Wisseling van de macht: Van Brandwijk
Voor de samenstelling van dit artikel is geput uit de publicatie 'Geschiedenis van Dussen en zijn Kasteel' (1939) van Hendrik Donkersloot en uit de data gepubliceerd op de uitgebreide en goed gedocumenteerde website van René Brandwijk over het geslacht Van Brandwijk. Daarnaast werd dankbaar gebruik gemaakt van de hulp van Eimert van der Beek (zie onder: Bronnen).
Na de afkondiging van het 12-jarig bestand (1609-1621) werden een aantal belangrijke veranderingen doorgevoerd. Zo werd de kerk van de katholieken in Muilkerk (in Dussen Binnen) geconfisqueert door de protestanten en een predikant aangesteld. Maar ook op het vlak van het openbaar bestuur werd grote schoonmaak gehouden; het was katholieken niet langer toegestaan een functie in het openbaar bestuur te bekleden. Zo werd bijvoorbeeld Eduard Stael, de secretaris van Muilkerk, in 1669 ontslagen vanwege zijn openlijke belijdenis van van het rooms-katholieke geloof. Het waren met name leden van het geslacht Van Brandwijk uit Meeuwen die handig gebruik maakten van de gewijzigde politieke situatie om lucratieve ambten en bestuursposities naar zich toe te trekken.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Staelen en van Honsewijken - de traditionele rooms-katholieke bestuurders in Dussen - waren de Van Brandwijken geen Dussenaren; zij woonden in Meeuwen. Dat het kon gebeuren dat zij toch bestuursposities in Dussen gingen bekleden, kwam doordat de ambten gekocht werden. Wie over voldoende geld en werkkracht beschikte, was in de gelegenheid om onderscheidene ambten te bekleden, zelfs in meerdere plaatsen of gemeentes. Eenmaal een ambt verworven, werd dit meestal binnen de familie doorgegeven. Het principe van de familieregering hield ook nauw verband met de keuze van de huwelijken, waarbij mesaillances (huwelijken met sociaal/maatschappelijk inferieure partners) zoveel als mogelijk werden vermeden. De vader schonk zijn dochter niet aan iemand van mindere komaf. Zo huwde in de regel de dochter van een schout of schepen met de zoon van een lid van de plaatselijke regering, maar ook wel met een predikant, schoolmeester, heelmeester, notaris of officier.
De eerste Van Brandwijk is waarschijnlijk via huwelijk in het Land van Altena (Giessen, Waardhuizen) terecht gekomen, om zich vervolgens verder zuidwaarts te vestigen in Emmikhoven en Meeuwen. Keuze van de juiste huwelijkspartner en hun traditionale nijging naar het vervullen van een bestuurlijke rol in hun directe omgeving heeft er waarschijnlijk toe geleid dat de zogenaamde Meeuwense-tak zich inkocht in talloze bestuursfuncties en andere lucratieve ambten. Hierbij richtten zij hun pijlen vooral op het zuidelijk gebied van het Land van Heusden en Altena, langs de Oude Maas: Eethen en Meeuwen, Hagoort, Babiloniënbroek en Dussen Muilkerk en Munsterkerk. Met name in deze laatste twee heerlijkheden hadden zij het politieke tij mee, omdat katholieke bestuurders na het 12-jarig bestand vervangen werden door aanhangers van de nieuwe religie. Echter door hun talrijke andere functies in omliggende plaatsen is wel duidelijk dat het de Van Brandwijken niet principeel te doen was om katholieken van het pluche te werken, maar omdat besturen als het ware in hun genen zat.
Geslachtsnaam
De geslachtsnaam Van Brandwijk is afgeleid van het toponiem Brandwijk een plaats in de Alblasserwaard tussen Sliedrecht en Schoonhoven. Niet zo verwonderlijk dus dat de geslachtsnaam vooral in dit gebied geconcenteerd is. De spelling van het toponiem Brandwijk was aan verandering onderhevig. In 1557 komen we op kaarten de naam 'Braijnck' tegen, later Brandtwijck. In de 18e eeuw werd het definitief Brandwijk.
Alle gehanteerde oude spellingsvormen van de afgeleide geslachtsnaam zoals: Brantwijk, Brandtwijk, Brandtwijck, Brantwijck en Brandtwijcker, Branker, Brancker en Braincker lijken bij de invoering van de burgerlijke stand in 1811-1812 al voorgoed verdwenen. Alleen de variant Brandwyk (en natuurlijk het voorvoegsel 'van') werd nog op kleine schaal gebruikt. In Australië en Canada wonen Brandwijken die hun naam veranderd hebben in Brandwyk omdat men daar beter mee uit de voeten kan. Ook de familienaam Braanker kan beschouwd worden als een spellingsvariant.
We zien honkvaste groepen Brandwijkers in de Alblasserwaard in de Giessen-streek al vanaf (aantoonbaar) 1550 en later rond Brandwijk/Streefkerk. Ook zijn er zeer oude middenwaardse families zoals in Goudriaan. Aan het eind van de 18e eeuw verschijnen er (Giessense) Brandwijkers in Sliedrecht en in de loop van de 19e eeuw in Rotterdam/Den Haag. Buiten de Alblasserwaard waren er enkele gezinnen in Zeeland en West-Brabant, maar ook in 's-Hertogenbosch waar rond 1750 een Jacob van Brandwijk schepen was en raad(pensionaris). Hij was tevens lid van de Raad van Brabant in Brussel en een broer van Pieter Brandwijk, heer van Blokland.
Voorzover er trek bestond dan is die vooral naar het westen geweest. De bewoning van Brandwijken in Alblasserdam kwam bijvoorbeeld later op gang dan in Giessendam en Sliedrecht. Tijdens de vele overstromingen, vluchtten de mensen 'hogerop'. Voor plaatsen als: Wijngaarden, Blekskensgraaf e.d. welke relatief laag liggen, betekende dat vluchten richting het hoger gelegen Sliedrecht. Voor Peursum, Schelluinen enz. zal dat Giessendam geweest zijn. In het laatste kwart van de 19e eeuw zien we in het algemeen een trek van het platteland naar de grote steden, waar de opkomende - arbeidsintensieve - industrieën veel werkvolk nodig hadden. Wellicht heeft dit ook bij de eerdergenoemde trek naar het westen van veel Brandwijken een rol gespeeld.
Familiewapen
Voor zover bekend houden een drietal familiewapens verband met Van Brandwijck. Volgens de website van het CBG www.cbg.nl waren het met name Van Brandwijck-leden van de Dordtse-tak die een wapen voerden. Het betrof één familie die in Dordrecht een zekere welstand bereikte, opklom tot de regentenklasse, om vervolgens haar vleugels uit te slaan naar Gouda, ’s-Hertogenbosch, Hulst, Amsterdam en mogelijk Meeuwen/Dussen. Voor deze laatste stelling is echter (nog) geen genealogisch bewijs gevonden. Hier ontplooide zij eveneens bestuurlijke activiteiten en verwierven er financieel aantrekkelijke ambten. Ze behoorden tot gegoede burgerij en gingen een familiewapen voeren in blauw met drie zilveren kievieten.
Dordrecht kende in de 16e, 17e en 18e eeuw het regentengeslacht Van Brandwijck met als stamhouder Aert Adriaanszoon Brantwijcker, geboren ca. 1530 en caeskooper van beroep. Zijn nazaten studeerden in Leiden, werden jurist, en verwierven allerlei functies in het openbaar bestuur van o.a. Dordrecht en Gouda. Ook werden de heerlijkheden Blocklant en Bleskensgraaf aangekocht. Dit resulteerde in de geslachtsnamen: Brantwijck van Blocklant en Noortberg(h) van Brandwijk. Alle, tot nu toe bekende, Brandwijk-familiewapens hebben betrekking op deze groep.
De Van Brandwijk-tak uit Meeuwen gebruikte in haar zegel (zie afbeelding hiernaast) het hierboven omschreven familiewapen van de Dortse-tak met de drie vogels. Het is verleidelijk om daarbij te veronderstellen dat de Meeuwense-tak haar roots heeft in Dordrecht. Voorlopig zijn daar echter geen bewijzen voor. De afbeelding is beschikbaar gesteld door René Brandwijk uit Utrecht.
Stamvader van de Meeuwense-tak
Zoals eerder vermeld waren de Dussense Van Brandwijk bestuurders afkomstig uit Meeuwen. De Meeuwense-tak van Van Brandwijk vangt aan met: Cornelis Baerden van Brantwijck (1560-1632), hoewel van hem overigens niet bekend is of dat hij ook daadwerkelijk in Meeuwen woonde, maar waarschijnlijk is dat niet. Hij was getrouwd maar het is eveneens onbekend met wie. Wel zijn van hem 4 kinderen bekend:
Kind nummer 3, zoon Claes /Nicolaas Cornelisz van Brantwijck (1582-1642) overleed te Emmikhoven. Van hem is slechts bekend dat hij mogelijk gehuwd was met Marieke Foppendochter en dat hij één zoon had.
Net als zijn zus Jannetje en zijn broer Baerdt Cornelis beschikte hij ook over land in Bruinenhoeve te Muilkerk, 2 morgen. Alle drie hadden ze dit eigendom in de Bruinenhoeve verkregen uit de boedel van Dirk Simonsz van Teilingen, in 1618 burgemeester van Geertruidenberg, gehuwd met Sara Muys. Van een eventuele familierelatie van Van Brantwijck met Van Teilingen is verder niets bekend.
De eerste Dussense Van Brandwijk-bestuurder
Zijn zoon was Cornelis (Claeszoon) van Brandwijck (1611-1703), geboren te Emmikhoven, die de gezegende leeftijd van 93 jaar bereikte. Hij was gehuwd met Dirksken Jan van den Hout uit Sprang wat een heel kinderrijke verbintenis bleek, waaruit maar liefst 11 kinderen werden geboren. Daarvan kwamen er kennelijk veel op relatief jonge leeftijd te overlijden, want toen 'Cornelis Clasen' op 20-6-1698 zijn laatste wil bij notaris Pieter de With in Gorinchem liet optekenen, verdeelde hij zijn bezit in zeven parten ten gunste van: Nicolaes, kind van Cornelia, Johanna, Cornelis, kind van Johannes, kind van Adriana, Dircxken.Van hem is in ieder geval bekend dat hij de navolgende functies bekleedde: drossaard van Hagoort, secretaris en rentmeester van Muilkerk (1673), secretaris van Munsterkerk (1695) en van Eethen en Meeuwen (1664) en ouderling van hervormde kerk. Vooral administratieve ambten dus. Bij zijn benoeming in Muilkerk volgde hij Jacob van Benschop op. Ambachtsheer ridder Laurens Busero liet in de akte omtrent Cornelis van Brandwijck optekenen: 'Soo is 't dat wy mits de goede getuijgenisse ons gedaen ende ons daaromme vertrouwende 't seynder nutheijt, bequaemheyt en getrouwicheijt gestelt hebben....'. Voor het schoutambt was hij een pacht van 12 gulden verschuldigd, terwijl voor het rentmeesterambt 'ter gagie van den 20e penninck' was voorzien.
Bij zijn werkzaamheden kwamen ook best wel aansprekende zaken op zijn bureau. Zo vond Eimert van der Beek uit Meeuwen een verwijzing in de Haerlemse courant van augustus 1701 naar de verkoop van het kasteel van Meeuwen, nadat Philips Baron van Leefdael failliet verklaard was en waarbij Cornelis van Brandewijck als curator optrad. De publieke verkoop vond uiteindelijk plaats op 15 november 1701 in 's-Gravenhage in den Casteleny, met Diderik van Hemert, burgemeester van Heusden als koper.
Bron: Oprechte Haerlemse Dingsdaegse Courant, no 35, 30 augustus 1701'Cornelis van Brandewijck, aengestelden Curateur by den Ed. Hove van Hollant in den verlaten Boedel van den Baron de Leefdael, Heer van Eethen en Meeuwen maekt bekent, dat de voorn: 2 Heerlijckheden met het Recht van hooge,lage en middelbare Jurisdictie, met verscheyde Achterleenen, Thienden, Molen, Vogelkooy, het vergeven der Ampten van Drossaert, Schouten, Secretarissen, Grifier, Dijckgraven, Heemraden, Predicanten, Schoolmeesters, het aanstellen van Burgermeesteren en Schepenen en meer andere Beneficien en een seer schoon Casteel en sijn Plantagien, Tuynen, Cingels, Grachten en Visscheryen tot Meeuwen, met verscheyde Landeryen, soo Bou- als Weylant, en Boomgaert, alles gelegen in den Lande van Heusden, te koop zijn: Iemant, gadinge daer in makende, adressere sig by de voorn. Brandewijck tot Meeuwen, die een yder goede Onderrichtinge sal geven: Men sal in't kort nader soo inde Courant, als by Biljetten, alle Omstandigheden met Tijt en Plaets van de Verkoping adverteren.
Notaris en Procureur
Tot de vele ambten van Cornelis Claeszoon van Brandwijk, die we voor het gemak met Senior zullen aanduiden, behoorde ook het procureurschap van Dussen-Muilkerk. Een procureur verleende vooral rechtskundig advies wat zeer winstgevend was en daarom gezocht. Door de ongeletterdheid van velen, die lezen noch schrijven konden, was de behoefte aan rechtskundige hulp groot, waarvoor de heren procureurs zich door hun cliënten duchtig lieten betalen. De gerechtskundige kwesties, vooral bij wanbetalingen, waren veelvuldig. Toen Van Brandwijk Sr. overleden was, daalde dan ook een stortvloed van sollicitanten naar het ambt van procureur op de hoofden van de 'Edele Agtbare Heeren Schout en Schepenen der heerlijkheid Dussen' neer.
Het ambt legde Cornelis van Brandwijk Sr. kennelijk ook geen windeieren. In 1654 en 1664 leende hij in totaal 1.000 Carolus guldens aan Corstiaen Dingeman (bron: ORA Meeuwen, akte: 7 en 61) en ook in 1667 nog eens 400 gulden aan een andere schuldenaar met diens huis als onderpand. In 1664 werd hij door de leenheer van de Hofstadt Eemer te Drongelen verleijt met 3 morgen land te Meeuwen (bron: ORA Meeuwen, akte 65) in Oost-Hengmenge, strekkende van de kerk van Meeuwen zuidwaarts. Dit perceel ging na zijn dood over op zijn schoonzoon Henricus van der Hoeven. Volgens het ORA Meeuwen viel hem in 1664 een erfenis ten deel van de familie Van Gendt van een woning met erf te Meeuwen, 'daer oost naest belent is Goijert Huijbers; west de kerckendam; Suiden s heeren Strate; ende noorden het Kerckhoff' (bron: ORA Meeuwen 1663-1664, inv.nr.8, akten 59, 81, 84). Vermoedelijk heeft dit huis dus gestaan op het huidige grasveld tussen de kerk en de Dorpsstraat, ten westen van huisnummer 21.
In 1699 liet een testament opmaken bij notaris P. de With in Gorinchem. Daarbij herriep hij eerder opgestelde laatste wilsbeschikkingen van 1680, 1695 en 1696. Zijn nalatenschap werd verdeeld in zeven gelijke parten, gemerkt A-G. Helaas zijn bij het testament geen omschrijvingen gevoegd van de zeven erfdelen, wel echter een opsomming van de erfgenamen, te weten: A: Nicolaas, de oudste zoon en schout van Muilkerk; B: de kinderen van 'Cornelia van Brantwijk saliger verwect bij Johannes Pistorius', secretaris van Dussen Munsterkerk; C: zijn - op dat moment - oudste dochter Johanna van Brantwijk gebuwd met Govert Verploegh; D: Cornelis van Brantwijk, proponent der H: theologie; E: De kinderen van 'Johannis van Brantwijk saliger verwect bij Dorethe Groenevelt'; F: de kinderen van Adriana van Brantwijk en G: [zijn dochter] Dircxen van Brantwijk, 'huijsvrou van Hendrik Verhoeven secretaris tot Capelle'. Voorst werden uit zijn niet verdeelde boedel de volgende legaten toegewezen:
'Eerst een somme van vijfhondert gulden aan Johanna van Brantwijk sijn testateurs outste dogter en dat in consideratie van hare veel voudige getrouwe diensten aan hem testateur bewesen.Na zijn overlijden, in 1703, bleek alleen al de nalatenschap aan zijn zoon Nicolaas van Brandwijk van respectabele omvang met: 28 morgen en 400 roeden land alsmede een boedel die per saldo een contante waarde vertegenwoordigde van 4217.8.10 gulden. De legitieme portie van de andere zes erfgenamen (zie hierboven) was van dezelfde strekking en grootte.
Item en somme van vijftigh gulden aan Adriaantje Ariens van de Nieu Giessen.
Item dertig gulden aan Govert Ariens van de Nieu Giesse.
Item nog aan de voorn. Johanna van Brantwijk en Dircxen Brantwijk sijne dogteren:
twee silvere kandelaars met een silver snuijter, een silver schenkbort, vier silver soutvaten, eenen silver mosterpot, een dosijn silvere vurken, 14 silvere lepels, een silver scheel op een kanne, ……de huijsraat en de meubele goederen soo linnen, wollen, als anders niets uijtgesondert, dog de havelijke goederen voor geen meubele te consideeren.
item aan de kinderen van Johannes Pistorius een silver soutvat en een silver comme.
Aande kinderen van Johannes van Brantwijk een hondert gulden aan gelt …….. daar en boven de selve kinderen vanden intresse van 500 gulden Car. d’welke sij ten tijde sijns testateurs overlijden aan desselfs boedel sullen sijn verschult.
Aan Nicolaas van Brantwijk den bijbel met sijn testateurs swarten ende gecoleurde mantel.
Aan Cornelis van Brantwijk alle t’verdere tot sijn testateurs lijve behoorende soo linnen als wollen, met een dosijn servetten en tafellaken ende daar en boven gelijke 2000 gulden als alle andere kinderen ten huwelijk genoten hebben'.
Cornelis Sr. zijn oudste dochter was Adriana (1649-1687) die achtereenvolgens in het huwelijk trad met (1670) Jacob van Benschop - rentmeester en secretaris van Dussen Muilkerk, (1675) Willem Adriaens Stael rooms-katholiek en schout en secretaris van Muilkerk en (1679) Jan Cornelisz van Tilburg/Tilborg, eveneens rooms-katholiek. Uit haar drie huwelijken werden een aantal kinderen geboren.
Van een van die kinderen, Cornelia van Tilborg gehuwd met Johannes Pus, predikant te Giessen zullen we later nog horen als zij een rechtzaak voor het Hof van Holland aanspant tegen de erfgenamen van haar tante Johanna Verploegh-van Brandwijk omtrent de geldigheid van haar erfenis.
Het uithuwelijken van Adriana gebeurde weloverwogen. Van Benschop bekleedde al invloedrijke ambten maar door haar tweede huwelijk met een Stael ontstond een familierelatie met dit toonaangevende bestuurdersgeslacht uit Dussen. Toen Adriana overleed hertrouwde haar derde man enkele jaren later met Anna Stael die weer de weduwe was van Hendrik Jacobsz Kievits de burgemeester van Broek. Eens te meer een bewijs van de zorgvuldigheid waarmee partners gekozen werden.
Adriana had twee zussen Cornelia genoemd. De eerste Cornelia geboren in 1651 kwam al snel te overlijden. De tweede Cornelia (1656-1691) werd geboren in Meeuwen en overleed in Dussen. Zij trad in het huwelijk met Johan Pistorius, afkomstig uit Made, maar na zijn trouwen in 1686 in Dussen-Muilkerk tot burgemeester aangesteld en in 1701 tot secretaris van Munsterkerk. Tevens fungeerde hij in Dussen als kerkmeester en collecteur der verponding. Hij overleed in december 1730.
Hun jongere zus Johanna (1658-1741) had wat meer tijd nodig om een geschikte partner te vinden. Ze trouwde in 1698 - als jongedochter, maar op 40-jarige leeftijd - te Meeuwen met Govert Verploegh. Mogelijk was deze Govert familie van Cornelis Verploegh uit Hellouw, die aldaar omvangrijke bezittingen had.
Johanna liet op 22 augustus 1719 voor notaris B. Middelkoop testament opmaken waarin zij tot erfgenamen benoemde, de kinderen van haar broers en zus: Cornelis, Johannes en Theodora, met de aantekening dat de kinderen van Johannes de beschikking kregen over haar huis met zes hont land in Meeuwen. Kennelijk was zij op dat moment in goede doen gezien de talrijke legaten die werden uitgedeeld. Zo was maar liefst in totaal 11.100 Carolus guldens bestemd voor: haar broer Cornelis, nicht Anna van Benschop, Dingena Stael, Willemijna Stael, neef Cornelis van Tilburg, kinderen overleden Johanna van Tilburg, Theodora Pistorius (gehuwd Henricus Verploegh), de armen van de kerk van Meeuwen, Theodora van der Hoeven en Johanna van Brandwijk Cornelisdochter. Tevens werd in haar testament vastgelegd dat haar nicht Cornelia van Tilburg recht had op Johanna's erfenis verkregen uit de nalatenschap van haar broer Nicolaas.Hun zuster Dingena (1660-<1698) was ook met een Pistorius getrouwd, maar dan met Adriaen Pistorius, broer van eerder genoemde Johan Pistorius, schepen in 1704 en collecteur der verponding in 1706 van Dussen-Muilkerk. Na het vroegtijdig overlijden van Dingena, hertrouwde hij met Cornelia Verhoeven uit Capelle.
Toch werd ruim tien jaar lang gebekvecht over de nalatenschap van Nicolaas van Brandwijk ten gunste van zijn zuster Johanna van Brandwijk. Te beginnen vanaf februari 1743 met de aanstelling van de heer Willem Hoijer als procureur voor de gedaagde executeurs testamentair en de erfgenamen van Johanna, tot aan het vonnis op 20 november 1753 in deze zaak voor het Hof van Holland jegens eiseres Cornelia van Tilborg uit Giessen, weduwe van Petrus Pus predikant in het land van Altena en nicht van de erfgenamen van Johanna. Hierbij draaide het er om dat Cornelia van Tilburg de mening was toegedaan dat het (1/6de) deel van de erfenis van Nicolaas van Johanna aan haar toekwam, wat gezien het testamen van Johanna van 1719 niet onlogisch lijkt.
De tweede generatie bestuurders
Behalve deze dochters sproten uit het huwelijk eveneens voort zijn zoons: Nicolaas, Johan en Cornelis voort. Eerstgenoemde, Nicolaas van Brandwijk (1662-1710), van beroep officier, in 1684 substituut secretaris van Meeuwen en gehuwd met Jenneke van Emmickhoven uit Giessen. Hij volgde in 1696 Willem Stael (zijn zwager) op als schout van Dussen-Munsterkerk. Met het overlijden van zijn vader in 1703 erfde hij 28.4 morgen land: 9 morgen in de Uiterwaert te Giessen, 4 morgen in Muilkerk, 5 morgen op Den Hill, een dwarsdel van 4 hont in Cleijn Waspik, 5 morgen (voor 1/3de part) in Eethen in de Droogt, 3 morgen boesemlant in Muilkerk (Noordeveld) en 2 morgen in de Hengmenge onder Dussen op de grens met Meeuwen.
Na het overlijden van Nicolaas, in 1710, kwam z'n broer Cornelis aan 't bewind als schout van de heerlijkheid Dussen Munsterkerk. Cornelis was waarschijnlijk de meest onderlegde van het gezin van Cornelis Claeszoon. Hij volgde in 1725 ook Michiel Donkersloot, die te Emmichoven woonde, op als schout van Babiloniënbroek. Verder bekleedde Cornelis van Brandwijk Corneliszoon (1672-1729), zoals hij voluit tekende, nog de ambten van drossaart van Hagoort, stadhouder 'van den adelijken slote' van Meeuwen, rentmeester van de Heer van Muilkerk met o.a. het beheer van de Adriaen van Herlaer hoeve in Dussen Binnen ter grootte van 14 bunder en rentmeester van de Heer van Eethen en Meeuwen. Maar hij was ook dijkgraaf van de Eethensche en Meeuwensche dijken, terwijl wij hem tenslotte ook meermalen als collecteur der verpondingen aantroffen. Hij draaide dus zijn hand niet om voor ambt meer of minder.
Hij werd op 14-5-1691 als 20-jarige student uit Meeuwen ingeschreven aan de universiteit van Leiden voor het vakgebied 'artes' en werd in 1696 beleend met de Bergerwaard in Giessen. In 1698 slaagde hij als 'proponent Theologie' zodat hij als afgestudeerd theoloog mocht preken en beroepen kon worden door een gemeente. Maar blijkbaar was de drang als bestuurder op te treden groter dan zijn ambitie om predikant te worden. Hij trouwde met Adriana van der Hoeven uit Almkerk, een dochter van Joost van der Hoeven, heemraad te Almkerk. Op 20 februari 1707 lieten Cornelis en Adriana een testament opstellen voor schout en schepenen van Munsterkerk. Hij oefende op dat moment het secretariaat van Eethen en Meeuwen uit. Duidelijk is wel dat de zoon, nog meer als zijn vader, betrokken was bij het bestuur van Meeuwen, Broek en Dussen.
Hun broer was Johannes Cornz. van Brandwijck (1665-1697). Johannes trouwde met Dorothea Adriaans Groenevelt, jongedochter van Giessen-Oudekerk en ging in Bleskensgraaf wonen. De indruk bestaat dat dit huwelijk niet de goedkeuring van Johans ouders kon wegdragen. Hoe dan ook, hij wist zich in zijn nieuwe woonomgeving op te werken tot president-schepen van Giessen-Nieuwkerk. Helaas kwam hij jong (32 jaar) te overlijden en liet hij zijn weduwe in grote armoede achter. De familie besloot daarop de twee kinderen naar Meeuwen terug te halen om daar hun opvoeding en opleiding ter hand te nemen. Dorothea hertrouwde met Dirck Adr. Romijn uit Giessen-Nieuwkerk maar haar levensomstandigheden verbeterden niet. De kerkenraad van Giessen-Nieuwkerk deed op 29-8-1710 een brief uitgaan naar de voogden van haar kinderen uit haar eerste huwelijk met de overleden Johannes Czn van Brandwijk, geadresseerd aan monsigneur Cornelis van Brandwijk (waarschijnlijk zijn broer) secretaris van de gemeente Meeuwen. In die brief schreef de kerkenraad dat zij Dorethea moesten onderhouden, aangezien zij straatarm was, terwijl haar twee kinderen te Meeuwen materieel in goeden doen bleken te zijn. Zij vroegen om die financiële ondersteuning over te nemen. Er kwam echter een brief terug met een kwaadaardige en bittere inhoud, zo blijkt uit de acta van 15-9-1710.
Bron: 'De Kroniek' van september 2009 van de Historische Vereniging Giessenburg.
Derde & Vierde generatie bestuurders
Nu doet het euvele feit zich voor dat uit de huwelijkse verbintenis van alle drie bovengenoemde zoons een kleinzoon met de naam Cornelis van Brandwijk (naar zijn grootvader) geboren werd. Soms werden deze ter onderscheid van elkaar met het patroniem van hun vader aangeduid, maar dat blijkt lang niet altijd het geval. Zodoende bestaat er enige verwarring over de functieopvolging.
De zoon van Johan luisterde naar de naam Cnellis of Cornelis Jansz. van Brandwijk (1695-1766?) en was getrouwd met Theodora van der Hoeven uit 's-Grevelduin-Capelle. Hij was naast notaris ook procureur en woonde ten tijde van zijn huwelijk in 1725 in Meeuwen. Gedurende de periode 1721-1730 kreeg hij toestemming om zich in de stad Rotterdam te vestigen. De exacte periode is niet bekend, maar mogelijk had dit te maken met zijn studie of opleiding. Uit zijn huwelijk met Theodora werden tenminste 8 kinderen geboren. Velen daarvan overleden al op jonge leeftijd.
Doch zijn drie dochters huwden zonder onderscheid allen een aantrekkelijke partij. De oudste dochter, Hendrika Theodora van Brandwijk, trouwde bijvoorbeeld met dominee Hendrikus Hoevenaren uit Pijnacker, predikant van de hervormde kerk in Dussen. Haar zuster Catharina Cornelia trad in het huwelijk met Arnoldus van der Hoeven, schout van Sprang en secretaris van ‘s-Grevelduin-Capelle. En weer een andere zuster Cornelia Goverdina (1738-1807) vond een partner in de persoon van medicinaal doctor Johannes de Lang(?-1801), tevens schout van Meeuwen, die in Muilkerk van 1761-1791 onder meer de functies van schepen, schout en secretaris bekleedde. Het rechterlijk archief van Dussen-Muilkerk vertelt verder dat onder zijn regering tijdens de omwenteling van 1787 aldaar de oproervlam der patriotten even oplaaide: 'Zijne Hoogheid 12 man geaccordeert om na Dussen Muijlkerck te marcheeren en dat daartoe pattent gezonden zoude worden aan den Commandant van Heusden tot het geeven van Rapport van den schout den Lang.' Zie voor een uitgebreider beschrijving van deze roerige periode Revolutie en Franse tijd in de gemeente Dussen, 1780-1795.
Cornelia Goverdina testeerde in 1765 haar 'kleeren, linnen en wollen lijfgoed' aan haar drie zusters en het 'gout en silver aan de dogters van mevrouw Johanna Cumsius, geboren van Brandwijk' (bron: ORA Munsterkerk, akte 28). Zij overleed te Rotterdam in 1807.
Omdat er in het geval van Cnellis of Cornelis van Brandwijk Janszoon slechts sprake was van nazaten in de vrouwelijke lijn, stierf deze Brandwijk-tak uit.
Rest de nazaten van Cornelis van Brandwijk Corneliszoon. Uit zijn huwelijk met Adriana van der Hoeven werden meerdere kinderen geboren maar in ieder geval ook een zoon Cornelis. Hij voerde dezelfde naam, Cornelis Corneliszoon van Brandwijk (1705-1767/1776?), als zijn vader. Hij bleef ongehuwd en had dus alle tijd om zich - net als zijn vader - uitgebreid aan allerlei administratieve - en bestuurlijke taken te wijden. Als bewijs dat men er alles aan deed om de bestuurszetels in de familie te houden, mag gelden dat hij al in 1710 als minderjarige werd benoemd tot schout van Muilkerk, met zijn vader - die secretaris was - als waarnemend schout; in 1726 volgde dan zijn definitieve aanstelling. Ook was hij drost van Eethen en Meeuwen en secretaris van Meeuwen. Mogelijk was hij in 1736 ook schepen van Muilkerk en in 1753 schepen van Munsterkerk. In het lidmatenboek van de hervormde kerk te Meeuwen lezen we op 10-4-1727 dat Cornelis van Brandwijk, J.M. (jongman=ongehuwd), behalve drossaard van Eethen & Meeuwen en schout van Dussen en Munsterkerk, ook de eerste steenlegger was van de nieuwe gereformeerde kerk te Dussen. Dat zou dus betekenen dat het in de oorlog verloren gegane kerkgebouw in Dussen Binnen oorspronkelijk uit 1727 stamde.
Cornelis Corneliszoon, de theoloog, zijn gelijknamige (ongehuwde) zoon en diens broer Johannes, alsmede hun beider neef Cornelis Janszoon ook wel genoemd Cnellis van Brandwijk, bekleedden gedurende een groot deel van de 18e eeuw allerlei bestuurlijke en adminstratieve taken in de dorpen langs de Oude Maas vanaf Dussen Munsterkerk en Muilkerk tot aan Genderen toe. Zodoende moet hun invloed in de streek aanzienlijk geweest zijn.
Omdat Cornelis Czn ongehuwd stierf, had hij geen opvolger in directe lijn. Daardoor nam zijn broer Johannes van Brandwijk (1719-?) uit Meeuwen een deel van zijn bestuurderstaken over. Zo was Johan van Brandwijk in 1765 schepen van Munsterkerk en gedurende de periode 1767-1786 schout van Munsterkerk. Maar hij was ook secretaris van Muilkerk en dijkgraaf van Eethen en Meeuwen. Als secretaris van Muilkerk gebruikte hij op 16-2-1785 het op deze website afgebeelde lakzegel dat bewaard is gebleven in het Nationaal Archief in Den Haag. De eedaflegging als dijkgraaf van Eethen en Meeuwen dateert van 1766. Mogelijk bleef ook Johannes ongehuwd want hij werd op zijn beurt weer opgevolgd door zijn neefje P.J. van Mourik (zoon uit het eerste huwelijk van zijn zuster Johanna).
Geheel naar traditie van het geslacht, wisten de dochters van Cornelis van Brandwijk Corneliszoon zonder onderscheid allen een aantrekkelijke partner (in maatschappelijk zin dan welteverstaan) te strikken. Zo trouwde Theodora met dominee Arnoldus van Gennep, predikant te Eethen en Drongelen. Haar zuster Margaretha verbond zich te Meeuwen aan Cornelis van Rooyen, predikant te Waalwijk. De derde dochter Cornelia vond een uitstekende partij in de persoon van Govert van der Hoeven, drost van Hees(Heeze) en Leende. Net als haar zus Dina met Adriaen Adraenszn Boll, schepen en burgermeester van Eethen. Van Cornelia Francisca weten we alleen dat zij de huisvrouw was van Eimbertus Hagoort. Blijft over dochter Johanna van Brandwijk (1714-1811) die in 1742 te Meeuwen trouwde met Cornelis van Mourik, burgermeester en secretaris van Acquoy. Blijkbaar was het geen gelukkig huwelijk want in 1754 trouwde zij opnieuw en wel met Diederik Kumsius,'capiteijn bij de armee van den staat der Vereenigde Nederlanden' en later 'luytenant ten dienste deser Landen'. Uit haar eerste huwelijk werd Pieter Jan van Mourik (1749-1824) geboren die op termijn net als zijn vader bestuurlijke aspiraties koesterde. Hij werd schout van Munsterkerk (1786-1795) en volgde in die functie zijn oom Johan van Brandwijk op (zie ook Revolutie en Franse tijd in de gemeente Dussen, 1780-1795). Hoewel de geslachtsnaam in aangepaste vorm (van Brandwijk-Kumsius) nog wel door zijn halfbroers en -zusters werd voortgezet, kwam daarmee ook aan deze Van Brandwijk-tak een einde.
Einde van dynastie
Het betekende eveneens het einde van de bestuurdersdynastie Van Brandwijk in Dussen, die zich had uitgestrekt over vier generaties gedurende een tijdbestek van meer dan een eeuw (1687-1795). Opgemerkt zij nog wel dat de laatste bestuurders van de vierde generatie niet langer de geslachtsnaam Van Brandwijk droegen, maar behoorden tot de zogenaamde aangetrouwde familie.
Bronnen
Website Brandwijk familie Genealogie.