Dussen rond 1900

Dussen, honderd jaar geleden

Het dorp Dussen, waarvan de grenzen in ±1820 zijn vastgesteld, bestaat rond 1900 uit een viertal buurtschappen, gelegen aan het riviertje de Dusse of aan de Rommegatsedijk of Kornsedijk. Van oost naar west werden hier de navolgende straatnamen gebruikt: Kerkstraat tot aan de Sluis, Ouden Zeedijk - Sluiseind (inclusief de Krekeldraai welke medio 19de eeuw kennelijk nog niet zo genoemd werd), Ouden Zeedijk - Putteneind, Hoogendijk, Nieuwe Steeg - oosteinde, Ouden Zeedijk - Stoepeind, Oude Straat, Kornschen dijk, Buitenkade, Kornsche Sluis. Meest oostelijk aan de Dusse liggen de Bosschen en de Baan (op de noordoever) en de uitloper van de Bragtsche Straat (op de zuidoever) en wat verderop de Dussensche Steeg (thans Ruttensteeg). Halverwege tussen de haakse bocht in de Baan en de Dusschense Steeg loopt het Hillschen Pad, waarvoor de Rooms-katholieke Parochie Dussen in de negentiende eeuw het recht van overpad pacht, ten gerieve van rooms-katholieke kerkgangers uit Den Hill en Babyloniënbroek. Ter hoogte van het kasteel bevinden zich Binneneind, Sloteind, Moleneind en Voor - en Achter Hoek. In vroeger tijden vormden zij gezamenlijk de kern van het ambacht Muilkerk.
Aan de Rommegatsedijk en Kornsedijk liggen de buurtschappen Dussen Sluis en Dussen Korn, welke van oost naar west door de Bragtsche Straat (thans Diebracht), Molenstraat (thans Molenkade), Molensteeg/Zandpad/Boezemkade en Voorste - en Achterste Hoek (thans Hoek en Muilkerk) verbonden zijn met de Baan en Binneneind, beiden met een voor- en achterstraat. Bij de Baan heet die achterstraat voor een deel Diebracht. In het Binnen wordt de achterstraat in 1863 door de ambtenaar van burgelijke stand consequent Kattenstraat genoemd. De oorsprong van deze enigszins merkwaardige naam is (nog) niet bekend (de straatnaam komt ook voor in Drunen). Dussen Korn vindt tevens aansluiting met Binneneind via het Kornsepad, een voetgangerspad dat dwars door het Noordeveld voert (thans vervangen door Kornpad en Noordeveldseweg).
De Kornsedijk - van Dussen naar Werkendam - is in 1461 opgeworpen om Muilkerk en een klein gedeelte van het bij de St. Elisabethsvloed van 1421 grotendeels verzwolgen ambacht Munsterkerk te beschermen tegen het buitenwater. De Kornsedijk sluit aan op de noordelijke (Oude) Maasdijk of Zuiderbroeksedijk van Drongelen-Meeuwen naar Dussen, onder Dussen Rommegatsedijk genoemd.

dussenkuyper1865

Detail van de kaart van Kuyper uit 1865 van de Gemeente Dussen met voer- en vaarwegen, bedijkingen, maar ook tolplaatsen. Zo moet Dussen er bij gelegen hebben toen Koning Willem II in de 19e eeuw Dussen aandeed op doorreis van Woudrichem naar Tilburg.

De oorsprong van de naam Rommegat is niet feitelijk bekend, maar de suggestie dat het wellicht een verbastering van "Het Roomse Gat" zou kunnen zijn vanwege de concentratie van katholieke instituten aldaar gevestigd, is onwaarschijnlijk omdat de vermelding Rommegat reeds dateert van ver vóór de bouw van de rooms-katholieke kerk, pastorie, klooster, internaat en meisjesschool aldaar. De betekenis van Diebracht in de zin van "rommelig gebied" zou tevens de naam Rommegatschedijk kunnen verklaren, omdat deze dijk vanuit Dussen naar Die Bracht voerde, oftewel naar het kennelijk rommelige slagengebied van de Ballekampen. Andere opties zijn: dat de naam een verbastering is van het Ronde Gat, een wiel die volgens oude geschriften uit 1523 (Wolcken) hier gelegen moet hebben, of dat de naam een afgeleide is van de persoonsnaam Rombout of Romme waarbij een persoon die deze naam voerde bezittingen had in dit zuid-oostelijk deel van Dussen.

Op de Waterschapskaart van Conrad uit 1798 staat het Rooie Wiel in het Rommegat aangegeven als zijnde een relict van een dijkdoorbraak uit 1809 terwijl een vijftal wielen bij Capelsche Veer ontstaan zouden zijn na een dijkdoorbraak aldaar in 1825. Bij de Krekeldraai is jammer genoeg geen jaartal van een verantwoordelijke dijkbreuk vermeld. Andere interessante vermeldingen op deze kaart zijn: de Kornsche Sluis welke van 1629 dateert met een zogenaamde boezemsluis uit 1740 even ten noorden daarvan waardoor de binnendijks gelegen Kornsche Boezem zijn overtollig water bij eb kon lozen. Opmerkelijk is dat op deze kaart uit 1798 het traject van de pas veel later gereedgekomen Straatweg al staat ingetekend; kennelijk waren de plannen voor de aanleg dus al van veel ouder datum. Het thans verdwenen Rooie Wiel in Hank is op de kaart ingetekend ten westen van de Straatweg, binnendijks en exact ter hoogte van de knik in de Buitendijk naar het noorden.

Zuidelijk van de Rommegatsedijk ligt van oost naar west: Meijerswerf, Segerswerf en Juffrouwweide. Ter hoogte van de Dijk (thans Dorpsstraat), vindt men 't Groot - en Klein Eiland, beiden doorsneden door paden die vóór het graven van de Bergsche Maas (het gedeelte onder Dussen werd reeds in juni 1891 voltooid) doorliepen tot aan de Dussensche Gantel, of de Scheisloot, de oorspronkelijke (Oude) Maasbedding en tevens gemeentegrens met Waspik.
Eind zeventiende eeuw (1682) is een gebied buitendijks de Kornsedijk ingedijkt: De Zuidhollandsche Polder. De Hoge Dijk (thans Oude Zeedijk) is nog een restant van deze ringdijk. Dwars door de Zuidhollandsche Polder is voor de waterhuishouding -langs de Kornse - of Vierbanse Gantel - de Kornse Buitenkade en Schenkeldijk aangelegd, en voor de ontsluiting de Nieuwe Steeg en Kalversteeg, die met elkaar verbonden zijn middels de Cortveldsesteeg. Deze wegen vinden in 1811 en 1812 aansluiting op de, als onderdeel van de Grote Weg nr. 2, nieuw aangelegde weg "der eerste klasse", de oude Keizer Napoleonweg van Breda naar Gorinchem, welke in noord-zuid richting de polder doorsnijdt. De Oude Straat, eertijds Het Oude Straetken genoemd, ligt al ver vóór de bedijking in deze polder.

Tussen de Oude Straat en de Nieuwe Steeg loopt oorspronkelijk een verbindingsweg, de Kerksteegh. In de nabijheid hiervan, tussen Oude Straat en Kalversteeg, liggen percelen met namen zoals Kerckhof en Kerckeland. Het Rooms-katholieke Gasthuisfonds heeft daar sinds 1891 ook een perceel land in eigendom dat omschreven wordt als "gelegen nabij het Algemeen Kerkhof". Deze vermeldingen hebben met elkaar gemeen dat ze verwijzen naar een (vroegere) aanwezigheid van een kerk(hof) daar ter plaatse. Tot aan de ruilverkaveling in de zestiger jaren van de vorige eeuw, staat ter hoogte van genoemde kavels aan het watertje Het Middeltje, op een keurig afgebakend perceeltje, het Laarhuisje. Het oogt als een lijkhuisje en is vermoedelijk als zodanig gebouwd als het perceel als Algemeen Kerkhof in gebruik is. Een algemene begraafplaats is noodzakelijk omdat voor niet-hervormden een graf in de kerk uitgesloten is en bovendien is door Napoleon reeds in 1803 ook het in de kerk begraven nog eens aan banden gelegd. Koning Willem I herstelt dit recht in 1813 nog tijdelijk, maar in 1829 wordt het verbod definitief. Begraafplaatsen mogen zelfs alleen nog maar buiten de bebouwde kom aangelegd worden. De keuze voor aanleg van een kerkhof op die bewuste plek in de polder zal ingegeven zijn omdat vóór de St.Elisabethsvloed waarschijnlijk de collegialekerk van Munsterkerk daar gestaan heeft. Het Algemeen Kerkhof in de Zuidhollandse Polder zal tot de aanleg van een rooms-katholiek kerkhof aan De Sluis (in ieder geval vanaf 1845, maar wellicht al eerder) als algemene begraafplaats gebruikt zijn voor katholieken en andere niet-hervormden.

Beschermd achter de Kornsedijk en Rommegatsedijk liggen de polders Klein Zuideveld, westelijk van de Molenstraat (thans Molenkade) waar nu het centrum van Dussen zich bevindt, en Groot Zuideveld en Zuiderbroek, oostelijk van de Molenstraat. Deze polders zijn dan nog volledig onbebouwd. Het Klein Zuideveld is zelfs een ietwat "ruig" gebied dat in de volksmond wordt aangeduid als De Rimboe. Aan de Dusse in het Klein Zuideveld ligt het fraaie landgoed Het Oude Maasje met villa Casa Cara en opstallen en boomgaard op de aangrenzende Schalkenwerf. De polders worden van oost naar west doorsneden door het stroompje het Middeltje. Hieraan staat ook de watermolen Het Zuideveld, welke de waterstand in de polders regelt. Ten noorden van de Dusse en het kasteel ligt de polder Het Noordeveld, aan de noordzijde begrensd door de Dussensche Kade en in tweeën gedeeld door de Dussensche Steeg, met de Kornse Boezem met z'n wipwatermolens welke zorgen voor de afwatering via de Kornse Gantel.

Het centrum van Dussen is De Sluis waar de rooms-katholieke kerk staat en in 1881 ook een nieuw raadhuis is verrezen. Beiden gaan bij de brand van 1892 verloren maar zijn nog luisterijker herbouwd. Vanaf De Sluis, parallel aan de Molenstraat (thans Molenkade), ligt Het Zandpad en richting de Bergsche Maas, langs de Dussensche Gantel, loopt de Loswal. Alleen de Dijk - toen Ouden Zeedijk geheten - heeft een klinkerbestrating. De Korn en Molenstraat zijn geplaveid met het zogenaamde brik; een fietsband-onvriendelijke steenslagsoort. De overige straten zoals Kerkstraat (Rommegat), Binnen, Hoek, Baan en Bragtsche Straat zijn allen grindwegen.
De mobiliteit van de bevolking is gering. In 1906 worden wel plannen gepresenteerd voor een tramlijn door het zuidelijk deel van het Land van Heusden en Altena die ook Dussen moet aandoen, maar deze worden nimmer gerealiseerd. De auto begint pas ná 1914 een normaal verschijnsel te worden, alhoewel in Dussen het bezit ervan nog zeer lang beperkt blijft tot enkele notabelen zoals de dokter, de notaris en wat later ook de pastoor e.a. Ook de stoomfiets (motorfiets) is nog slechts voor een enkeling weggelegd, evenals de gewone fiets. De opkomst van de autobus krijgt pas begin twintiger jaren zijn beslag.
Elektriciteit is nog een onbekend fenomeen - Dussen krijgt eerst in 1921 de beschikking over een elektriciteitsnet - en water put men uit de pomp op 't erf, uit de Dusse of de Vloeisloot welke ten zuiden parallel aan de Dijk (thans Dorpsstraat) loopt.

Het gehele dorp Dussen heeft in 1900 in totaal omstreeks 1900 inwoners, waarvan 65% katholiek en 35% protestant-christelijk. Dit inwoneraantal vermeerdert belangrijk tijdens het graven van de Bergsche Maas als een ketendorp bij Dussen wordt ingericht voor zo'n 800 werklieden en hun bazen. Of gedurende de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) als Dussen aan 184 Belgische vluchtelingen gastvrijheid biedt. Het dagelijks bestuur van Dussen wordt uitgeoefend door burgemeester Adr. H. van Honsewijk, tevens wethouder en secretaris J.J.H. Snijders, die in 1915 tevens de burgemeestersfunctie gaat bekleden. Tweede wethouder is J. Schoenmakers en gemeenteontvanger Willem A. Verhoeven, later J.H. Kamp. De geneeskundige zorg is in handen van dokter H.G. Millenaar en mr. J.R. Rietra oefent het notariaat uit in Dussen. Sinds 1890 is H.C. Baekens pastoor van de rooms-katholieke parochie Maria Geboorte, rond 1900 geassisteerd door kapelaan E.J.G. de Quaij, terwijl E. Klaassen als predikant van de hervormde kerk en J. Meilink als herder van de gereformeerde kerk fungeren.

In Dussen Binnen is de hervormde kerk en de openbare lagere school - met protestante inslag - gevestigd, hoofd der school is L. Binsbergen In de Achtersten Hoek (thans Muilkerk) staat sinds 1870 de gereformeerde kerk waarnaast een school - geopend op 30 maart 1906 - waar het christelijke deel van de bevolking van Dussen onderwijs geniet van hoofdonderwijzer Hendrik Boender en meester J. van Noorloos. De christelijk gereformeerde kerk bezit een houten noodgebouwtje maar in 1905 wordt een nieuw kerkgebouw gerealiseerd in de Achtersten Hoek (thans woning Wim Schmidt).
De meisjes van katholieke huize gaan, sinds de stichting van een aparte rooms-katholieke meisjesschool medio negentiende eeuw in het liefdesgesticht, bij de nonnen in 't Rommegat naar school. Katholieke jongens bezoeken de openbare school - met katholieke inslag - aan de Dijk, ongeveer halverwege de buurtschappen Sluis en Korn (thans woning van Jos de Ronde), met meester L.M.M. Vlam als hoofd. In 1919 verreist een nieuwe jongensschool in de Dorpsstraat, meer in de nabijheid van De Sluis (thans zorgcentrum De Herbergier). Eerst nog als openbare school maar vanaf 1927 als bijzondere rooms-katholieke jongensschool. De meesters A.B. van Gool en H.A.S. Simonis verhuizen mee.

Ook het hulppostkantoor van kantoorhouder Hoesen - met telefoonkantoor inclusief een openbare spreekcel - is aan De Dijk gevestigd, halverwege De Krekeldraai en De Putten. In 1915 kent Dussen twee telefoonaansluitingen: Nr. 1 van J.Th.H. van Honsewijk, beter bekend als Mijnheer Johan de zoon van de burgemeester en directeur van de graanmaalderij en Nr. 2 van de Brigade Koninklijke Marechaussee.

De hoofdzakelijk mannelijke beroepsbevolking is overwegend werkzaam in de agrarische- of aanverwante sector, zelfstandig of als arbeider. Daartoe worden ook gerekend die zich als zwengelaar in de vlasserij verhuren. De vlasverwerkende industrie is begin twintigste eeuw een tamelijk belangrijke industrie in Dussen. In 1907 zijn er negen bedrijven met in totaal 39 arbeiders. Ook het grote aantal klompenmakerijen verschaft aan velen een bestaan. In 1909 is Dussen nog steeds een klompenmakerscentrum in Brabant. In de zestien klompenmakerijen die Dussen rijk is, zijn maar liefst 47 arbeiders actief. In 1913 richt men aan de Dijk, naast de plaats waar later de rooms-katholieke jongensschool wordt gebouwd, nog een nieuwe klompenfabriek (Merxs uit Ammerzoden) op. Verder zijn er nog de sigarenmakers, die vooral op thuiswerk zijn aangewezen sinds in 1888 de sigarenfabriek van Willem Hofmans aan De Dijk afgebrand is en enige jaren later door eigenaar Anthonie Hofmans gesloopt. Ook de baksteenfabriek, die in 1861 nog aan vijftien arbeiders werk verschafte, is dan reeds ter ziele. Daarentegen floreert de papierfabriek te Keizersveer, opgericht als The Dutch Paper Pulp Cy London die in 1904 aan 104 personen werk verschaft. De Engelse onderneming wordt in 1908 in een Nederlandse omgezet onder de naam N.V. Papierfabriek De Maasmond en heeft later op volle capaciteit 430 werknemers in dienst.

Dussen is in die tijd ook al rijk gezegend met een grote verscheidenheid aan middenstanders in de vorm van: bakkers, schilders, slagers, smeden, koperslagers, molenaars, rietdekkers, leerlooiers, schoen- en kleermakers, een zadelmaker, aannemers, kolen- en aardappelhandelaren en zelfs bierhandelaren en een touwslager en uurwerkreparateur.
Talrijk zijn de cafés in het dorp met illuster namen zoals: aan de Korn, Boerendans van Adriaan van den Broek tevens voorzien van één van de vier brievenbussen in Dussen en Harten Aas van Louwke Vermeulen. Aan de Putten, De Posthoorn, ook met brievenbus en Het Wapen van Dussen van Jan van der Pluijm (Jan Boer) op de hoek van de Hogedijk. Op de Dijk, Hotel van Beurden - waar vanaf ± 1865 de botermijn wordt gehouden - en aan De Sluis, Hotel de Zwaan van Adriaan Heessels, gebouwd in 1892, die vóór de grote dorpsbrand het aan de overkant van de straat gelegen De Gouden Leeuw uitbaatte. Op de plek waar Heessels nieuwbouw realiseerde stond oorspronkelijk een herberg met raadkamer van Martinus de Wit en Anna Boor, later Jacobus de Wit, waar de gemeenteraad samenkomt, totdat in 1881 het eerste raadhuis wordt gebouwd. Ook aan De Sluis het in 1892 door W. Garsten gebouwde De Koppelpaarden dat later in de handen komt van Kamp, die tevens als gemeenteontvanger fungeert. Verder is er het bierhuis Den Blikken Emmer halverwege 't Rommegat en bij 't Capelsche Veer over de Bergsche Maas, café Het Bruine Paard dat in 1935 afbrandt en niet meer herbouwd wordt. In de Kerkstraat heb je ook nog De Roskam en in Dussen Binnen, tegenover de molen De Gunst, Het Wapen van Noord Brabant van Jan van Dijk (Jan van Siijke) en de herberg van Lammert de Rooij. Andere niet gelokaliseerde café's zijn: De Halve Maen van Jeanne de Wit, De Koperen Kan, De Drie Pelikanen van Willemke Dekker (Willem van Neelen), Het Haasje en De Gouden Klomp van Jacobus van Wijnen.

In veel gevallen wordt het cafébedrijf uitgeoefend in samenhang met het boerenbedrijf. In deze cafés speelt zich het volksvermaak af. Zo heeft de schuttersvereniging De Batavieren zijn thuishaven in een van de gelegenheden en houdt het kerkkoor er zijn teerdagen. Ook wordt er gekegeld, gebiljart en gekaart en gedronken natuurlijk, veel gedronken zelfs vooral tijdens de kermis. Het zijn de belangrijkste ontspanningsvormen voor de bevolking. De geestelijkheid ageert er fel tegen. Ook de lokale overheid tracht tevergeefs, met vroege sluitingsuren en herhaaldelijke verboden op het spelen van muziek - die ook nog eens via de preekstoel kenbaar gemaakt worden - het verblijf in de kroegen zo kort en onaangenaam mogelijk te houden.

Vrije tijd is in het begin van de eeuw nog een voorrecht van de elite. De 48-urige werkweek wordt pas met de invoering van de Arbeidswet van 1919 een feit, de werkdagen - elf uren is geen uitzondering - zijn nog lang. De "vrije" zondag wordt vooral beheerst door kerkgang. Het katholieke deel gaat om zes uur 's morgens ter communie en om acht uur naar de Vroegmis of om tien uur naar de Hoogmis. 's Middags is er om twee uur Het Lof en om vijf uur afwisselend Heilige Familie (voor mannen en jongens) of Mariacongregatie (voor dames en meisjes).Voor het christelijk deel van de bevolking geldt een vergelijkbare frequentie van kerkgang.

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl