Vreemd volk over de vloer tijdens werkzaamheden aanleg Kornsedijk

Impact van toevloed aan dijkwerkers in Dussen tijdens aanleg Kornsedijk midden 15de eeuw

Het aanleggen van de twintig kilometer lange Kornsedijk, dat gebeurde in de periode 1461-1465, was een enorm werk, ongeveer te vergelijken met het graven van de Bergsche Maas eind negentiende eeuw. Met dit verschil dat bij het graven van de Bersche Maas veruit het grootste deel van het grondverzet gebeurde met stoommachines, de zogenaamde excavateurs en dat het grondtransport werd gedaan met behulp van stoomtreinen en wagons. De graafwerkzaamheden voor de Bergsche Maas hadden een flinke impact op het dorp Dussen en dat zal met de dijkwerkzaamheden midden vijftiende eeuw niet anders geweest zijn. Er was veel werkvolk voor nodig,want alles diende in die tijd nog echt met de hand te gebeuren. Naast grondwerkers en gravers waren ook veel extra handwerklieden nodig zoals: grof- en hoefsmeden, voermannen, wagenmakers, schrijnwerkers en houtzagers, touwslagers en metselaars, etc. terwijl voor het transport veel extra paarden en ossen werden aangevoerd. Dat werkvolk kon niet alleen uit de naaste omgeving betrokken worden waardoor er veel werklieden van elders werden aangetrokken.

Hoewel er in de literatuur niet zo veel te vinden valt over het hoe en wat bij dijkaanleg en dijkwerkzaamheden in de vijftiende eeuw, moet de realisatie van de Kornsedijk ongetwijfeld betekend hebben dat er zich veel vreemd volk in de nabijheid van de werkzaamheden vestigde; ook in Dussen waar nogal wat werk te doen was. Want naast de aanleg van de dijk werden er in Dussen ook drie sluizen aangelegd, een wateropvangboezem gecreëerd, kades opgeworpen en tenminste drie afwateringsweteringen gegraven. Die arbeiders, in veel gevallen vergezeld van hun gezinnen, zochten onderdak en diende gevoed te worden, gingen naar de kerk en waren buiten hun werk op zoek naar vertier. Voor de kinderen was onderwijs in die tijd nog niet algemeen gebruikelijk maar begon dat wel enige vorm aan te nemen. De kinderen van het leidinggevend personeel zullen zeker naar school gegaan zijn, met name de jongere jongens, meisjes werd thuis huishoudelijke taken geleerd.
Die extra vraag naar huisvesting heeft ongetwijfeld voor extra bouwactiviteit gezorgd. Voor een deel waren dat tijdelijke onderkomens, veelal in hout uitgevoerd, maar er zal ongetwijfeld ook meer duurzaam gebouwd zijn. Daarnaast werden kooplieden, marskramers, neringdoenden en ambachtslieden aangetrokken door een nieuwe en florerende markt voor hun handel en producten. Wie weet waren daar ook al klompenmakers bij.

Maar het leidde natuurlijk ook tot flink wat overlast en onderlinge conflicten. Vooral op de vrije zondagen als er niet gewerkt werd en men na het kerkbezoek vertier zocht in de herberg, of tijdens jaarmarkten en kermissen. Zowel het plaatselijke kerkje als de pastoor van Muilkerk was niet ingesteld op de toegenomen vraag naar zielzorg. Ook het lokale parochieschooltje, met slechts één onderwijzer die ook nog eens een aantal nevenfuncties bekleedde, kon de toeloop van leerlingen niet aan. In de explosief toegenomen vraag naar sterke drank en bier werd nog het best voorzien. Het aantal drankgelegenheden rees de pan uit. Of dat daar ook muzikanten, dansers, acrobaten en liedjeszangers hun kunsten vertoond zullen hebben laat zich raden. Omdat er onder het werkvolk nogal wat avontuurlijke - om niet te spreken van losbandige – personen scholen en de werkzaamheden ook aantrekkingskracht uitoefenden op bedelaars, kwakzalvers, waarzeggers en andere figuren van bedenkelijk allooi, liep het regelmatig uit de hand met dronkenschap en vechtpartijen tot gevolg. Het lokaal bestuur dat nog niet zo veel voorstelde en zeker op het gebied van de ordehandhaving nauwelijks mankracht tot zijn beschikking had, kreeg er heel wat te mee stellen. In ernstige gevallen zal de schutterij van Woudrichem gemobiliseerd zijn om orde op zaken te komen stellen.

De meeste dijkwerkers zullen na voltooiing van de werkzaamheden weer vertrokken zijn maar ongetwijfeld zal een deel ook blijvend domicilie gekozen hebben in zijn nieuwe woonplaats waardoor er sprake was van een zekere mate van bevolkingsaanwas. Hierbij moeten we ons echter geen al te grote voorstelling maken. Het gebied was en bleef nog steeds redelijk dun bevolkt.

Na oplevering van de Kornsedijk, de naam is afgeleid van De Koorn zoals het graanrijke gebied tussen Den Doorn en het riviertje de Dusse genoemd werd, bood deze Muilkerk en een klein gedeelte van Munsterkerk (± 10%) voortaan bescherming tegen het buitenwater. Dat water drong echter nog regelmatig op tot aan de nieuwe dijk en veroorzaakte ook menige dijkdoorbraak, waarvan de binnen- en buitendijkse wielen relicten zijn. Soms werd de dijk dan weer gedicht door deze eenvoudig om zo’n ontstaan wiel heen te leggen. Dit is bijvoorbeeld gebeurd in Dussen ter hoogte van de Krekeldraai maar ook in Almkerk bij de boerderij Dijk- en Wielzicht. Niettemin werd de nieuwe dijk een ideale vestigingplaats voor de stichting van nieuwe buurtschappen. Eerst nog binnendijks, maar naarmate het buitenwater verder werd teruggedrongen, allengs ook meer buitendijks. Opvallend daarbij was de ontwikkeling van de bebouwing rond de Sluis van Munsterkerk, welke na de bestuurlijke samenvoeging van Munsterkerk en Muilkerk (in 1820) tot Dussen uitgroeide tot de nieuwe kern van het dorp. Maar ook bij de Nieuwe Sluis, ter hoogte van de Oudestraat, en bij de Kornse Sluis, ontwikkelde zich bewonerskernen.

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl