Begraven in Muilkerk, periodes: 13-7-1754 t/m 26-12-1770, 27-12-1770-1805 en 1806-1810

Eerste begraafboek, periode 1754-1770

Dit begraafboek uit midden 18de eeuw werd bijgehouden door koster Pieter Hagoort, van beroep schoolmeester en tevens belastinggaarder. Gedurende de looptijd van dit boek werd de functie van kermeester uitgeoefend door: Dingeman Tammerus (1754), Otto van Dalen (1756), Bastjaan de Rooij (1758), Wouter Rombout (1760), Roeland Donkersloot (1762, ovl 30-7-1763), Antony Teuling (1763), Bastjaan van Kooten (1764), Cornelis Ouwerkerk (1766) en Adriaan Heijmans (1768). Behalve personen van alle gezindten (r.k. en protestant) uit Dussen en Hank werden ook enkele personen uit Emmichoven in Muilkerk begraven. Er waren drie doodskleden in gebruik waarbij voor het beste kleed ƒ 1.16.0 betaald werd, voor het middelste kleed ƒ 1.0.0. en voor het eenvoudigste kleed ƒ 0.12.0. Soms was deze laatste vergoeding nog te veel en werd er slecht een deel van de gevraagde 12 stuivers afgerekend. Met ingang van het jaar 1769 werd de vergoeding voor het beste kleed opgeschroefd naar 2 gulden. In januari 1759 startte koster Peeter Hagoort met in het begraafboek tevens te vermelden het aantal keren dat er geluid werd voor de overledene. In de 26 jaar die dit begraafboek omspant met in totaal 477 aktes werden 255 volwassen personen ter aarde besteld - waarvan een gedeelte in het kerkgebouw - met een totaalvergoeding voor de Nederduits Gereformeerde Gemeente van ongeveer 317 gulden. Met enige regelmaat werden er personen 'van den armen begraven', dat gebeurde gratis, zonder kleed en zonder dat de kerklok geluid werd.
Op 4 augustus 1760 werd de rooms-katholieke pastoor van Dussen, Hendrikus Coolen, in het choor van de kerk begraven. Er werd ter ere van hem '6½ dagen geluijt ieder dag 3 uur is 20 uuren'. Ter vergelijking op 6 november 1766 werd Hendrica Theodora van Brandwijk de echtgenoot van dominee Hubertus Hoevenaar, de predikant van Muilkerk, eveneens in het choor van de kerk begraven. Voor haar werd in totaal 22 uur geluid en wel drie maal daags.

Inleiding

De tijdspanne van de laatste twee begraafboeken omvat grofweg de periode vanaf de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) tot aan de inlijving van de Nederlanden bij Frankrijk (1810). Als reactie op de voor de Republiek dramatisch verlopen oorlog en de economische recessie daarna, brak de Nederlandse revolutie uit. Er volgde een onrustige tijd met enerzijds de Patriotten en de Orangisten als hun tegenpolen. Wel vond er vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw een opbloei plaats van de landbouw waarvan het platteland profiteerde. Vanaf 1792 werd Nederland belaagd door de Fransen die in 1795 ons land bezetten; de Franse Tijd (1795-1813) brak aan. In 1806 werd het Koninkrijk Holland gesticht met Lodewijk Napoleon als koning, maar in 1810 werd ons land alsnog bij Frankrijk ingelijfd. Vooral dit laatste had nogal wat gevolgen voor het lokale bestuur onder meer ook voor de registratie van doop, trouw en begraven.

Begraafplaatsen in Dussen

Eind 18de -, begin 19de eeuw was er in de gehele gemeente Dussen (dus inclusief Mariapolder of Hank) slechts één begraafplaats. Deze was gelegen in Dussen Binnen bij de voormalige rooms-katholieke kerk maar sinds 1609 geconfisqueert door de aanhangers van de nieuwe religie. Zie voor een beschrijving van de historie hiervan het artikel Vier eeuwen Hervormd Dussen, een samenvatting elders op deze website.

Toch bleef na de overname van hun kerk het katholieke geloof in Dussen bestaan. Vanaf 1711 beleden ze hun geloof in een "pastorie tevens kerk- en vergaderplaats buitendijks aan de Dussensche Sluis”. In 1757 bleek men echter te kerken in een “kerkehuijs binnendijks ten westen de Gantel en ten noorden den Dussendijk”. In 1759 werd een echte schuurkerk gebouwd, weer aan de Sluis en vermoedelijk op dezelfde plek als de pastorie van 1711. In 1792 werd dat nieuwe gebouw gecompleteerd met een pastorie; de oude pastorie werd afgebroken. Met de invoering van de vrijheid van godsdienst (in 1795) nam het aantal katholieken toe zodat in 1815 Dussen (inclusief Hank) 1046 katholieken en 644 hervormden telde. De kerk aan de Sluis werd daarom in 1826 nog eens aanzienlijk uitgebreid, hoewel een kerktoren vooralsnog ontbrak en er ook geen kerkhof was. Overleden katholieken werden gedurende deze periode nog in of bij de protestantse kerk in Dussen Binnen begraven.

In de Franse tijd (1795 tot 1813) werd door de Dussense katholieken: Jacobus Antonius Lensvelt, Cornelis van Dalen, Jan van Dinteren en Jan Kastelijn over de kerk in Dussen Binnen onderhandeld met de protestanten. De katholieken wilde geld zien, doch men kwam maar niet tot overeenstemming want er was eenvoudigweg geen geld. Pas in 1809 leek het tot een schikking te komen. De hervormden zouden 1.000 gulden neertellen, 500 contant en 500 in jaarlijkse termijnen. Daarbij zouden de katholieken afzien van verdere aanspraken op kerk en pastorie in het Binnen. Wel zouden ze nog steeds begraven mogen worden op het naastgelegen kerkhof.

Pas geruime tijd later, in 1872, werd door de gemeente Dussen een nieuwe en algemene begraafplaats aangelegd in de Zuid-Hollandse polder tussen de Oude Straat en Kalversteeg, in de buurt van de plek van de vroegere kerk van Munsterkerk. Het Laarhuisje dat ten prooi viel aan de ruilverkaveling herinnerde nog aan deze begraafplaats. Of de begraafplaats ook daadwerkelijk werd gebruikt is zeer de vraag. In het voorjaar van 1892 besloot het gemeentebesuur namelijk om de 'Algemene Begraafplaats, die nog niet als zodanig diende, als bouwland voor 5 gulden per jaar te verpachten'.
Het katholieke deel van de bevolking van Dussen kreeg al eerder vanaf 1842 (maar waarschijnlijk al kort na de bouw van de kerk in 1826) de beschikking over een kerkhof aan de Sluis. Na de realisatie van een (nood)kerk in Hank in de herfst van 1863 en de bouw van de eerste kerk in 1865 aan de Nieuwesteeg later Kerkstraat genoemd, kregen de katholieken van Mariapolder er ook een eigen begraafplaats ten westen van - dus achter - de kerk.

Registers kerkrecht begraven

Het eerste register van ontvangst van het kerkrecht voor het begraven, periode 1770-1805, van de Nederduits Gereformeerde Gemeente Dussen, archiefnummer 0031, inventarisnummer Dussen07, beschrijft in 146 paginas - waarvan 119 paginas met aktes en 27 paginas voor de alfabetische index - in totaal 1251 begraafaktes. Het register eindigt (ultimo 1805) met de stichting van het Koninkrijk Holland in 1806.
Het aansluitende tweede register over de periode 1806-1810, archiefnummer 0031, inventarisnummer Dussen08, bevat 14 paginas (9 p. aktes en 5 p. index) met in totaal 161 begraafaktes. Dit register werd bijgehouden tijdens het kortstondige bewind van koning Lodewijk Napoleon en bevat uitsluitend een opsomming van de begraven personen. Ontvangen bedragen aan kerkrecht, aantal keren dat er geluid werd voor de overledenen en andere details, ontbreken. Achterin beide registers bevindt zich een alfabetische index van de begraven volwassen personen.

Het eerste 'Register van de geen die overleden sijn in de Heerlijkheeden Dussen Munster en Muijlkerk' werd bijgehouden door de koster van de Nederduits Gereformeerde Gemeente van Dussen, Pieter Hagoort. Hij was van beroep schoolmeester van de enige school die Dussen in die tijd kende, gevestigd naast de kerk in Dussen Binnen. Daarnaast fungeerde hij ook als belastinggaarder. Hij was getrouwd met Antonetta Rombout.
Na het overlijden van Pieter Hagoort in 1782 werden beiden registers bijgehouden door zijn zoon Jacobus Hagoort die hem ook als koster en schoolmeester was opgevolgd. Vader Pieter heeft duidelijk meer eer gelegd in het bijhouden van het register dan zijn zoon Jacobus. Het handschrift van Jacobus is slordiger en zijn registratie bevat ook minder detailgegevens dan onder Pieter Hagoort gebruikelijk was. Na verloop van tijd werd de registratie door Jacobus overigens wel wat zorgvuldiger.

Het register begint met de aantekening: NB: Het tractement vant horlogie verschijnt primo Januarij tot ƒ 15.0.0 sjaars. Voort ophoogen van de ingevallen graften in de kerk en stoffen en vegen jaars ƒ 5.0.0 In het tweede register is aan deze zelfde tekst nog toegevoegd: Extra ordinair t vuur in de Stooven voor de Regeering ƒ 16.14.0
Bij de aanvang van het eerste register, in december 1770, was Dingeman Tammerus als kerkmeester aangesteld. Gedurende de beschreven periode werd het ambt achtereenvolgens bekleed door de volgende personen: 1770 Dingeman Tammerus, 1772 Eijmert van Dalen, 1774 Gerrit de Rooij, 1777 Peeter Heijstek, 1779 Gerrit de Rooij, 1780 Cornelis van der Wal, 1782 Matthijs Boom, 1784 Abraham van der Beek, 1787 Jacob Rombout, 1790 Wouter Hagoort, 1792 Arnoldus Heijmans en tenslotte vanaf 1799 tot eind 1805 Dionysius Middelkoop. Gedurende de looptijd van het tweede register was in 1806 Dionysius Middelkoop en in 1810 Jan Rombout kerkmeester.

Begrafenisritueel

Aanvankelijk waren er drie doodskleden in gebruik: het beste kleed voor ƒ 2.0.0, het middelste kleed voor ƒ 1.10.0 en het eenvoudigste kleed voor ƒ 0.12.0. Bij de begrafenis van Willem Berm op 7 januari 1773 bleek zelfs het bedrag van 12 stuivers nog te hoog want koster Hagoort tekende in het register aan dat 'maar 6 stuivers werd ontfangen'. Vanaf medio 1774 werd er een vierde kleed geïntroduceerd. De tarieven werden toen voor kleed 1 tot 4 respectievelijk: ƒ 3.0.0., ƒ 2.0.0., ƒ 1.0.0., ƒ 0.12.0. Iemand die van den armen begraven werd betaalde niets. Ook kinderen werden doorgaans gratis begraven. Voor het begraven in het kerkgebouw behoefde in eerste instantie niet extra betaald te worden. Vanaf 17?? werd hiervoor een extra kerkrecht in rekening gebracht van ƒ 6.0.0.
Omdat alleen in het eerste register het ontvangen kerkrecht werd aangetekend, hebben we slechts inzicht over de periode 1770-1805; in totaal werd omstreeks 1334 gulden ontvangen. Omdat voor kinderen en armen niet betaald werd, is dat een gemiddeld kerkrecht van ruim 2 gulden per volwassen persoon. Het ontvangen bedrag aan kerkrecht werd op gezette tijden door de koster overgedragen aan de dienstdoende kerkmeester, meestal aan het einde van de ambtstermijn van de kerkmeester.

