Heffing 40ste Penning (2½ % over getaxeerde waarde) in Dussen Muilkerk en Munsterkerk in het jaar 1801

Toelichting

De 40e penning was de voorloper van de moderne overdrachtsbelasting. De naam van de belasting is voluit: de 40e penning op de transporten van onroerend goed. De belasting werd oorspronkelijk door de Staten van Holland ingesteld vanwege de hoge kosten van de oorlog tegen Spanje. Maar vanaf 1599 bestaat er ook een belasting op de vererving van boedels: de belasting op de ‘successie’. Wanneer zo’n boedel via de zijlinie vererfde, dan werd de overledene een collateraal subject genoemd. De 40 e penning en de collaterale heffing zijn belangrijke bronnen voor onderzoek naar de bezittingen van voorouders. De belasting op vererfde boedels ook wel: de belasting op de ‘successie’ of erfenis oftewel ‘successierecht’ was tot en met 1806 een gewestelijke belasting, vanaf 1807 was het een rijksbelasting. De successierechten werden tijdens de Republiek geïnd door de ontvangers van de collaterale successie. Hun rekeningen werden gecontroleerd door de Rekenkamer. Exemplaren van de rekening en de bijbehorende bijlagen zijn in het archief van de Rekenkamer bewaard gebleven. Belastingplichtig waren diegenen die zijdelings verwant waren aan de erflater én onroerende goederen bij of zonder testament erfden. Ook verervingen aan niet-familieleden werden belast. Onder ‘onroerende goederen’ vallen: huizen, grond, lenen en eigen ambachten, tienden, molens, schepen, erfpachten, erfcijnsen, los- en lijfrenten, paaibrieven en jaarpenningbrieven. De belasting werd geheven over de zuivere waarde van de nalatenschap. De goederen werden getaxeerd door het gerecht van de plaats waaronder de boedel gelegen was. Van de waarde van de nalatenschap werden de (hypothecaire) schulden waarmee de boedel was belast, afgetrokken. Vrijgesteld van deze belasting waren: de godshuizen en de ‘armen van de aalmoezen levende’ echtparen met kinderen, die elkaar bij lijftocht (levenslang vruchtgebruik) hun goederen hadden vermaakt. Ook waren er constructies waarbij vader of moeder testamentair bij overlijden van de partner boedelhouder waren gemaakt om de goederen te beheren totdat de kinderen meerderjarig waren. Indien één van de kinderen stierf voordat hij in het bezit van die goederen kwam, ging zijn erfdeel over op de broers en zussen. Bij zulke verervingen hoefden zij aanvankelijk niet te betalen, maar dat veranderde in 1625. Erfenissen moesten binnen 3 weken aangegeven worden op de secretarie van de plaats waar de erflater was overleden of het laatst gewoond had. Deze aangiftetermijn werd meerdere malen gewijzigd; naar 6 weken in 1616, één jaar in 1641, en naar 3 maanden in 1723. Een erfenis buiten Zeeland moest binnen 6 maanden bekend gemaakt zijn. Wie dit niet deed, was het dubbele bedrag aan belasting verschuldigd. De goederen mochten pas aanvaard worden als een betalingsbewijs van de 40e penning overlegd kon worden. Gebeurde dit niet dan kreeg men een boete van 200 ponden Vlaams en moest men de dubbele impost betalen. De secretarissen moesten van de aangifte en de taxatie van de goederen een register bijhouden en een authentiek extract daarvan afgeven aan de collecteurs. heffing conform het Placaat van de voormalige Staaten van Holland, van den 29e Junij, en 27e September 1743 B. INVENTARIS DER REKENINGEN B.1 GEMEENELANDSREKENINGEN B.1.2 TIJDENS HET STELSEL VAN FISCALE ORGANISATIE VAN HOLLAND NA DEN OPSTAND B.1.2.2 ONTVANGERS-PARTICULIER DER GEMEENE MIDDELEN IN DE ONDER HEM ONMIDDELLIJK RESSORTEERENDE KWARTIEREN VAN HOLLANDS ZUIDERKWARTIER MET HUN PLAATSELIJKE GAARDERS Voor den omvang der kwartieren tegen het einde der 18e eeuw lette men op de ambtsgebieden der hun toegevoegde plaatselijke gaarders. Met het oog op de afscheiding van enkele ontvangerschappen-particulier van het eind der 16e tot de 18e eeuw zijn de jaren van hun ontstaan bijgevoegd, waarmede is aangegeven het gebied, waarover de rekening van den ontvanger-particulier over een bepaald jaar loopt. De z.g.n. "buitenrekeningen" van het kwartier zijn door de administratie van een nummer voorzien, dat ook in dezen inventaris de volgorde aangeeft. De rekeningen van het centrale deel - soms deelen - van het kwartier dragen dat volgnummer niet. h GORINCHEM EN KWARTIER Gevestigd in 1596 door verkleining van het kwartier Dordrecht. Plaatselijke gaarders 8 Dussen, Munsterkerk 2277-2283 Rekeningen van Dionisius Middelkoop, secretaris, van de ontvangst van den impost op de collaterale successie, de boeten op de ongefundeerde processen, den impost op den verkoop van onroerende goederen, rentebrieven en schepen, op trouwen en begraven en de familieadvertenties, het ambtgeld en den impost op de venduen, 1801-1805 5 katerns en 2 bladen 2277 1801 2278 1802 2279 1803 2280 1804 2281 1805 2282 1805, 1e supplement 2283 1805, 2e supplement

Transcriptie jaar 1801
Heffing 40ste Penning in Dussen Munsterkerk in 1801 door Dionisius Middelkoop. 12 Dussen, Muilkerk 2303-2308 Rekeningen van Jacobus Hagoort, secretaris, van de ontvangst van den impost op de collaterale successie, de boeten op de ongefundeerde processen, den impost op den verkoop van onroerende goederen, rentebrieven en schepen, op trouwen en begraven en de familieadvertenties, het ambtgeld en den impost op de venduen, 1801-1805 5 katerns en 1 blad 2303 1801 2304 1802 2305 1803 2306 1804 2307 1805 2308 1805, supplement

Transcriptie jaar 1801
Heffing 40ste Penning in Dussen Muilkerk in 1801 door Jacobus Hagoort.

Rekest op de ontwerptekst van de grondwet, ondertekent door gereformeerden uit Muilkerk en Munsterkerk op 14-10-1797 en volgende dagen

Archieven:

De Rekenkamer ter Auditie, opgericht in 1582, was belast met de controle van de gemenelandsmiddelen, onder toezicht van Gecommitteerde Raden van het Noorder- en Zuiderkwartier, welke colleges de dagelijkse leiding hadden over de financiën van Holland. Bovendien kreeg het college na de opheffing van de Rekenkamer der Domeinen in 1728 ook de afhoring van de domeinrekeningen als taak. Het archief bevat, naast resoluties en adviezen van de kamer aan Gecommitteerde Raden, voornamelijk rekeningen. Die betreffende de gemenelandsmiddelen zijn onder meer afkomstig van de ontvanger-generaal van Holland, de kwartierontvangers in het Noorder- en Zuiderkwartier, de ontvangers van specifieke middelen zoals van de bakengelden, van de posterijen, van 's-lands magazijnen van oorlog, en van de geconfisqueerde geestelijke goederen. De tweede groep, de domeinrekeningen (vanaf 1728) bevatten onder meer rekeningen van de rentmeesters der domeinen en de ontvangers van tolgelden.

Bronnen:

Nationaal Archief Den Haag - Toegang 3.01.28 Inventaris van het archief der Rekenkamer ter Auditie van de Gemeenelandsrekeningen en de opvolgende colleges, (1518) 1572-1805 (1811). Inventarisnummer: 2277 Dussen Munsterkerk en 2303 Dussen Muilkerk
Bestandsnaam: NL-HaNA_2.01.01.01_854_0405
Canonical-URL Canonical-URL

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl