De kadastrale vastlegging van 1820

De agrarisch-ambachtelijke situatie van Dussen volgens de kadastrale bescheiden van omstreeks 1820

De oudste kadastrale documenten zijn een rijke bron voor de kennis van onze dorpen en steden, zoals deze er in het begin van de negentiende eeuw uitzagen. We leren de gedaante van onze woonplaats kennen, zoals deze was, voordat de grote veranderingen, veroorzaakt door de technische revolutie van de latere negentiende eeuw, plaats vonden. Dit betekent, dat we het eindstadium voor ons zien van de ontwikkeling, die het dorp onderging tijdens de lange agrarisch-ambachtelijke periode. In dit beeld worden, veel duidelijker dan in de huidige dorpsplattegrond, de littekens zichtbaar, die ons een idee geven van nog oudere vormen, die ons dorp heeft gehad, misschien zelfs van de vormen, waarmee de hele ontwikkeling begon. Daarom is de situatie van 1820 veel belangrijker dan de momentopname op zich zelf.

Het kadaster is opgezet als grondslag voor een rechtvaardige heffing van de grondbelasting. De in de 18e eeuw gebezigde methoden voldeden geenszins, zodat reeds op het eind van die eeuw om vernieuwing werd gevraagd. De kadastrale methode is in Frankrijk ontwikkeld en hier ingevoerd in 1811. Aanvankelijk wilde de realisatie niet goed vlotten, maar na 1825 heeft men doorgezet en in 1832 was het enorme werk gereed. Volgens de beschikbare stukken van Dussen zouden de opmetingen van de gemeente door landmeter van P. van Driel uit Mierlo in 1820 hebben plaatsgevonden. Een geweldig werk, want men wilde zich niet meer, zoals vroeger, tevreden stellen met benaderde oppervlakte en grondgebruik als criteria voor de belastingheffing, maar wenste bovendien een kwalificatie van de gronden, een volledig vastleggen van de eigendom, van ligging, grootte en vorm der percelen, daaraan ten grondslag te leggen.

Men begon met de opmeting van het terrein. Dit geschiedde per gemeente. Meestal uitgaande van de dorpstoren werd een driehoeksnet van in het oog lopende punten ingemeten. Ook al door het ontbreken van een kerktoren werd in Dussen de kort daarvoor gereedgekomen en centraal in de gemeente gelegen nieuwe rijksweg vanaf Keizersveer tot het Sleeuwijkse veer (Keizer Napoleonweg) als startpunt voor het net van driehoeksmeting genomen. De gebruikte bakens hiervoor werden op de kaart ingetekend als een rondje met een punt in het midden en de vermelding van een letter van het alfabet te beginnen met de letter A. Daarna volgde de vaststelling en kartering van de gemeentegrens. Tijdens een wandeling langs de gemeentegrens lichtte de burgemeester de landmeter in over de grensafbakening, grensgeschillen, e.d. Van deze excursie werd een proces verbaal opgemaakt, waarin de grens uitvoerig wordt beschreven. Men leest er van grenskeien, grenswallen en allerlei andere zaken. Met behulp van aan dit stuk ontleende gegevens, kan men de onderdelen van de oude grensafbakening terugvinden. Helaas blijkt het procesverbaal van de grensafbakening van de gemeente Dussen niet meer in het Rijksarchief in 's-Hertogenbosch voorhanden. Daarna begon de landmeter perceel na perceel, huis na huis in te meten en te karteren. De gemeente werd daarbij, vaak volgens natuurlijke grenzen (een water b.v.), in secties verdeeld. Elke sectie werd met een hoofdletter aangeduid en kreeg een naam. De vaststelling van de sectiegrenzen sloot soms aan bij de traditie of bij de buurtindelingen. Het gemeentebestuur en de plaatselijke deskundigen (de aanwijzers) hadden er een stem in. Elk perceel werd genummerd. De nummering geschiedde in de volgorde, die ontstond door de gang van de landmeter door het terrein. Deze gang door het terrein kan men op de kaart terug vinden als een slingerende lijn van perceel tot perceel. Door dit lijntje te volgen is het zoeken van een nummer in de schijnbare chaos van nummers op de kaart niet moeilijk. Door de nummering werd het mogelijk een perceel kort en heel precies aan te duiden, b.v. sectie A 299. Helaas heeft men de oude namen van de percelen niet genoteerd. We treffen op de kadasterkaarten slechts verzamelnamen voor grote complexen aan. Het laatste nummer van een sectie werd onderstreept en van de aanduiding "laatste" of "einde" voorzien. Want in elke sectie begint de nummering opnieuw.

Het aantal secties per kadastrale gemeente is natuurlijk afhankelijk van de grootte van de gemeente. Ook kunnen de secties in omvang verschillen. Een grote sectie kon niet in één tekening worden afgebeeld, de tekening werd dan verdeeld over een aantal bladen. Deze worden dan aangeduid als b.v. sectie A blad 3. Bestaat de sectie uit één blad, dan ziet men in de bladtitel sectie C, enig blad. De perceelsnummering loopt van blad 1 door naar blad 2, daar, zoals reeds gezegd, de nummering per sectie geschiedde.
De landmeter tekende zijn kaart meestal op schaal 1 : 2500 (d.w.z. 1 cm op de kaart is 25 meter in de werkelijkheid). In gesloten dorpskommen of bij stedelijke bebouwing werd wel op schaal 1 : 1250 getekend. Terreinen, die vrijwel niet verkaveld waren (b.v. heidevelden) tekende men soms op schaal 1 : 5000. De nèt-kaarten, de z.g. minuutplans, werden opgenomen in het archief van het kadasterkantoor. Latere wijzigingen werden niet op de oorspronkelijke minuutplans aangebracht, dit geschiedde op copiën en hulpkaarten. De minuutplans van 1820 die bij wet in 1832 definitief werden gemaakt geven dus de toestand in het jaar van opname ongerept weer. Op deze minuutplans zien we de perceelsgrenzen in zwarte lijnen. Wat men als kadastraal perceel beschouwde zullen we met een voorbeeld verduidelijken. Het is namelijk belangrijk te weten, wat de kaart ons mededeelt en wat niet.

Van een een blok van 6 percelen behoren de percelen 1 tot en met 5 aan één eigenaar, perceel 6 aan een ander. Perceel 1, een weiland en perceel 2, een akker, worden op grond van het verschil in bodemgebruik als afzonderlijke percelen ingetekend. Ook perceel 3 is een weiland en wordt daarom, evenals de akker 4, een kadastraal perceel. Perceel 5, ook een akker, wordt door de eigenaar in drie stroken a, b en c verdeeld gebruikt, stroken die aansluiten bij de percelering bij 1, 2 en 3. Hij beschouwt die stroken als aparte akkers en deze dragen zelfs verschillende traditionele namen. Op de kadasterkaart verschijnt dit complex echter als één perceel 5, omdat de drie onderdelen alle akkers zijn en aan één eigenaar behoren. Perceel 6 is ook een akker, die met de akkers van 5 één landschappelijk geheel vormt. Deze akker is echter weer een apart kadastraal perceel, omdat ze aan een andere eigenaar behoort. De minuutplans geven dus eigendomsgrenzen weer en mogen niet worden gelezen als topografische kaarten.

Soms ziet men over de percelen een gestippelde lijn lopen. Dit zijn paden of wegen, die, krachtens een omschreven recht van overpad, door de geburen mogen worden gebruikt. Op de minuutplans is op spaarzame wijze kleur aangebracht, b.v. de huizen in rood, de beken in blauw en de wegen in bruin. Ook de gemeente- en sectiegrenzen zijn ingekleurd. Tenslotte is het vierkantnet belangrijk. De vierkanten hebben een zijde van 10 cm, dit betekent op een kaart met schaal 1 : 2500 een werkelijke lengte van 250 m. Een situatiepijl geeft het noorden aan. Om practische redenen heeft men zich bij de minuutplans niet steeds gehouden aan de regel, dat het noorden aan de bovenkant van de kaart ligt. Met behulp van situatiepijl en vierkantnet kan men de bladen goed aan elkaar passen (vanzelfsprekend bij eenheid van schaal). Daar de kartering per gemeente geschiedde, levert de aansluiting van bladen van verschillende gemeenten wel eens moeilijkheden op.

Behalve de minuutplans werd nog een een overzichtskaart van de gemeente getekend. Deze heeft als schaal 1 : 10.000 en dient ter oriëntatie. Ze bevat de sectie- en bladgrenzen, alsmede de voornaamste wegen, beken en de huizen. Perceelsgrenzen staan er niet op. De toenmalige gemeente Dussen, waaronder begrepen Muilkerk, Munsterkerk en Mariapolder of Hank, werd verdeeld in een tiental secties: A - Steurgat, B - Bruine Kil, C - Oostkil (allen in de Biesbosch), D - Geffelkamp, E - Berkenhoeve, F - Peereboom, G - Stadhoudershoeve (het geheel omvattend de Nieuw Dussensche - of Zuidhollandsche Polder inclusief Hank), H -Zuideveld (Munsterkerk), I - Slotshoeve (Noordeveld), K - Eelhoeve (noordelijk van De Baan en samen met Slotshoeve Muilkerk vormend)

Op 21 oktober 1832 werd de onder supervisie van ir. L.J. Kuijk van het kadaster het in kaart brengen van de gemeente Dussen, dat al in de zomer van 1820 door landmeter P. van Driel uit Mierlo was uitgevoerd, wettelijk bekrachtigd. Onderverdeeld in genoemde tien secties werd de gehele gemeente opgemeten en in detailkaarten uitgewerkt. In de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels (OAT) werd aanvullende informatie per perceel beschreven. Tevens werden hierin de eigenaren opgetekend. In de digitale rondleiding nemen wij u mee door Munsterkerk en Muilkerk. De Zuidhollandsche Polder met Hank wordt voor een deel elders nader verklaard.

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl