"It giet oan", deze legendarische woorden sprak voorzitter Henk Kroes van De Vereniging Friesche Elfsteden, tijdens de persconferentie op de tweede dag van het nieuwe jaar 1997 om 11.00 uur 's-ochtends, daarmee aan de verzamelde media te kennen gevend dat de 15e Elfstedentocht "door zou gaan". Vanaf dat moment raakte Friesland, nee, heel Nederland in rep en roer. Kranten stonden bol van de "Tocht der Tochten", radio en TV wierpen zich op het sportieve gebeuren en verhieven het tot een mediaspektakel dat zijn weerga nauwelijks kende.
Terwijl het vroor dat het kraakte en de snijdend koude noord-oostenwind zijn geselend werk deed, werd ons een etmaal heroiek van de elfstedenrijders voorgeschoteld. De kracht en de macht van mannen zoals: Henk Angenent, Erik Hulzebosch, Bert Verduin, Henk van Benthem, Piet Kleine en Arno Stam, op weg naar triomf en eeuwige roem. Het afzien van de duizenden toerrijders, met slechts het felbegeerde elfstedenkruisje als vooruitzicht. De lijdensweg van sommigen, voor wie de bevrijdende eindstreep helaas niet haalbaar bleek.
Ondertussen waren de elf Friese steden volgestroomd met honderduizenden schaatsliefhebbers en werd de beerenburger tot nationale drank verheven. Uitgedost in kleurige elfstedenshirts, elfstedenijsmutsen en dassen, tot zelfs klompen toe en veel, heel veel oranje. Een deinende en klûnende massa van pompeblêden, opgezweept door de Blauwhûster - en andere blaaskapellen. De nacht van Ljouwert (Leeuwarden), de wakken van Snits (Sneek), het stempeldrama bij Hylpen (Hindelopen), het pandemonium te Frentsjer (Franeker), het beroemde bruggetje van Bartlehiem, de hel van de Dokkummer Ee en de triomfale aankomst op de Bonkervaert, massale menigten liepen er voor te hoop. Iedereen wilde er bij zijn, het meemaken, zich onderdompelen in de inmense feestvreugde. Frylan boppe !
Fervente karnavalsvierders kennen deze gevoelens maar al te goed. Bij hen begint het bloed te kriebelen als de eerste karnavalsaktiviteiten zich aandienen. En masse lopen de liefhebbers uit om de sauwelavonden bij te wonen. In dikke rijen staan zij bewonderend langs de kant om de spectaculaire, inventieve, en creatieve bouwsels tijdens de optocht te aanschouwen, of beter nog, zij nemen zelf deel aan de optocht. Vrolijk uitgedost mengen zij zich onder de hossende menigte en nuttigen op z'n tijd hun glaasje gerstenat. Feestelijk gemutst trekken zij naar het boerenbruiloftsfestijn om met z'n allen de echtelijke verbintenis mede luister bij te zetten en het bruidspaar geluk toe te wensen. Nieuwsgierig vervoegen zij zich op 't Kasteel-Raadhuis voor de immer verrassende raadsvergadering. Met z'n allen vieren ze feest, want de winter is over z'n hoogtepunt heen, het voorjaar nadert.
Nog nimmer is er zo veel over karnaval gesproken als afgelopen jaar. Ongewild diende het karnavalsfeest ondermeer als inzet voor de herindelingsverkiezingen en de formatie van het wethouderscollege. De lokale pers liet voor- en tegenstanders van karnaval uit gemeentelijke politieke kringen uitgebreid aan 't woord, daarbij de discussie en de polarisatie nog wat aanzwengelend.
Wie niet of nauwelijks gehoord werden waren de hierboven omschreven karnavalsliefhebbers; hun mening werd weer eens niet gevraagd.
Toch lieten zij zich niet beïnvloeden door deze randverschijnselen. Stug werkten zij door aan hun plannen voor 't komend karnaval dat naar hun stellige overtuiging weer een volksfeest wordt; leutig, met de nodige kwinkslagen, maar bovenal met respect voor elkaar. Volgens hen moet je niet discusieëren over karnaval, maar moet je het meemaken, het ondergaan. Daarbij de stelregel huldigend: iedereen mag meedoen, niemand moet, maar karnavallen zullen we.
Om maar met de Friezen te spreken: "It sil heve, Klaiendam boppe".
Ton Lensvelt
Bronnen
Carnavalskrant Den Klaiendammer 1997