis, foto links) met Appelschuur. Oorspronkelijk heette het hier Schalkenwerf en de boomgaard Welgelegen. In 1865 liet de erfgenaam van Dirk van Dijk, Leonardus Bouman, in de boomgaard naast zijn huis een nieuwe woning bouwen. Beiden werden in 1896 verkocht aan particulier J.E. de Koning-Kooij en infanterieluitenant C.J. Tijken en herbouw in de typische koloniale chaletstijl vond plaats in 1900. Waarschijnlijk is in eerste aanleg het lage bouwblok als opzichtershut gebouwd, maar al snel uitgebouwd tot opzichterwoning en zo verbonden met de fruitteelt in de streek. De omringende kleinere huisjes werden een voor een gesloopt.
De Appelschuur werd al in 1895 door de compagnons Koning en Tijken gerealiseerd. Samen met een identiek magazijn aan de overzijde van de weg (foto midden), diende het als opslag en kantoor voor het fruit- en stroopbedrijf van een van oorsprong veel groter gebied aan boomgaarden.
De villa met naastgelegen Schalkenwerf met Appelschuur, tegenoverliggende boomkwekerij met magazijn, 3 percelen boomgaard genaamd Welgelegen in het Noordeveld met molen en een landbouwperceel de Steenbakker aan de Baan aangekocht van de familie Stael, vormden tezamen het bedrijf: Vruchtenteelt en Boomkwekerij Het Oude Maasje. Het kwam in 1920 bij notaris Rietra onder de hamer, waarbij het destijds werd ingezet voor in totaal 55.000 gulden.
Een weinig verderop, aan de overkant van het water in de Muilkerk, hoewel enigszins aan het zicht onttrokken door de zwarte gepotdekselde houten schuur er voor, ontwaren we boerderij Cleijhoeve (foto rechts). De naam is niet oorspronkelijk maar door de huidige bewoners gegeven. De boerderij van het Hallehuistype dateert van vóór 1820. Hallehuis wil zeggen: een centrale plaats met vertrekken daaromheen gegroepeerd. Tot 1958 bleef het pand in het bezit van nazaten van Adriaan Jans van Dinteren.
De nieuwbouwwijk Zandweide dankt haar naam aan een perceelsnaam die grenst aan de ontsluitingsweg van de wijk langs het Middeltje. Dit was oorspronkelijk een perceel hakhout (grient) met een zandige grondstructuur. Dat zand was een uitvloeisel van dijkdoorbraken, dat bij de overstroming binnendijks werd afgezet.
Muilkerk
De historische waarde van de Muilkerk valt verder nog af te leiden uit een aantal andere markante en nog bestaande boerderijen wat verderop. Zo komen we langs de boederij van Peter Koekoek, de hofstede van Ben Wijnands en de boerderij van Marcus Koekoek. Vanuit het schuurtje van Marcus Koekoek verzond verzetsheld Jan de Rooij in de winter van 1944-1945 zijn berichten naar het inmiddels bevrijdde Sprang-Capelle.
Dit deel van de Muilkerk was ook het centrum van gereformeerd Dussen met de Christelijk Gereformeerde Kerk (foto links, thans woning Wim Schmidt) en Gereformeerde Kerk met pastorie en daarnaast de Christelijk Nationale School (foto midden). Wat verderop stond de monumentale hoeve van Hannes van Tilborg en Wilhelmina Roubos (foto rechts). In 1935 door Hannes en Wilhelmina aangekocht maar honderd jaar eerder al familiebezit van Kamp en later Van Tilborg. In de oorlogswinter van 44-45 ging de boerderij bij een fosforbombardement door de gealieerden door brand verloren.
Gereformeerde Kerken
In 1840 werd door de afgescheidenen van Dussen samen met een aantal omliggende kleinere gemeentes een Christelijk Afgescheiden Gemeente gesticht. In 1862 gingen in Dussen echter stemmen op om te komen tot een zelfstandige gemeente. In 1866 werd het reeds als kerk in gebruik zijnde pand van de overleden Govert van Dijk aangekocht, waarna in 1870 op dezelfde plek een gloednieuw kerkgebouw in gebruik genomen kon worden door toenmalig kerkmeester en administrateur Kasper Haspels. Een tiental jaren later werd een nieuwe pastorie als het ware tegen de kerk aangeplakt, waarna in de achtergevel van de kerk een nieuwe ingang werd gemaakt.
In 1892 richtte een tiental gezinnen een zelfstandige Christelijk Gereformeerde Kerk op. In 1905 verkreeg deze gemeente een nieuw kerkgebouw. Zestig jaar lang kerkte zij in het thans tot woonhuis omgebouwde kerkje in de Muilkerk, tegenover de Zuideveldlaan.
Christelijk Nationale School
Bij het verwezenlijken van een zelfstandige Gereformeerde Gemeente in Dussen in 1862 werd ook een commissie gevormd om de mogelijkheden van het stichten van een Christelijk Nationale School te onderzoeken. Commissieleden waren onder meer Ant. van Daalen en gemeenteraadslid Kasper Haspels. Het duurde echter nog tot 1906 alvorens zo'n school ook daadwerkelijk geopend kon worden, waarbij aan de oprichting onlosmakelijk de naam van Ds.. Aalders is verbonden. De bouwgrond voor de school werd door Gereformeerde kerkeraad beschikbaar gesteld voor 300 gulden. Voor een bedrag van 6.088 gulden werd door aannemer J. van Wijk Gzn uit Wijk de school gerealiseerd. De meesters Van der Zwaal en J. van Noorloos waren de onderwijzers van het eerste uur. De geziene hoofdonderwijzer Van der Zwaal aanvaardde na verloop van tijd elders een betrekking en werd in 1910 opgevolgd door meester Boender. In de twintiger jaren kwamen steeds meer hervormde kinderen naar de school in Muilkerk, zodat in 1923 grond werd aangekocht voor een extra klaslokaal dat in 1931 in gebruik genomen werd. Een van de hulponderwijzers was destijds B. van den Hoven die in 1937 meester Boender als schoolhoofd zou opvolgen. In 1961 werd nog een vierde klaslokaal bijgebouwd maar in 1989 werd op dezelfde plaats een compleet nieuw schoolgebouw in gebruik genomen: De Sprankel, al dateert die naam al van 1986.
Kornsche Boezem
De Kornsche of Vierbansche boezem dateert van midden vijftiende eeuw, toen de Kornschedijk werd opgeworpen om het ovetollige binnendijkse water tijdelijk op te slaan. Door technologische vernieuwingen werd van een natuurlijke afwatering geleidelijk aan overgestapt naar een geforceerde met behulp van windmolens. In 1537 waren er tenminste 16 molens in het gebied, waarvan er maar liefst zeven rond de Kornsche Boezem stonden. In 1600 was het totaal aantal molens opgelopen tot boven de 30. De zeven wipwatermolens bij de Kornsche Boezem bleven tot eind negentiende eeuw in bedrijf. In 1820 resten er nog twee: de Oude Molen op de plek van het latere stoomgemaal en de Nieuwe Watermolen, het thans als enige overgebleven exemplaar. Van de Oude Molen zelf zijn geen afbeeldingen bekend, maar gezien de gedetaileerde beschrijving in het polderboek uit 1848, is het een molen geweest vrijwel identiek aan de Nieuwe Watermolen.
Dussensche Ka
De noordgrens van Dussen werd van oudsher gevormd door de Dussensche Ka, lopend vanaf de Kornschedijk door de Rentmeester langs de Oude - en Nieuwe Molen (dit stuk is nog steeds voor een deel intact), en dwars door het Noordeveld, helemaal tot aan de Dussensche Steeg (thans Ruttensteeg) toe. Daar sloot de Ka aan op de Hillschestraat richting Hill en Baylonienbroek. De Ka was niet alleen de gemeentegrens maar vormde ook een barriere tegen het water en was lang de enige toegang tot het vooral in de winter zompige en vrijwel ontoegankelijke gebied. In de negentiende eeuwse verpachtingsaktes van het land van de kasteelheer ten noorden van het kasteel werd het perceel grenzend aan de Ka omschreven als Het Kooike. Vandaat de naam op de boerderij aan de Hillsestraat, even voorbij de aansluiting met de Noordeveldseweg. Als aftakking van de Ka liep door het Noordenveld nog een pad. De kerkgangers voor Dussen konden in de zomer, als het droger was, dit zogenaamde Kornsepad gebruiken dat vanaf de Kornsedijk via een stukje Ka dwars door het Noordeveld naar de Hoge Brug later Gele Heining (bij kasteel) voerde. Andere wegen in het Noordeveld waren er destijds niet.
Tramlijn door Den Duijl
In 1898, 1899, 1902 en ook nog in 1906 werden plannen gesmeed een tramlijn aan te leggen door het zuidelijk deel van het land van Heusden en Altena, wat door gebrek aan onderlinge samenwerking tussen de gemeentes mislukte. Daarbij was voorzien dat de spoorlijn langs de Rijksstraatweg naar Almkerk zou afbuigen en vandaar dwars door Den Duyl zou lopen richting Den Hill en verder in oostelijke richting naar Heusden. Het Station Dussen was voorzien ter hoogte van de aansluiting van de Dussensche Steeg met de Hillsche Straat. Een beetje onzinnig plan, dat bovendien op veel weerstand en onbegrip stuitte bij de boeren - het vee zou schrik aangejaagd worden door de stoomlocomotief - en dat het dan ook niet haalde.
Bosschen
Tot aan de ruilverkaveling liep de Dusse vanaf het Meeuwens kasteel westwaarts naar Dussen Muilkerk en Munsterkerk. De Bosschen was een weg langs de noordoever. Omdat de oevers van het riviertje De Dusse hier zo weelderig begroeid waren met allerlei geboomte en hakhout was het niet verwonderlijk dat men het hier De Bosschen noemde. Langs de Meeuwensteeg lag oorspronkelijk de Mostertdijk (van Andel naar Meeuwen) die als voorloper van de Kornschedijk werd gerealiseerd.
Baan
Van oudsher wordt Dussen vanuit het oosten bereikt over De Baan, een naam die herinnert aan een Romeinse heerbaan die de oorsprong schijnt te vormen van deze oude weg. Vanaf Meeuwen meandert de fraaie toegangsroute tot Dussen Muilkerk en Munsterkerk, parallel aan het riviertje de Dusse, door het vlakke land. De Baan vormt van oudsher ook een overgangsgebied tussen twee culturen. Tot in de vorige eeuw onderging men van oost naar west een ware metamorfose. Van het rustige (De Baan) naar het roerige (Binnen). Calvinistische soberheid van ambachtelijke boerenstee'n, vloeide harmonieus over in uitingen van het Rijke Roomsche Leven; de villa's en het kasteel in Dussen Binnen. De ingezetenen veranderden mee: van klompen- en sigarenmakers en boerenknechten in heerboeren, ambtenaren en gevestige burgerij.
Aan de andere kant van het water van de Dusse lag de Diebracht. De Diebracht liep vroeger vanaf de Rommegatschedijk tot aan de Achterstraat van het Binnen en was samen met de Dussensche Steeg en de Hillschestraat onderdeel van de provinciale grindweg Capelle - Andel. Bij de aansluiting van de Diebracht met de Rommegatschedijk stond de herberg van Hannes Akkerman en Toontje Lensvelt (tante van smid Adriaan Lensvelt). Tussen de Diebracht en de grens met Meeuwen lag het slagenlandschap de Ballecampen een naam die refereert aan een grensgebied. In het Middelnederlands is Brachs gelijk aan Bras in de betekenis van Rommel. Dat zou de naam Rommegatschedijk kunnen verklaren omdat deze dijk vanuit Dussen naar Die Bracht voerde oftewel naar het kennelijk rommelige slagengebied van de Ballecampen.
Binnen
Halverwege de Baan en de Dussensche (later Rutten) Steeg liep het Hillschen Pad, waarvoor de R.K. Parochie in de negentiende eeuw het recht van overpad pachtte ten gerieve van de kerkgangers uit Den Hill en Babyloniënbroek. Net voorbij dit pad, op de heuvel aan de rechterkant stond een boerderij, laatstelijk bewoond door Dingeman de Rooij en in 1960 door brand verloren gegaan tijdens een hevig onweer.
In de negentiende eeuw woonde hier weduwe Hendrika Penning-van der Beek, dochter van Gerrit van der Beek en Pieternella de Rooy uit Dussen getrouwd met Franz Migchels Penning een Oost-Friesse landarbeider die op latere leeftijd christelijk-gereformeerd predikant werd in Waardhuizen, Landsmeer en Bunde. Toen dominee Penning in 1869 overleed keerden zijn weduwe en kinderen terug naar het Land van Heusden en Altena. Met van familie geleend geld kocht men deze woning waarin een kruidenierswinkel gedreven werd.
De oudste zoon, Louwrens (1854-1927), diende zijn bijdrage te leveren aan het gezinsbudget en ging daartoe met de hondenkar kruidenierswaren bezorgen en bestellingen opnemen. Louwrens had echter op het Hasselman Instituut in Nieuwendijk gestudeerd zodat hij binnen de dorpsgemeenschap als een geletterde werd beschouwd. Werd er bijvoorbeeld een dominee beroepen dan werd Louwrens namens een aantal gemeenteleden verzocht Zijne Eerwaarde een brief te schrijven om het beroep aan te nemen. In deze periode deed hij al enige pogingen tot publiceren, maar zijn doorbraak kwam pas later toen hij Dussen al verlaten had (1877).
Louw Penning (1854-1927) de schrijver
Zoals zoveel Nederlanders koesterde hij warme gevoelens voor de Zuid-Afrikaanse boeren tijdens de Boerenoorlog tegen de Engelsen. Hij begon er over te schrijven, en met veel succes. In 1896 verscheen zijn eerste boek, De helden van Zuid-Afrika. In 1899 schreef hij een trilogie over de Tweede Boerenoorlog en in 1900 verscheen De Leeuw van de Modderspruit, het eerste boek van de vijf uit de zogenaamde Wessels-serie. Vele boeken zouden daarna nog volgen, zo'n 80 in totaal. Hij wilde vooral laten zien dat de Boeren voor een rechtvaardige zaak streden. Hij beschreef het ras der stoere Voortrekkers die met een psalmlied op de lippen en met een geweer en Bijbel gewapend de huilende wildernissen binnentrokken, waar de speer van de bloeddorstige Kaffer en het wild gedierte hun leven bedreigden. Zij kenden evenwel geen vrees. Zij waren immers de pioniers van het Christendom en beschaving. Tegenover deze onverschrokken Boeren stond een overmacht aan laffe en verraderlijke Britse Rooineks. De Wessels-serie sloeg enorm aan, beleefde zo'n dertig herdrukken, en werd in het Engels en Zuid-Afrikaans vertaald. Vooral op christelijke scholen werden de boeken van Penning verslonden.
Het hart van Muilkerk
Het centrum van Muilkerk werd gevormd door graanmolen De Gunst (foto links), de kerk met herenhuis van secretaris Middelkoop dat in 1897 verbouwd werd tot marechausseekazerne (foto midden), pastorie (niet afgebeeld), en school (foto rechts). Later werden in het Binnen nog verscheidene andere herenhuizen gebouwd zoals in 1891 het doktershuis met koetshuis voor Dokter Millenaar en de burgermeesterswoning van Snijders. Daarbij is het opvallend dat de voormalige Hervormde Kerk in het Binnen een stukje van de weg af stond. We bevinden ons hier in het oorspronkelijke centrum van Dussen Muilkerk. Daar waar nu het protestante kerkhof ligt stond - enigzins achteraf - tot in 1947 de kerk van Muilkerk. Van de oorspronkelijk op deze plek gebouwde kerk van Muilkerk gaat de oudste vermelding terug tot in de dertiende eeuw, dus nog van vóór de Sint Elisabethsvloed. Op oude kaarten is de meer noordelijk gelegen plek van de kerk ook duidelijk waarneembaar. Vermoedelijk heeft de Dusse voor de Sint Elisabethsvloed langs de noordkant van de kerk gelopen, net zoals dat bij het kasteel het geval was en stond het gebouw oorspronkelijk dus langs de zuidoever van de oude loop. Omdat ná de vloed de kerk opnieuw werd opgebouwd op de oude fundamenten, zou dat de reden kunnen zijn dat het gebouw wat meer van de weg af kwam te staan, omdat de loop van de Dusse zich in die tussentijd wat zuidelijker had verlegd.
De Oude School in het Binnen
Vermoedelijk werd er in Dussen Binnen al in 1632 les gegeven. Nog in 1713 werd verklaard dat het schoolhuis aldaar uit de gemeenschappelijk kas van de beide gemeenten Muilkerk en Munsterkerk was gebouwd en onderhouden werd. In de negentiende eeuw was het vooral meester Van der Beek die zijn stempel drukte op het onderwijs in Dussen Binnen. Voor meester Van der Beek was Adriaen van Bergeijk er geruime tijd onderwijzer. Meester Van der Beek vierde in 1885 zijn 40-jarig jubileum. Het werd een waar volksfeest met felicitaties van veel vakgenoten. Het Dussen's Mannenkoor onder leiding van directeur Van Honsewijk zong de jubilaris geestdriftig toe met een lied waarvan de tekst was opgesteld door zijn collega meester Vlam van de school aan de Dijk. Na zijn pensionering in 1893 werd Van der Beek opgevolgd door L. van Binsbergen en deze op zijn beurt door C. Godtschalk. Hulponderwijzers waren o.m. J.C. Bouman, B.M. de Moor uit Drongelen, C. van Altena, A. Roubos uit Dussen. In 1896 vond in het Raadhuis van Dussen de aanbesteding plaats van: het verbouwen en vergroten van de school in wijk A en het afbreken van de oude en het bouwen van een nieuwe onderwjjzerswoning. Er waren vijf inschrijvers waarvan de laagste waren: de Gebroeders Van der Pluijm Hz uit Dussen voor de school op f 2255,- en de onderwijzerswoning voor f 4412,-. Aan hen werd het werk gegund. Door de stichting van de Christelijke Nationaalschool verloor de openbare school in Dussen Binnen op termijn veel leerlingen. In 1932 moest de school daardoor noodgedwongen haar deuren sluiten.
Ook de gebruikelijke uitspanningen ontbraken in Muilkerk niet met het café Wapen van Noord-Brabant dat tegenover de molen op de hoek met de Dussensche Steeg stond en werd uitgebaat door Sijke de Graaf en haar zwager Willem van der Nat, later voortgezet door Jan van Dijk (van Sijke). En een weinig verderop stond ook nog het huis met herberg van Lammert de Rooy en Clasina van Edenburg.
Het fraaie herenhuis Binnen 34 werd in 1860 eigenhandig gebouwd door de Dussense aannemer/timmerman, tevens gemeenteraadslid Kasper Haspels; het was toen al een aanzienlijk pand. Vanaf 1896 tot 1947 was het eigendom van notaris Rietra die er in 1896 een verdieping op liet zetten. In 1948 kwam het in bezit van dokter Van Vuure die het verbouwde tot artsenwoning. Ook zijn opvolger dokter De Jong dreef zijn praktijk vanuit het pand. Het is een van de weinigen gebouwen die gespaard zijn gebleven van het ooit monumentaal bebouwde Binnen. Misschien staat er daarom wel 't Can Verkeere boven de deur van het pand.
Schout P.J. Stael
Tot aan de oorlogswinter 44-45 stonden in de Voor- en Achterstraat van het Binnen eveneens een aantal oude hoeves van respectabele ouderdom zoals uit 1827, 1781 en 1770. Dussen Binnen was ook de plek waar schout of burgemeester Stael woonde, en wel in de Achterstraat in een prachtige boerderij uit 1778 (foto links) die stond op de plek waar na de oorlog Piet van Mierlo zijn loonbedrijf uitoefende. Zoals de jaartalankers aangeven werd de hoeve gebouwd in 1778. Schout P.J. Stael zal de hoeve vermoedelijk aangekocht hebben na zijn huwelijk in 1797. Donkersloot omschrijft het in zijn manuscript over Dussen als “een kloek huis”. Daarmee is niets teveel gezegd. Bij de schatting voor het kadaster werd het als enige woonboerderij in Dussen ingedeeld in de allerhoogste buiten-klasse. Een treffend bewijs dat de locale regentenklasse niet langer ontzien werd bij hun belastingaanslag.
Sloteinde
Rondom het kasteel, vroeger ook wel aangeduid als Sloteinde, zijn nog enkele majestueuze panden bewaard gebleven. Allereerst Kasteel Dussen zelf natuurlijk dat reeds in vele toonaarden beschreven en zelfs bezongen is. Daarnaast prijkt de hoeve die gedateerd wordt tussen 1800-1880. Deze hoeve werd dus in delen gebouwd. In 1820 was ze in eigendom van P.J. Sprangers en daarna van zijn schoonzoon Adriaan H. van Honsewijk, burgermeester van Dussen van 1894-1915.
Villa Anna Maria werd door Lambertus Johannes Verberne rond 1875 gebouwd. Afkomstig uit Asten N.B. en van oorsprong kleermaker maar 30 jaar lang (1865-1895) het notarisambt uitoefenend in Dussen. De villa werd voor de oorlog bewoond door Sjef van Steen, wethouder, door hem vernoemd naar zijn beide dochters. Sjef van Steen, geboren in Dinteloord, was van oorsprong schipper. In 1937 was hij eigenaar van een motorschip eveneens Anna Maria genaamd. Een glas-in-lood voorstelling in het trappenhuis herinnert aan zijn redersverleden. Behalve cultuurhistorisch waardevol is het pand een goed en gaaf voorbeeld van een voornaam herenhuis van eind negentiende eeuw.
Bij het Sloteinde lag ook een oversteek over de Dusse in de provinciale grindweg. Oorspronkelijk was dit een brug, in de volksmond Hoge Brug genoemd. In 1909 werd de brug vervangen door een dam van 20 meter met duiker en werd zodoende weer een stukje karakteristieke infrastructuur opgeofferd aan de vooruitgang. De naam Hoge Brug vervaagde en werd vervangen door Gele Heining. Het laat zich raden waar deze naam een afgeleide van was.