Emigratiegolven
In de jaren veertig van de 19e eeuw kwam in Nederland de emigratie op gang als gevolg van slechte economische omstandigheden en religieuze spanningen. Emigratiepieken waren er van 1845 tot 1855, van 1865 tot 1874, in de jaren tachtig van de 19e eeuw en ook nog in de 20ste eeuw, na de Tweede Wereldoorlog. Vrijwel alle Nederlandse emigranten vertrokken vanuit de haven van Rotterdam. Eerst met zeilschepen in kleine groepen, begin 20ste eeuw met grote passagierstoomschepen. Ook uit het Land van Heusden en Altena en dan met name uit Nieuwendijk, Sleeuwijk en Genderen, gingen relatief veel mensen op zoek naar de Amerikaanse droom.
Veronderstelt wordt dat kerkelijke tweespalt hiervan de voornaamste oorzaak was, maar het was eerder het arbeidsoverschot dat hen deed besluiten hun mogelijkheden elders te zoeken, bijvoorbeeld naar de Haarlemmermeer of verderop naar Duitsland of Amerika.
Eerste emigratiegolf (1846-1857):
Na de aardappelziekte van 1845 die voor veel gezinnen armoede en hongersnood betekende, was de uittocht zo groot dat de periode tussen 1846 en 1857 bekend staat als 'de eerste emigratie-golf'. Toch kwamen de emigranten hoofzakelijk uit enkele specifieke regio's binnen Nederland, die bovendien naar een beperkt aantal plaatsen in Amerika vertrokken. Dominee Albertus van Raalte (1811-1876) trok met honderden Overijsselaars naar de staat Michigan. Een groep van 450 Zeeuwen, onder leiding van hereboer Jannes van der Luijster (1789-1862), voegde zich bij Van Raalte in westelijk Michigan. Tegelijkertijd rekruteerde pater-missionaris Theodorus van den Broek in de staat Wisconsin, rooms-katholieke immigranten uit Oost-Brabant. Zij vestigden zich daar in 1848 in dorpen, maar de meeste katholieken trokken naar de steden Detroit en Chicago.
De kapitaalkrachtige dominee Hendrik Scholte (1806-1868) leidde een gezelschap van achthonderd mensen uit centraal Nederland naar het vruchtbare Iowa. Ze stichtte daar het plaatsje Pella en teelden er met succes graan, maar bij gebrek aan infrastructuur bleef de economie van Pella naar binnen gericht. Nieuwe generaties trokken verder naar het westen, naar Zuid-Dakota.
Tweede emigratiegolf (1865-1874):
Door het uitbreken van de Amerikaanse Burgeroorlog 1861-1865) liep de emigratie naar Amerika sterk terug. Maar na de overgave door general Robert Lee van de Zuidelijke Staten (Confederatie), nam de belangstelling om in het land van de onbegrensde mogelijkheden een nieuw bestaan op bouwen opnieuw toe.
Derde emigratiegolf (1880-1904):
In het jaar 1879 begon de derde landbouwcrisis en die zou tot ongeveer 1895 duren. De binnenlandse markt werd overstroomd met goedkope tarwe, rogge en gerst uit Amerika. Het gevolg hiervan was dat de prijzen van dezelfde hier geoogste producten drastisch daalden. De uitvoer van boter naar Engeland stagneerde, waardoor ook de melk veel minder waard werd. De boeren kregen dus niet genoeg geld voor de opbrengsten en moesten sterk bezuinigen op hun eigen uitgaven maar ook op de loonkosten van de arbeiders. In veel gevallen werden deze arbeiders dan ook ontslagen of kregen verlaging van hun loon. Uit pure armoede en om een betere toekomst voor de kinderen werd opnieuw voor vertrek naar Noord-Amerika gekozen.
Landverhuizers 1880-1904 Land van Heusden en Altena:
Nieuwendijk-Almkerk 106
Sleeuwijk-De Werken-Werkendam 53
Meeuwen-Hill-Babyloniënbroek 21
Heusden 22
Genderen-Eethen-Doeveren-Heesbeen 111
Dussen-Hank 12
Drongelen 10
Onder de Dussense emigranten was ook 1 Zuster van Liefde, A. van der Pluijm uit Hank.
Vanuit Genderen vertrokken bijvoorbeeld de families van Jacob Branderhorst en van Jan van Mersbergen
Zie ook boek p117-121
Bronnen
Dr. H.A.V.M. van Stekelenburg, 'Hier is alles vooruitgang' Landverhuizing van Noord-Brabant naar Noord-Amerika, 1880-1940, Stichting ZHC 1996.