Polder Den Duyl een apart geval
Tussen Dussen en Almkerk, in het centrum van het Land van Heusden en Altena, bevindt zich een grote kom, bestaande uit zware klei op veen. Het maaiveld daalt hier tot 0,8 m onder NAP, dat is 1,5 m lager dan de stroomruggen ten noorden en ten zuiden van deze kom. De kom was vanouds verdeeld over de aanliggende dorpen: Emmikhoven, Waardhuizen, Giessen, Andel, Veen, Babylonienbroek en Hill.
Het grootste deel ervan vormde tot aan de ruilverkaveling de polder 'Den Duyl'. In sommige winters liep deze polder door regen en kwelwater langzaam vol. De drie watermolens hadden dan geruime tijd nodig om de polder van bijna duizend hectare weer droog te krijgen. Den Duyl was dan ook vrijwel onbewoond.
De dijk uit 1461 van Werkendam naar Dussen sloot enkele stroomgaten af, waaronder het Wielensteinse gat en het Doornse gat ten noorden van Almkerk. Ook bij Dussen moet een stroomgat hebben gelegen. Dat blijkt uit de aanwezigheid van getij-afzettingen. Uit de begrenzing van deze afzetting tegen de Mosterddijk van 1450 blijkt dat de vloedstroom vanuit het Hollands Diep hier pas na 1450 was doorgedrongen en dus niet lang kon hebben gefunctioneerd. Merkwaardig is dat de afzetting op de bovenrand van de kom ligt, het diepe deel van de grote kom ten zuidoosten van Almkerk bleef er vrij van. In dit diepe deel lag een dunne laag humeuze klei aan de oppervlakte. Dit afzettingspatroon weerspiegelt de begroeiing zoals die zich na de Sint-Elisabethsvloed moet hebben ontwikkeld. De rand van deze grote kom zal zijn gebruikt voor beweiding zolang het tij niet te hoog was.
We hebben gezien dat Almkerk in deze periode bewoond was. Dat zal ook het geval geweest zijn met de dorpen aan de oost- en zuidzijde, zoals Andel, Eethen en Meeuwen, mogelijk zelfs met Babylonienbroek, waar de oude boerderijen op flinke terpen staan. Het diepe middendeel van de kom moet permanent onder water hebben gestaan. De naam van die polder, Den Duyl, en toponiemen als Bieskade en Bieskamp wijzen op een opgaande begroeiing met moerasplanten. Bij hoge vloed zal het slibhoudende water wel over de graslanden zijn uitgestroomd, maar weinig in de zware begroeiing zijn doorgedrongen. Daar kon zich nog wel wat organisch materiaal afzetten, maar geen estuariumklei.
De overgang van het stroomgat tussen Almkerk en Dussen voorkwam dat Den Duyl zich tot een binnenzee ontwikkelde die een nieuwe bedreiging kon gaan worden voor de omliggende dorpen. Het bleef echter wel een uitgestrekte laagte die niet als een volwaardig landbouwgebied kon worden gezien. Men oogstte er wat hooi en liet er jonge runderen en paarden grazen. De biezen en lisdodden maakten plaats voor eendenkooien. In de loop der tijd moeten er wel zo'n twintig eendenkooien zijn aangelegd, die enige tijd werden geëxploiteerd en vervolgens weer verlaten. De sporen daarvan zijn op oudere kaarten nog terug te vinden. Voor vogels was het een eldorado, voor mensen een onherbergzaam oord.
Bronnen
Braams, B.W. Weyden en zeyden in het broek, 1995