Gemiddeld genomen werd 'drie maal geluijt' voor de overledene. Maar dat luiden van de klokken verschilde nogal eens. Zo waren er ter aarde bestellingen waarvoor zelfs acht - of negen maal geluid werd. Vanaf het moment dat Jacob Hagoort het begraafregister ging bijhouden, werd het aantal keren dat er geluid werd niet langer geregistreerd.

Kindersterfte

Opvallend is het grote aantal kinderen dat begraven werd. De kindersterfte en dan met name van zuigelingen gedurende hun eerste levensjaar, lag door allerlei oorzaken erg hoog. Ook in het begraafregister van Dussen is dat evident, al ontbreken gegevens over hun leeftijd bij hun overlijden. Het totaal aantal begraafaktes in beide registers bedraagt 1412. Volgens de alfabetische index van begraven volwassen personen achterin de beide registers is dit aantal 663 respectievelijk 110. Dit betekent dat er maar liefst 639 kinderen begraven werden. Dit is 45% van het totaal aantal begraven personen in de Gemeente Dussen in de periode december 1770 tot ultimo 1810 (40 jaar), ongeacht hun religie (r.k., protestant, anders).
Dit percentage wordt gestaafd door een deeltelling. Gedurende de eerste vier jaren beschreven in het eerste register (november 1770 tot december 1774) werden in totaal 164 begraafaktes geregistreerd. Hiervan was 43 procent (72) kinderen en 57 procent (92) volwassenen. Van deze laatste groep werden 14 personen 'van den armen' begraven.

Naamsverandering door andere schrijfwijze

Een van de oorzaken van de verandering in de schrijfwijze van familienamen zijn deze begraafregisters. Koster Pieter Hagoort en ook zijn zoon koster Jacobus Hagoort hanteerden de foenetische spelling bij het optekenen van namen. Met andere woorden zij schreven de naam op zoals hij werd uitgesproken. Een C werd veelal vervangen door een K, ck of q werd eveneens k, ph werd een f, gh werd g, th werd t en soms werd een i vervangen door een e. Voorbeelden van veranderende schrijfwijzes van namen zijn: Clijberg werd Kleijberg, Bocxel werd Boxel, Pellikaan werd Pellekaan, Loij werd Looij, Van der Vloedt werd Van der Vloet, Eelant werd Elant, Aerts werd Aarts, Camp werd Kamp, etc. Ook latijnse invloeden in de oorspronkelijke namen van rooms-katholieke overledenen werden weggelaten of gewijzigd. Dit laatste vooral bij voornamen. Zo werd Gerardus vervangen door Gerrit, Everardus door Evert, Sijken door Seijke, Walther door Wouter, Matthias door Matthijs, Johanna door Jenneke, Gertrudis door Geertruij. De beide kosters maakten ook wat minder gebruik van patroniemen. De indruk bestaat dat zij dit fenomeen alleen bezigden wanneer dit ter onderscheid van een gelijkluidende naam noodzakelijk was. Maar ook verschrijvingen kwamen voor waarbij bijvoorbeeld Van Tilburg werd veranderd in Van Tilborg.

In de kerk begraven

Een aantal personen werd binnen de muren van het kerkgebouw begraven, waarbij men zelfs op een speciale plek een laatste rustplaats kon krijgen, bijvoorbeeld 'int choor'. Onduidelijk is wat destijds de criteria waren om in het kerkgebouw begraven te mogen worden. Het had kennelijk geen financiële reden want er stond geen extra vergoeding tegenover.
De geloofsovertuiging speelde blijkbaar ook geen rol, integendeel zelfs. Als bewijs van de bestaande tolerantie tussen de verschillende geloofsovertuigingen mag dienen dat de rooms-katholieke pastoors: Hendrikus Coolen op 4 Augustus 1760 en op 12 oktober 1793 de Weleerwaarde Heer Pieter van den Broek, in leven Rooms pastoor alhier te Dussen, in 't choor, in den kelder werden bijgezet. Dient voor memorie, dat, als men aan de oostzijde van den kelder een opening maakt, men voortaan nog een kist in de kelder kan zetten zonder den zerk, vermits de swaere en groote af te wenden. Het was dus met name afkomst dat maatgevend was. Vooral notabelen uit het dorp of hun vrouw en kinderen kregen een graf in de kerk. Zo werd Frans de Gast op 27-12-1771 'int choor' van de kerk begraven en werd er zes keer geluid; Frans was schepen van Muijlkerk. Jacobus Stael, weduwnaar van Petronella van Honsewijk en stamvader van de Gansoijense Stael-tak, werd op 22-10-1772 in de kerk begraven en ook voor hem werd er zes keer geluid. Zowel het geslacht Stael als Van Honsewijk genoot aanzien als bestuurdersgeslacht in Dussen. Acht dagen later vond Mighiel van Dijk, in leven borgemeester [inner van belastingen e.d.] van Dussen Munsterkerk eveneens in de kerk van Muilkerk zijn laatste rustplaats; voor hem werd zelfs acht keer geluid. Beiden waren katholiek en betaalden het voor die tijd gangbare tarief van 2 guldens voor 't beste kleet. De protestantse secretaris van Munsterkerk, Jacobus Middelkoop, werd in 1773 in het koor van de kerk begraven, waarbij er negen keer werd geluid. Een identiek aantal keren werd er ook geluid bij het overlijden van Wouter Rombout, president-schepen van Munsterkerk, die in de kerk ten ruste gelegd werd. Daniel Kint, weduwnaar van Heijtje Stael en schepen van Dussen Muijlkerk, moest het met acht maal luiden doen maar werd ook in de kerk begraven waarbij zijn kist was toegedekt met kleed nummer 2 à raison van ƒ 2.0.0. Enkele weken later werd Geertrui Schippers met doodskleed nummer 1 voor drie gulden eveneens in de kerk begraven en werd er zeven maal geluid. Kerkmeester Dingeman Tammerus, tevens borgemeester [belastinggaarder] van Dussen Muijlkerk werd in december 1774 in de kerk begraven (negen keer geluid) tegen een vergoeding van 3 gulden voor het beste doodskleed nummer 1.
Het voert te ver om hier alle personen te vermelden die in de kerk begraven werden. Zie voor een meer uitgebreide opsomming van in het kerkgebouw begraven personen de publicatie van Hendrik Donkersloot Geschiedenis van Dussen en zijn Kasteel, p.56-57.

Watersnood van 1775

Het jaar 1775 kenmerkte zich door enorme wateroverlast. In februari werden de inwoners van het Land van Heusden en Altena getroffen door een overstroming als gevolg van 'ijsopkropping' in de Maas. Nog maar nauwelijks bekomen van deze ramp was het in de streek in november 1757 opnieuw raak. Door een zware stormwind werd het water in het Bergsche Veld (Biesbosch) zo hoog opgestuwd dat de Buitendijk onder Hank en later ook de Kornsedijk overstroomden. Acht huizen werden weggespoeld, zeventien woningen waren onbruikbaar geworden en zo'n dertig huizen en schuren werden zwaar beschadigd. Vijf mensen vonden de verdrinkingsdood: een gezin van vier personen en een meisje van veertien jaar. Zie voor meer informatie het artikel Watersnood van 1775 en 1776 elders op deze website.

De gevolgen van het watersnooddrama van November 1775 zijn ook terug te vinden in het begraafboek van Muilkerk. Het gezin van Jan Aarts en Maria de Bot en hun twee kinderen alsmede de 14-jarige Geertruij Weijtvliet behoorden tot de slachtoffers. Ze werden alle vijf op het kerkhof van Muilkerk (in Dussen Binnen) begraven. Dat de kerkelijke commercie destijds hardvochtige trekjes kende werd nog maar eens benadrukt door de aantekening in het begraafboek dat ze 'van den armen begraven' werden zodat er voor hen dan ook niet geluid werd, noch dat hun kist was toegedekt met een doodskleed. Kennelijk werden de slachtoffers over enkele dagen gemeten geborgen want hun begrafenis vond verspreid plaats over drie dagen, 17-18 en 19 november 1775.

Hoewel er doorgaans alleen personen uit de gemeente begraven werden met bekend in de oren klinkende voornamen, bevestigen ook hier uitzonderingen de regel. Op 2 september 1777 werd Elisabet van Doodleggende begraven, een kind van Govert van Doodleggende. Een totaal onbekende familienaam in Dussen. Dat geldt ook voor de geslachtsnaam Billekens waarvan een paar kinderen begraven werden. Ook de in het begraafboek opgetekende geslachtsnaam Van Betlehem mag als redelijk uniek worden aangemerkt.

Franse militairen

Op 1 februari 1793 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Engeland en de Republiek. Op 25 februari 1793 arriveerden Franse soldaten in het aan de overkant van de Oude Maas gelegen 's-Grevelduin-Capelle en de volgende dag namen zij vanuit Raamsdonksveer de vesting Geertruidenberg onder vuur. Na een kortstondige bezetting werd - na de nederlaag van het Franse leger bij Neerwinden in België - de stad echter weer verlaten. Niettemin had de bevolking van de omliggende dorpen behoorlijk schade geleden tijdens de belegering en bezetting, terwijl de met de Fransen meegekomen uitgeweken Nederlandse patriotten een ware terreur hadden uitgeoefend. Bij de oorlogshandelingen vielen er ook slachtoffers aan franse zijde. Op 5 maart 1793 werden twee franse militairen op de begraafplaats van Muilkerk in Dussen Binnen ter aarde besteld. Het betrof een Officier van het 7de Regiment van de Huzaren, Delma genaamd en een Wagtmeester van de Jagers van het Legioen van het Noorden met de naam Siherm. De oorzaak van hun overlijden en hoe zij in Dussen verzeild raakten is niet bekend. Zie voor meer informatie over de Franse tijd het artikel Revolutie en Franse tijd in Dussen, 1780-1795 elders op deze website.

Soms werden bepaalde uitgaven door de koster voldaan uit de opbrengsten van het begraven en ook aangetekend in het begraafregister. In oktober 1797 maakte Jacobus Hagoort de volgende aantekening: '2 dagen rond gegaan bij de Gereformeerden hoofde des huijsgezins ten eijnden een request te teekenen wegens de kerken goederen. wat komt mij daar voor ƒ 5.-.-.' 'Op 22do Expres den kerkeraad gecitteerd en wel in de Polder, wegens voorn. request ƒ 1.4.-.' 'Nog den 27 en 28do met het request rond geweest ƒ 5.-.-.' 'Nog eens na den hil en enige andere met voorn. request 3 dagen ƒ 3.12.-.

Na het overlijden van Dirk Wijnen op 3 maart 1802 noteerde koster Jacobus Hagoort in het begraafregister 'N.B. Denken aan het schoonhouden Torenspt. van de kerkpat 't geen Dirk Wijnen altoos heeft gedaan ingegaan 1 mei 1802'

Voetreis naar Waalwijk

Op 13 juli 1801 werd door Peeter Hagoort - een zoon van Jacobus de schoolmeester en koster - een Expresse gehaald in Waalwijk bij een zekere Vermeulen. Tevens bracht hij laken mee voor het doodskleed. Aan vertering werd uitgegeven ƒ 0.15.0.
Anderhalf jaar later, op 29 januari 1803, werd bij diezelfde Vermeulen een doodskleed gehaald voor de prijs van 1 gulden. Aan Antonij van der Kolk werd vervolgens ƒ 1.4.0 betaald voor het vermaken en aan Betje Eland eenzelfde bedrag ter hand gesteld met de opmerking 'aan doodskleed verdiend'
Dat moet een flinke reis geweest zijn voor Peeter de 21-jarige zoon van Jacobus Hagoort. Omdat er geen reisgeld in rekening gebracht werd, is hij waarschijnlijk te voet naar Waalwijk gegaan, een tocht van al gauw zo'n drie uur gaans. Te voet door de Diebracht en over de Rommegatschedijk stuitte hij weldra op de Scheisloot waar hij zich liet overzetten; het recht van overgang over deze veersloot was in 1699 verworven door Gerrit Sijmenszoon Lensvelt. Vandaar ging hij naar het Capelsche Pontveer over het Oude Maasje. Aan de overkant vervolgde hij zijn tocht door Neder-Veen langs de Capelsche Haven over de Veerweg. Deze weg sloot destijds nog bij de kerk van Capelle aan op de winterdijk van Waspik naar Besoyen. Maar hij kan ook een stukje over de Oude Straat gewandeld hebben om pas bij Schrevelduin over de winterdijk zijn tocht vervolgd te hebben. In het verlengde van genoemde winterdijk lag de uit de 16de eeuw daterende 'steenwech tussen Besoyen en Baardwijk' (thans Grotestraat) van Waalwijk ook wel 's Heeren Straete genoemd. Een unieke weg voor die tijd die door de reizende maar kritische dominee Hanewinkel in 1799 als 'iets bijzonders in een Majorijsch dorp' werd omschreven. Voor een maaltijd met een pot bier onderweg en waarschijnlijk ook wat veergeld werd 15 stuivers in rekening gebracht.

Ambtshalve correctie in 1826

Met de stichting van het koninkrijk Holland veranderde er kennelijk ook het een en ander in de registratie van dopen, trouwen en begraven. Er werd althans door de koster gestart met een compleet nieuw register dat qua registratie beperkter van inhoud was. Toen na de inlijving van Nederland bij het Franse rijk in 1811 de Burgelijke Stand werd ingevoerd, werden de historische kerkelijke DTB-registers onderdeel van de nieuwe gemeentelijke administratie. Zodoende kon het voorkomen dat er door de bevoegde ambtenaar correcties werden aangebracht in de kerkelijke registers. In het tweede begraafregister over de periode 1806-1810 werd zestien jaar na dato een ambtshalve correctie aangetekend door de destijds bevoegde amtenaar van de Burgelijke Stand in Dussen, burgemeester P.J. Stael. Het betrof een wijziging van een familienaam. Onderstaand de tekst die door de burgemeester in 1826 in de kantlijn van het betreffende begraafregister werd opgeschreven.
'Krachtens een vonnis van de rechtbank van Eersten aanleg zitting houdende sBosch in dato 2 mei 1826 behoorlijk geregistreerd is onverminderd het regt van der dins daarbij niet geroepen gelast dat de in nevenstaande aantekening voorkomende familie naam van Van Duppe zal veranderd worden in die van Van Kessel inde register van overlijden voor het jaar 1826. Dussen den 12 Mei 1826. De Burgemeester ambtenaar van den Burgelijke Stand van Gemeente Dussen. P.J. Stael [handtekening].

De laatste overlijdensakte die in de registers werd ingeschreven is toevalligerwijze een Lensvelt, namelijk Gerrit Lensvelt begraven op 29 december 1810 zijnde een kind van Gerrit Lensvelt. Met ingang van het nieuwe jaar 1811 werd de DTB-registratie voortaan uitgevoerd door de publieke overheid in de registers van de Burgelijke Stand.

Begraafboek van de gaarder 1790-1804

Van Muilkerk zijn vijftien losse bladen van de zogenaamde ‘gaarder’ bewaard gebleven. De gaarder was in de provincie Holland de beambte die was belast met het innen van de belasting of impost op het trouwen en begraven. Normaliter was de gaarder de gemeentesecretaris maar in Muilkerk was deze taak toebedeeld aan schoolmeester en koster Jacobus Hagoort als substituut-secretaris. Deze belasting bestond tussen 1695 en 1805. Dussen maakte destijds deel uit van het gewest Holland.
Overledenen werden bij de aangifte van het overlijden in verschillende klassen ingedeeld. In Muilkerk werden in de vijftien losse bladen de navolgende klassen gehanteerd: onvermogende (prodeo acte), drie gulden, zes gulden en vijftien gulden. Indien de overledene altijd ongehuwd was gebleven, dan werd dit 'voorz Regt' [impost of belasting] verdubbeld. De belastingopbrengst was bestemd voor het Rijk en kwam dus niet ten goede aan de middelen van de Gereformeerde Gemeente.

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl